01 Jezelf voorstellen / beleefd zijn
Vocabulaire 1
Bonjour
Goedendag
Bonsoir
Goedenavond
Merci
Dank je
S'il te plaît
Alsjeblieft
S'il vous plaît
Alstublieft
Excusez-moi
Excuseer me
Je suis désolé(e)
Het spijt me
Bonne nuit
Goedenacht
Au revoir
Tot ziens, daag
Mes amitiés à …
Groeten aan …
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Bekijk onderstaand filmpje over "jezelf voorstellen".
Dialoog
Bonjour!
Salut!
Ça va?
Ça va bien, merci! Et toi?
Ça va très bien, merci!
Comment tu t'appelles?
Je m'appelle Bertrand.
Et toi, comment tu t'appelles?
Je m'appelle Laure.
Enchanté!
Enchantée!
Tu as quel âge, Laure?
J'ai 13 ans. Et toi?
J'ai 12 ans.
Tu habites où Bertrand?
J'habite en France, à Paris.
Et toi, tu habites où?
J'habite en France aussi. À Nice.
Tu as un animal?
Oui, j'ai un chat.
Et toi, tu as un animal aussi?
Oui, j'ai un chien.
Tu parles quelles langues, Laure?
Je parle français et anglais.
Et toi?
Je parle français, allemand et un peu norvégien.
C'est chouette!!
Merci!
À bientôt, Bertrand.
Au revoir!
Vocabulaire 2
bonjour
goedendag
salut
hallo
Ça va?
Hoe gaat het?
Ça va bien.
Het gaat goed.
Et toi?
En met jou?
Comment tu t'appelles?
Hoe heet jij?
Je m'appelle …
Ik heet …
Enchanté.
Aangenaam.
l'âge
de leeftijd
Tu as quel âge?
Hoe oud ben jij?
J'ai … ans.
Ik ben … jaar.
Tu habites où?
Waar woon jij?
J'habite en France.
Ik woon in Frankrijk.
J'habite à Paris.
Ik woon in Parijs.
aussi
ook
Tu as un animal?
Heb jij een huisdier?
J'ai un chat.
Ik heb een kat.
J'ai un chien.
Ik heb een hond.
Tu parles quelles langues?
Welke talen spreek jij?
Je parle français.
Ik spreek Frans.
Je parle anglais.
Ik spreek Engels.
allemand
Duits
norvégien
Noors
C'est chouette!
Dat is leuk!
À bientôt.
Tot snel.
Opdracht 2 - Jezelf voorstellen / beleefd zijn
Maak samen met een klasgenoot zelf een dialoog over jullie twee. Presenteer deze in de klas.
02 Kleuren
De kleuren - Les couleurs
Vocabulaire 1
rouge
rood
jaune
geel
orange
oranje
rose
roze
bleu
blauw
vert
groen
noir
zwart
blanc
wit
gris
grijs
marron (brun)
bruin
violet
paars
beige
beige
* brun gebruik je als kleur en bij haren: Hij heeft bruin haar. Il a les cheveux brun.
* marron gebruik je bij ogen; Hij heeft bruine ogen. Il a les yeux marron.
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Spel 1 - Kleuren - Doolhof
Spel 2 - Kleuren - Woordpuzzel
Grammatica
In het Frans wordt een e toegevoegd aan het woord als het bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat.
La souris est gris > grise De muis is grijs.
La feuille est vert > verte Het blad is groen.
La mer est bleu > bleue De zee is blauw.
La voiture est noir > noire De auto is zwart.
Spelopdracht 1
Kleurenspel: Bingo des couleurs
We gaan bingo spelen met de kleuren i.p.v. met de getallen.
Wie heeft zijn kaart het eerste vol?!
03 Vormen
Vocabulaire 1
la forme
de vorm
le rond
het rondje
le rectangle
de rechthoek
l'étoile
de ster
le coeur
het hart
le carré
het vierkant
le croissant
de halve maan
le losange
de ruit
le triangle
de driehoek
Vocabulaire 2
la croix
het kruis
l'ovale
het ovaal
le cube
de kubus
le cercle
de cirkel
le cylindre
de cilinder
l'hexagon
de zeshoek
l'octogone
de achthoek
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 5 - Vormen
04 Getallen
Getallen 0 - 10
De cijfers 1 tot 10 - Les chiffres de 1 à 10
Vocabulaire 1
0
zéro
1
un, une
2
deux
3
trois
4
quatre
5
cinq
6
six
7
sept
8
huit
9
neuf
10
dix
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 3 - Getallen - Doolhof 1-10
Getallen 10 - 20
De getallen van 10 tot 20 - Les nombres de 10 à 20
Vocabulaire 2
10
dix
11
onze
12
douze
13
treize
14
quatorze
15
quinze
16
seize
17
dix-sept
18
dix-huit
19
dix-neuf
20
vingt
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 7 - Getallen - Doolhof 11-20
Getallen 0 - 100
Vocabulaire 3
0
zéro
51
cinquante et un
1
un, une
52
cinquante-deux
2
deux
53
cinquante-trois
3
trois
54
cinquante-quatre
4
quatre
55
cinquante-cinq
5
cinq
56
cinquante-six
6
six
57
cinquante-sept
7
sept
58
cinquante-huit
8
huit
59
cinquante-neuf
9
neuf
60
soixante
10
dix
61
soixante et un
11
onze
62
soixante-deux
12
douze
63
soixante-trois
13
treize
64
soixante-quatre
14
quatorze
65
soixante-cinq
15
quinze
66
soixante-six
16
seize
67
soixante-sept
17
dix-sept
68
soixante-huit
18
dix-huit
69
soixante-neuf
19
dix-neuf
70
soixante-dix
20
vingt
71
soixante et onze
21
vingt et un
72
soixante-douze
22
vingt-deux
73
soixante-treize
23
vingt-trois
74
soixante-quatorze
24
vingt-quatre
75
soixante-quinze
25
vingt-cinq
76
soixante-seize
26
vingt-six
77
soixante-dix-sept
27
vingt-sept
78
soixante-dix-huit
28
vingt-huit
79
soixante-dix-neuf
29
vingt-neuf
80
quatre-vingts
30
trente
81
quatre-vingt-un
31
trente et un
82
quatre-vingt-deux
32
trente-deux
83
quatre-vingt-trois
33
trente-trois
84
quatre-vingt-quatre
34
trente-quatre
85
quatre-vingt-cinq
35
trente-cinq
86
quatre-vingt-six
36
trente-six
87
quatre-vingt-sept
37
trente-sept
88
quatre-vingt-huit
38
trente-huit
89
quatre-vingt-neuf
39
trente-neuf
90
quatre-vingt-dix
40
quarante
91
quatre-vingt-onze
41
quarante et un
92
quatre-vingt-douze
42
quarante-deux
93
quatre-vingt-treize
43
quarante-trois
94
quatre-vingt-quatorze
44
quarante-quatre
95
quatre-vingt-quinze
45
quarante-cinq
96
quatre-vingt-seize
46
quarante-six
97
quatre-vingt-dix-sept
47
quarante-sept
98
quatre-vingt-dix-huit
48
quarante-huit
99
quatre-vingt-dix-neuf
49
quarante-neuf
100
cent
50
cinquante
200
deux cents
1000
mille
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 13 - Getallen - Doolhof 10-100
Opdracht 14 - Getallenspel Téléphone!
05 Rangtelwoorden
Vocabulaire 1
premier, première
eerste
deuxième
tweede
troisième
derde
quatrième
vierde
cinquième
vijfde
sixième
zesde
septième
zevende
huitième
achtste
neuvième
negende
dixième
tiende
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
06 Lichaam
De onderdelen van het gezicht - Les parties du visage
vocabulaire 1
le visage
het gezicht
la tête
het hoofd
le front
het voorhoofd
les oreilles
de oren
l'oreille
het oor
les joues
de wangen
les cheveux
het haar
les yeux
de ogen
l'oeil
het oog
les paupières
de oogleden
les sourcils
de wenkbrauwen
la bouche
de mond
le nez
de neus
les cils
de wimpers
le menton
de kin
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
De lichaamsdelen - Les parties du corps
vocabulaire 2
le corps
het lichaam
la tête
het hoofd
le cou
de hals
les épaules
de schouders
le bras
de arm
la main
de hand
le ventre
de buik
la jambe
het been
le pied
de voet
le tronc
de romp
le doigt
de vinger
le genou
de knie
le dos
de rug
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
vocabulaire 3
la peau
de huid
le dos
de rug
les os
de botten
Opdracht 5 - Lichaam - Memory
Memory Lichaamsdelen
Opdracht 6 - Lichaam - Spel
Spel
Link naar les "lichaam"
07 Landen
De landen van de wereld - Les pays du monde
Vocabulaire 1
la Belgique
België
la France
Frankrijk
les Pays-Bas
Nederland
l'Angleterre
Engeland
l'Irlande
Ierland
le Luxembourg
Luxemburg
l'Allemagne
Duitsland
la Suisse
Zwitserland
l'Autriche
Oostenrijk
l'Italie
Italië
la Roumanie
Roemenië
l'Espagne
Spanje
le Portugal
Portugal
l'Islande
IJsland
le Danemark
Denemarken
la Norvège
Noorwegen
la Suède
Zweden
la Finlande
Finland
l'Estonie
Estland
la Lettonie
Letland
la Lituanie
Litouwen
la Pologne
Polen
la République tchèque
Tjechië
la Slovaquie
Slowakije
la Russie
Rusland
la Bulgarie
Bulgarije
la Slovénie
Slovenië
la Croatie
Kroatië
la Serbie
Servië
l'Albanie
Albanië
La Grèce
Griekenland
la Hongrie
Hongarije
le Kenya
Kenia
la Chine
China
le Japon
Japan
le Mexique
Mexico
le Pérou
Peru
les États-Unis
De Verenigde Staten
le Canada
Canada
l'Indonésie
Indonesië
Les pays et les capitales De landen en hoofdsteden
la Belgique
Bruxelles
Brussel
la France
Paris
Parijs
les Pays-Bas
Amsterdam
Amsterdam
l'Angleterre
Londres
Londen
l'Irlande
Dublin
Dublin
le Luxembourg
Luxembourg
Luxemburg
l'Allemagne
Berlin
Berlijn
la Suisse
Berne
Bern
l'Autriche
Vienne
Wenen
l'Italie
Rome
Rome
la Roumanie
Bucarest
Boekarest
l'Espagne
Madrid
Madrid
le Portugal
Lisbonne
Lissabon
l'Islande
Reykjavik
Reykjavik
le Danemark
Copenhague
Kopenhagen
la Norvège
Oslo
Oslo
la Suède
Stockholm
Stockholm
la Finlande
Helsinki
Helsinki
l'Estonie
Talinn
Talinn
la Lettonie
Riga
Riga
la Lituanie
Vilnius
Vilnius
la Pologne
Varsovie
Warschau
la République tchèque
Prague
Praag
la Slovaquie
Bratislava
Bratislava
la Russie
Moscou
Moskou
la Bulgarie
Sofia
Sofia
la Slovénie
Ljubljana
Ljubljana
la Croatie
Zagreb
Zagreb
la Serbie
Belgrade
Belgrado
l'Albanie
Tirana
Tirana
La Grèce
Athénes
Athene
la Hongrie
Budapest
Boedepast
le Kenya
Nairobi
Nairobi
la Chine
Pékin (Beijing)
Peking (Beijing)
le Japon
Tokyo
Tokio
le Mexique
Mexico
Mexico
le Pérou
Lima
Lima
les États-Unis
Washington
Washington
le Canada
Ottawa
Ottawa
l'Indonésie
Jakarta
Jakarta
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 4 - Landen - Spel
08 Vervoermiddelen
De vervoersmiddelen - Les transports
Vocabulaire 1
le bus / l'autobus
de bus
la voiture
de auto
le train
de trein
la moto / motocyclette
de motor
le vélo
de fiets
le camion
de vrachtwagen
le bateau
de boot
l'avion
het vliegtuig
l'hélicoptère
de helikopter
le métro
de metro
la bicyclette
de fiets
le tramway
de tram
les moyens de transport
de vervoermiddelen
la trottinette
de autoped / de step
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le taxi
de taxi
le voilier
de zeilboot
le cargo
het vrachtschip
le bateau de pêche
de vissersboot
le scooter des neiges
de sneeuwscooter
le camion des éboueurs
de vuilniswagen
l'ambulance
de ziekenwagen
le camion des pompiers
de brandweerwagen
la voiture de police
de politieauto
le sous-marin
de onderzeeër
le canot
de roeiboot
la camionnette
de bestelwagen
la dépanneuse
de takelwagen
le camion-citerne
de tankwagen
09 Dagen
De dagen van de week - Les jours de la semaine
Vocabulaire 1
lundi
maandag
mardi
dinsdag
mercredi
woensdag
jeudi
donderdag
vendredi
vrijdag
samedi
zaterdag
dimanche
zondag
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
hier
gisteren
aujourd'hui
vandaag
demain
morgen
la semaine
de week
le jour
de dag
le soir
de avond
la nuit
de nacht
le matin
de ochtend
le midi
de middag
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 6 - Dagen - spel
Opdracht 7 - Dagen
Memoryspel - Dagen
10 Maanden en seizoenen
Les mois de l'année - De maanden van het jaar
Vocabulaire 1
janvier
januari
février
februari
mars
maart
avril
april
mai
mei
juin
juni
juillet
juli
août
augustus
septembre
september
octobre
oktober
novembre
november
décembre
december
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Les saisons - De seizoenen
Vocabulaire 2
l’hiver
de winter
le printemps
de lente
l’été
de zomer
l’automne
de herfst
l'année
het jaar
le mois
de maand
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 4 - Maanden - Spel
Opdracht 5 - Maanden en seizoenen - memoryspel
11 De kleding
Vocabulaire 1
le collant
de maillot
la robe
de jurk
les chaussures
de schoenen
le manteau
de jas
le gant
de handschoen
les gants
de handschoenen
le bonnet
de muts
l'écharpe
de sjaal
les chaussettes
de sokken
le T-shirt
het t-shirt
la casquette
de pet
le pantalon
de broek
Vocabulaire 2
l'imperméable
de regenmantel / de regenjas
la chemise
het hemd
la jupe
de rok
le pull
de trui
le maillot
het badpak
le pyjama
de pyjama
les sandales
de sandalen
la tong
de slipper
le jean
de spijkerbroek
les bottes
de laarzen
les baskets
de gympen
une veste
een vest
une ceinture
een riem
un bas
een kous
un noeud papillon
een strikje, een vlinderdasje
un chapeau
een hoed
un slip
een onderbroek
des sous-vêtements
ondergoed
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
12 Het huis
Vocabulaire 1
la fenêtre
het raam
la porte
de deur
le toit
het dak
la chambre
de kamer
le lit
het bed
l'armoire
de kast
les toilettes
de wc / het toilet
la salle de bains
de badkamer
la baignoire
het bad
le lavabo
de wasbak
le salon
de woonkamer
le canapé
de bank
la télévision
de televisie
l'entrée
de hal
le portemanteau
de kapstok
la cuisine
de keuken
le réfrigérateur
de koelkast
le grenier
de zolder
le garage
de garage
la voiture
de auto
Vocabulaire 2
le jardin
de tuin
la cave
de kelder
le corridor
de gang
la sallle à manger
de eetkamer
le bureau
de studeerkamer
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 5 - Het huis - Memoryspel
13 Beroepen
De beroepen - Les métiers
Vocabulaire 1
les métiers
de beroepen
le facteur
de postbode
l'astronaute
de astronaut
le boulanger
de bakker
le pompier
de brandweerman
le docteur
de dokter
l'institutrice
de juffrouw
le plombier
de loodgieter
le peintre
de schilder
le jardinier
de tuinman
Vocabulaire 2
le vendeur
de verkoper
la secrétaire
de secretaresse
le dentiste
de tandarts
le mécanicien
de mecanicien
le gendarme
de rijkspolitie
le coiffeur
de kapper
le médecin
de dokter
l 'électricien
de elektricien
l'infirmière
de verpleegster
le garagiste
de garagehouder
le professeur
de leraar
le menuisier
de timmerman
le maçon
de metselaar
le boucher
de slager
le cuisinier
de kok
la coiffeuse
de kapster
l'hôtesse de láir
de stewardess
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Toets: Toets Beroepen
Start
14 School / schoolspullen
Vocabulaire 1
le livre
het boek
le cahier
het schrift
la fenêtre
het raam
le plancher
de vloer
le tableau
het bord
le professeur
de leraar
le directeur
de directeur
les pupitres
de bureaus
la chaise
de stoel
le crayon
het potlood
un magnétophone
een bandrecorder
le plafond
het plafond
la règle
de liniaal
un ordinateur
een computer
un corridor
een gang
un escalier
een trap
la porte
de deur
un écolier
een scholier
la classe
de klas
un visiteur
een bezoeker
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
les fournitures scolaires
de schoolspullen
le cartable
de boekentas
le livre
het boek
la trousse
het etui
le crayon
het potlood
la gomme
de gom / gum
le taille-crayon
de puntenslijper
la règle
de liniaal
le ciseau
de schaar
le feutre
de stift
le pinceau
het penseel / de kwast
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
une école
een school
l'armoire
de kast
le banc
de bank
le garçon
de jongen
la fille
het meisje
l'enfant
het kind
le stylo
de pen
l'horloge
de klok
la craie
het krijt
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
https://praatt.nl/games/frans/40
Memoryspel - Op school
De Franse juf - Pictionary-spel: “Devine ce que je dessine!”
ERK-niveau: vanaf A1 (beginner)
Activiteit / Lesidee: spreek- en schrijfvaardigheid
Aantal spelers: minimaal 6
15 Sporten
Vocabulaire 1
la natation
zwemmen
la lutte
worstelen
le judo
judo
l'haltérophilie
gewichtheffen
le golf
golfen
la boxe
boksen
athlétisme
atletiek
le skeleton
skeleton
le ski alpin
alpineskiën
le snowboard
snowboarden
l'escalade
bergbeklimmen
le saut à ski
schansspringen
le cyclisme
wielrennen
le tennis
tennissen
le tennis à table
tafeltennissen
le taekwondo
taekwondo
le tir à l'arc
boogschieten
l'équitation
paardrijden
la gymnastique
turnen
l'escrime
schermen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le basket-ball
basketbal
le football
voetbal
le handball
handbal
le hockey
hockey
le rugby
rugby
le volley-ball
volleybal
le waterpolo
waterpolo
le baseball
honkbal
le tchoukball
tjoekbal
la ringuette
een soort ijshockey
le cricket
cricket
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
faire du surf
surfen
faire de la plongée
duiken
le ski nautique
waterskiën
le ski
skiën
le patinage
schaatsen
la course
hardlopen
la promenade
wandelen
la pêche
vissen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 6 - Sporten
16 Fruit
Vocabulaire 1
le citron
de citroen
l'orange
de sinaasappel
la pomme
de appel
la pastèque
de watermeloen
le raisin
de druif
la poire
de peer
les cerises
de kersen
la banane
de banaan
l'ananas
de ananas
la fraise
de aardbei
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
les fruits
het fruit
la prune
de pruim
la cerise
de kers
la noix
de noot
la pêche
de perzik
le pamplemousse
de pompelmoes
la framboise
de framboos
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
De Franse juf - Levend memory
17 Groenten
De groenten - Les légumes
Vocabulaire 1
l'aubergine
de aubergine
la tomate
de tomaat
l'asperge
de asperge
la carotte
de wortel
le poivron
de paprika
la pomme de terre
de aardappelen
les petits pois
de doperwten
le radis
de radijs
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le chou
de witte kool
l'oignon
de ui
les haricots
de boontjes
la laitue
de sla
le céleri
de selderij
les endives
het witlof
le poireau
de prei
la laitue
de sla
le chou-fleur
de bloemkool
le concombre
de komkommer
les champignons
de champignons
l'ail
de knoflook
le persil
de peterselie
le chou rouge
de rode kool
les artichauts
de artisjokken
les choux de Bruxelles
de spruitjes
les épinards
de spinazie
l'avocado
de avocado
la citrouille
de pompoen
les haricots verts
de sperziebonen
les brocolis
de broccolie
le potiron
de pompoen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
18 Eten & drinken
Vocabulaire 1
manger
eten
boire
drinken
le petit déjeuner
het ontbijt
le déjeuner
de lunch
le dîner
het avondeten
le repas
de maaltijd
le plat de résistance
het hoofdgerecht
cuire
koken, bakken
le plat
het gerecht
l'assiette
het bord
le verre
het glas
la bouteille
de fles
la fourchette
de vork
la cuiller
de lepel
le couteau
het mes
la tasse
het kopje
le potage
de soep
le dessert
het nagerecht
l'entrée
het voorgerecht
bon appétit
eet smakelijk
avoir soif
dorst hebben
avoir faim
honger hebben
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
la viande
het vlees
le légume
de groente
le fruit
het fruit
le poisson
de vis
le pain
het brood
le chocolat
de chocolade
le biscuit
het koekje
l'orange
de sinaasappel
l'oeuf
het ei
le jambon
de ham
le fromage
de kaas
le beurre
de boter
le sel
de zout
le sucre
de suiker
la boisson
de drank
le lait
de melk
le café
de koffie
le thé
de thee
l'eau
het water
le vin
de wijn
la bière
het bier
le jus de fruits
de vruchtensap
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
19 Regelmatige werkwoorden op -ER
Video
Regelmatige werkwoorden op -ER
aimer
houden van, leuk vinden
chercher
zoeken
commencer
beginnen
danser
dansen
détester
een hekel hebben aan
écouter
luisteren naar
habiter
wonen
oublier
vergeten
parler
praten
regarder
kijken
travailler
werken
trouver
vinden
donner
geven
jouer
spelen
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 3
Opdracht 4
Opdracht 5
20 Kerst
Kerst in Frankrijk
Kerst – Noël – is een echt familiefeest in Frankrijk. De Fransen geven elkaar mooie kado’s en gaan thuis feestelijk en lekker eten. Vroeger gingen veel mensen op kerstavond (de avond van 24 december) eerst naar de mis in de kerk (la Messe ). Tegenwoordig slaan veel Fransen de kerkdienst over en beginnen rond acht / negen uur ’s avonds aan kerstmaaltijd. De maaltijd kan wel duren tot middernacht! Iedereen aan tafel! Tout le monde à table!
De lekkerste kerstgerechten
Kerst is een feest van tradities. En dat is in Frankrijk zeker het geval. Echt traditionele kerstgerechten in Frankrijk zijn gerookte zalm (le saumon fumé ), oesters (les huîtres ), ganzenlever (le foie gras ), kalkoen met kastanjes (la dinde aux marrons ) en als dessert vaak een “chocolade-boomstam “(la bûche de Noël ). Heel veel lekkere dingen dus!
De lekkerste gerechten komen op tafel, zoals kalkoen (dinde).
Met de hele familie aan tafel
De kerstmaaltijd bij familie op 24 december in de avond – le réveillon de Noël – kan zomaar 4 à 5 uur duren! Dat is ook niet gek als je weet dat er minstens 5 en soms wel 8 of meer gangen geserveerd worden. En dat te bedenken dat je de volgende middag op 25 december rond het middaguur meestal weer voor zo’n lange maaltijd verwacht wordt, maar dan bij andere familie. Waar de tafel dan weer prachtig gedekt is, zodat iedereen kan aanschuiven: papa, maman , de kinderen (les enfants ), opa en oma (papi et mamie ), ooms en tantes (oncles et tantes ), neven en nichten (cousins et cousines ).
Een Franse Kerstmaaltijd kan wel 4 tot 5 uur duren..zoveel verschillende gerechten!
Kerst wordt gevierd in Frankrijk op 24 en 25 december: Tweede Kerstdag op 26 december kennen ze er niet.
Le Père Noël
Ook aan kadootjes wordt gedacht. Voor volwassenen, maar zeker ook voor de kinderen. Als ze lief zijn geweest dan…. In Frankrijk komt de Kerstman – Le Père Noël – traditiegetrouw langs in de nacht van 24 op 25 december met zijn rendieren (ses rennes ). Hij komt dan door de schoorsteen – la cheminée – en laat kadootjes achter onder de kerstboom (le sapin ). Je snapt wel dat Franse kinderen op kerstochtend heel vroeg opstaan!
Uitslapen is er niet bij op de ochtend van 25 december…
Oh Denneboom
De kerstboom – le sapin – is ook in Frankrijk prachtig versierd. Met kerstballen (des boules ), slingers (des guirlandes ), lichtjes (des lumières ) en bovenop een ster (une étoile ). Ook vind je in veel huizen een kerststalletje (une crèche de Noël ), waar pas op kerstmis zelf het beeldje van het kindje Jesus in gezet wordt. En net als in andere landen, zingen de kinderen er kerstliedjes. De melodie van sommige liedjes zal je bekend voorkomen, zoals die van Oh beau sapin …..dat is de Franse versie van Oh Dennenboom. Ook Jingle Bells heeft een Franse versie: Vive le vent (Leve de wind). Andere liedjes zul je niet kennen, omdat ze typisch Frans zijn, zoals bijvoorbeeld Petit papa Noël (Kleine kerstman).
Bekende Franse kerstliedjes:
Petit papa Noël
Vive le vent (Franse versie van Jingle bells)
Oh beau sapin (Franse versie van Oh dennenboom).
Video - Vocabulaire
Vocabulaire 1
le traîneau
de slee
le lutin
de elf
les boules de Noël
de Kerstballen
l'étoile
de ster
le Père Noël
de Kerstman
le cadeau
het cadeau
les cadeaux
de cadeautjes
le sapin
de spar
le sapin de Noél
de kerstboom
la guirlande
de slinger
le renne
het rendier
les rennes
de rendieren
le bonhomme de neige
de sneeuwpop
Vocabulaire 2
Noël
Kerst
la barbe
de baard
la cheminée
de open haard
la fête
het feest
la décoration
de versiering
le pôle Nord
de Noordpool
des lumières
lichtjes
une bougie
een kaars
la cloche
de klok
un ange
een engel
la couronne
de krans
la crèche
de kerststal
21 Plaatsaanduidingen
Vocabulaire 1
dans
in
sous
onder
sur
op
devant
voor
derrière
achter
à droite de
rechts van
contre
tegen
entre
tussen
à côté de
naast
au-dessus de
boven
à gauche de
links van
près de
bij
au-dessous de
onder
loin de
ver van
autour de
rondom
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 3 - Plaatsaanduidingen
22 Tegenstellingen
Vocabulaire 1
petit
klein
grand
groot
gros
dik
maigre
dun
malheureux
ongelukkig
heureux
gelukkig
laid
lelijk
beau
mooi
jeune
jong
vieux
oud
sale
vuil
propre
schoon
Vocabulaire 2
rapide / vite
snel
lent
langzaam
gentil
aardig, lief
méchant
gemeen, stout
chaud
warm
froid
koud
mauvais
slecht
bon
goed
vilain
lelijk
beau
mooi
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
seul
alleen
ensemble
samen
avec
met
sans
zonder
vide
leeg
plein
vol
fort
sterk
faible
zwak
plus
meer
moins
minder
mort
dood
vivant
levend
vieux
oud
nouveau
nieuw
avant
voor
après
na
facile
makkelijk
difficile
moeilijk
haut
hoog
bas
laag
23 Vraagwoorden
Vocabulaire 1
Oû?
Waar?
Pourquoi?
Waarom?
Combien?
Hoeveel?
Quoi?
Wat?
Que?
Wat?
Comment?
Hoe?
Quel?
Welke?
Quelle?
Welke?
Quand?
Wanneer?
Qui?
Wie?
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
24 Vakantie
Vacances
De meeste Fransen vieren hun vakantie in eigen land. Ze gaan graag naar zee: de Middellandse Zee of de Atlantische Oceaan. In de zomer is er lang vakantie; juli en augustus. En daarom noemt men de zomervakantie "de grote vakantie" (les grandes vacances ). Op vakantie overnachten Franse graag bij familie, op campings of vakantiehuisjes (gîtes ruraux ). In de winter gaat de reis naar de bergen. De Alpen en de Pyreneneeën zijn uitstekende skigebieden.
Vocabulaire 1
les vacances
de vakantie
les destinations
de bestemmingen
le logement
de accommodatie
à la montagne
in de bergen
dans une ville
in een stad
à la mer
aan zee
au bord d'un lac
aan een meer
à la campagne
op het platteland
à l'hôtel
in het hotel
dans un gîte rural
in een vakantiehuisje op het platteland
sous la tente
in een tent
chez des amis
bij vrienden
dans un village de vacances
in een vakantiepark
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le printemps
de lente
l'été
de zomer
l'automne
de herfst
l'hiver
de winter
une piscine
een zwembad
une semaine
een week
nos passeports
onze paspoorten
une randonnée
een wandeling
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
voyager
reizen
mes bagages
mijn bagage
voler
vliegen
l'aéroport
de luchthaven
le soleil
de zon
la plage
het strand
les vagues
de golven
nager
zwemmen
partir
vertrekken
un aller retour
een retourtje
arriver
aankomen
Bon voyage!
Goede reis!
un aller simple
een enkele reis
la gare
het station
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 5
Klik op onderstaande link en probeer alle levels te halen, tot en met “Op vakantie 6”.
https://praatt.nl/games/frans/29
_ _ _ _ _
Leer Vocabulaire 1 en 2. Deze kan je terugvinden in WRTS in de Groep: Verdiepingsuur. De woordenlijst heet: 24 Vakantie.
25 Ontbijt
Bekijk onderstaande video:
Vocabulaire
le petit déjeuner
het ontbijt
je mange
ik eet
les céréales
de ontbijtgranen
le lait
de melk
les tartines
de boterhammen
elle boit
zij drinkt
le jus d'orange
de jus d'orange, de sinaasappelsap
le croissant
de croissant
délicieux
heerlijk
il mange
hij eet
dimanche
zondag
le yaourt
de yoghurt
une banane
een banaan
les biscuits
de kaakjes
nous mangeons
wij eten
un oeuf
een ei
le jambon
de ham
important
belangrijk
un verre
een glas
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
26 Logo's
Top des logos avec un sens caché
Toplogo's met een verborgen betekenis
Video
Vocabulaire 1
le sourire
de glimlach
un cycliste
een fietser
se cacher
zich verbergen
le logo
het logo
quand
wanneer, als
le pneu
de band
l'ours
de beer
le dessin
de tekening
la montagne
de berg
une flêche
een pijl
le train
de trein
grand
groot
la vitesse
de snelheid
l'escargot
de slak
Top des logos littéralement traduits en français
Toplogo's letterlijk vertaald in het Frans
video
Vocabulaire 2
traduire
vertalen
gratuit
gratis
la grêve
de staking
la gare
het station
un jeu
een spel
le ciel
de lucht
une pierre
een steen
la montre
het horloge
un tuyau
een buis
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
28 Emoties
Vocabulaire 1
les émotions
de emoties
je suis content(e )
ik ben blij
je suis triste
ik ben verdrietig
je suis faché(e )
ik ben boos
j'ai peur
ik ben bang
je m'ennuie
ik verveel me
je suis amoureux / amoureuse
ik ben verliefd
Ga naar de site van De Franse Juf (hieronder staat een link) en doe opdracht A, B en C.
https://www.defransejuf.nl/tip-online-memory-spel-les-emotions/#more-29751
29 Les expressions du visage
Vocabulaire 1
le dédain
de minachting
la timidité
de verlegenheid
la surprise
de verbazing
la satisfaction
de voldoening
la joie
de blijdschap / de vreugde
la frayeur
de angst
la colère
de woede
la tristesse
de droefheid
le dégoût
de walging
30 Uitspraak
Vocabulaire Prononciation 1
rouge
rood
la boulangerie
de bakker
douze
twaalf
pour
voor
jouer
spelen
voilà
alstublieft
trois
drie
moi
mij
toi
jou
suis
ben
huit
acht
gratuit
gratis
la nuit
de nacht
Vocabulaire Prononciation 2
la maison
het huis
je vais
ik ga
s'il vous plaît
alstublieft
tu sais
jij weet
Hollandais
Hollands
je voudrais
ik zou graag willen
la grammaire
de grammatica
Vocabulaire Prononciation 3
l'heure
het uur
la couleur
de kleur
la soeur
de zus
le coeur
het hart
la mère
de moeder
le père
de vader
le frère
de broer
très
erg
le café
de koffie
la dictée
het dictee
Vocabulaire Prononciation 4
jaune
geel
le restaurant
het restaurant
aussi
ook
autre
ander
chaud
warm
nouveau
nieuw
le cadeau
het cadeau
le drapeau
de vlag
beau
mooi
Vocabulaire Prononciation 5
suis
ben
Paris
Parijs
le palais
het paleis
les trucs
de dingen
le magasin
de winkel
la maison
het huis
la cousine
de nicht
le croissant
de croissant
l'impression
de indruk
la chaussure
de schoen
Vocabulaire Prononciation 6
beige
beige
la girafe
de giraf
le garçon
de jongen
la baguette
het stokbrood
la guitare
de gitaar
le champignon
de paddenstoel
la chanson
het lied
le chef
de baas
judo
judo
le jardin
de tuin
jouer
spelen
bonjour
goedendag
Vocabulaire Prononciation 7
la fille
het meisje
faux
fout
l'enfant
het kind
la télévision
de televisie
la ville
de stad
vrai
waar
bienvenue
welkom
le père
de vader
le prof
de leraar
le copain
de vriend
bonjour
goedendag
la table
de tafel
habiter
wonen
Vocabulaire Prononciation 8
le temps
de tijd
comment
hoe
ensemble
samen
penser
denken
le croissant
de croissant
grand
groot
Hollande
Nederland
les vacances
de vakantie
danser
dansen
manger
eten
31 Hebben en Zijn
Het werkwoord AVOIR (hebben)
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Het werkwoord Être (zijn)
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
32 Klokkijken
Vocabulaire 1
Het is 5 uur.
Il est cinq heures.
Het is 5 over 5.
Il est cinq heures cinq.
Het is 10 over 5.
Il est cinq heures dix.
Het is kwart over 5.
Il est cinq heures et quart.
Het is 10 voor half 6.
Il est cinq heures vingt.
Het is 5 voor half 6.
Il est cinq heures vingt-cinq.
Het is half 6.
Il est cinq heures et demie.
Het is 5 over half 6.
Il est six heures moins vingt-cinq.
Het is 10 over half 6.
Il est six heures moins vingt.
Het is kwart voor 6.
Il est six heures moins le quart.
Het is 10 voor 6.
Il est six heures moins dix.
Het is 5 voor 6.
Il est six heures moins cinq.
Het is 6 uur.
Il est six heures.
Het is 12 uur 's middags.
Il est midi.
Het is 12 uur 's avonds.
Il est minuit.
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
33 Aan tafel
Vocabulaire 1
la table
de tafel
la chaise
de stoel
le couteau
het mes
la fourchette
de vork
la cuiller
de lepel
la planchette
het plankje
la tasse
het kopje
l'assiette
het bord
la bouteille
de fles
le verre
het glas
l'oeuf
het ei
le jambon
de ham
la confiture
de jam
le fromage
de kaas
le beurre
de boter
le sucre
de suiker
de l'eau
water
la tartine
de boterham
le chocolat
de chocolade
le chien
de hond
du pain
brood
le café
de koffie
du thé
thee
du lait
melk
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
34 Het bos
Vocabulaire 1
dans le bois
in het bos
la fleur
de bloem
l'arbre
de boom
le champignon
de paddenstoel
la fougère
de varen
l'écureuil
de eekhoorn
le hibou
de uil
le pivert
de specht
le nid
het nest
le lapin
het konijn
le chasseur
de jager
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le buisson
de struik
la feuille
het blad
la souche
de stronk
la branche
de tak
la mousse
het mos
la fougère
de varen
l'ortie
de brandnetel
la noisette
de hazelnoot
la noix
de walnoot
le gland
de eikel
la châtaigne
de kastanje
35 In de stad
Vocabulaire 1
le magasin
de winkel
le métro
de metro
la rue
de straat
le taxi
de taxi
le carrefour
het kruispunt
l'église
de kerk
le restaurant
het restaurant
le théâtre
de schouwburg
l'immeuble
het gebouw
l'autobus
de bus
dans la ville
in de stad
la gare
het station
le pharmacien
de apotheek
l'arrêt de bus
de bushalte
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
36 Aan zee
Vocabulaire 1
le soleil
de zon
la plage
het strand
l'eau
het water
la mer
de zee
le fauteuil
de stoel
le bateau
de boot
le pêcheur
de visser
le poisson
de vis
le coquillage
de schelp
le sable
het zand
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le ciel
de hemel
les nuages
de wolken
un parasol
een parasol
un livre
een boek
jouer
spelen
les enfants
de kinderen
une balle
een bal
un chien
een hond
les dunes
de duinen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
les lunettes de soleil
de zonnebril
la chaise longue
de ligstoel
le palmier
de palmboom
l'épuisette
het schepnet
la pelle
de schep
le seau de plage
de strandemmer
le château de sable
het zandkasteel
l'algue
het zeewier
la bouée
de zwemband
le masque et les palmes
de snorkel en de flippers
la planche de surf
de surfplank
la planche à voile
de zeilplank
le bateau pneumatique
de rubberboot
le hors-bord
de speedboot
le voilier
de zeilboot
le bâteau de pêche
de vissersboot
le paquebot
de oceaanstormer
l'île
het eiland
37 Verjaardag
Verjaardag
Jarig
Ieder land heeft zo zijn eigen tradities. En dat geldt ook voor verjaardagen. In Nederland besteden we daar best veel aandacht aan. Denk daar zelf maar eens over na. Hoe vier jij je verjaardag? En welke aandacht krijg jij van de mensen om je heen? In Frankrijk gaat dat toch een tikkeltje anders. Een verjaardag vieren in Frankrijk gaat bijna ongemerkt voorbij.
Ben je jarig in Nederland
Dan nodig je vaak familie en vrienden uit om het samen te vieren. Je krijgt cadeautjes, je geeft jouw gasten taart en je maakt er iets gezelligs van. Op je werk weten al je collega’s dat je jarig bent, je wordt ook daar gefeliciteerd, je deelt iets te eten uit en met een beetje mazzel is zelfs de stoel waarop je zit, versiert.
Een verjaardag in Frankrijk
Wees niet verbaast als niemand het weet. Het is gewoon niet (zo) belangrijk. Vrienden uitnodigen, op de koffie gaan…. het is er allemaal niet bij. Waarschijnlijk gaat jouw verjaarDAG als een gewone dag voorbij. Saai? Ach, misschien houd je wel niet van het groots vieren van deze dag en is dit voor jou de ideale oplossing. Emigreer dus gewoon naar Frankrijk en het gebeurt niet meer.
Feliciteren
De meest directe manier om iemand in het Frans te feliciteren met zijn of haar verjaardag is door “joyeux anniversaire” te zeggen, maar er zijn talloze andere manieren om iemand in het Frans te feliciteren. Hier zijn een aantal verschillende zinnen die je misschien goed kunt gebruiken.
Standaardfelicitaties
1) "Joyeux anniversaire! "
Dit is de eerste van twee standaardfelicitaties die in Frankrijk worden gebruikt.
Letterlijk betekent het "gelukkige verjaardag."
Joyeux betekent "gelukkig," "plezierig" of "vrolijk."
Anniversaire kan "verjaardag" of "gedenkdag" betekenen, maar als er niets bij staat betekent het meestal verjaardag. Om een trouwdag aan te duiden zeg je "anniversaire de mariage."
2) "Bon anniversaire! " Dit is de tweede standaardfelicitatie voor een verjaardag.
Bon betekent "goed" of "mooi." Heel direct vertaald is dit eerder "goede verjaardag" dan "gelukkige verjaardag."
Minder gangbare felicitaties
1) "Passe une merveilleuse journée! "
In het Nederlands betekent deze uitdrukking iets als "Maak er een prachtige dag van."
Passe is een vervoeging van het werkwoord "passer," wat "besteden" of "spenderen" betekent.
Merveilleuse vertaal je als "prachtig."
Une journée betekent "een dag."
2) "meilleurs voeux. ”
Gebuik deze uitdrukking om iemand "de beste wensen" te geven voor zijn/haar verjaardag.
Opmerking: dit is een minder gebruikelijke verjaardagswens, maar prima om te gebruiken.
Meilleurs wordt vertaald als "beste" en "voeux" als "wensen" of "groeten."
3) "félicitations. "
Dit kun je gebruiken om iemand te feliciteren met zijn/haar verjaardag.
Félicitations betekent letterlijk "felicitaties" in het Nederlands.
4) "Quel âge as-tu? "
Hiermee vraag je iemand hoe oud hij/zij geworden is.
Vraag dit alleen als je de persoon goed kent en hem/haar al hebt gefeliciteerd. Dit kan gemakkelijk als onbeleefd worden beschouwd. Je vraagt in het Nederlands toch ook niet zomaar hoe oud iemand is!
Quel betekent "wat" of "welke."
Het Franse woord "âge" betekent "leeftijd" in het Nederlands.
"As-tu" in het Frans is "heb jij" in het Nederlands.
De vraag betekent letterlijk "welke leeftijd heb jij?" of "hoe oud ben je geworden?"
Langere verjaarswensen
1) "Je te souhaite plein de bonheur en cette journée spéciale. "
Deze zin betekent vrij vertaald "ik wens je alle geluk op deze speciale dag".
Je betekent "ik" en te is een bezittelijk voornaamwoord om te verwijzen naar "jou."
Souhaite betekent "wens," plein betekent "alle," de betekent "van" en bonheur" betekent "geluk."
En betekent "op," cette betekent "deze," journée betekent "dag" en spéciale betekent "speciaal" of "bijzonder".
2) "Que tu puisse être heureux encore de nombreuses années!"
Deze tekst betekent iets als "en nog vele jaren" of "dat we het maar vaak mee mogen maken." Je wenst er iemand nog veel meer gelukkige verjaardagen mee.
Que betekent "dat," tu betekent "jij," puisse betekent "kunt," être betekent "(te) zijn" en heureux betekent "gelukkig."
Encore betekent "steeds" of "opnieuw" en drukt het deel uit waarmee je zegt "nog moeten komen".
Nombreuses betekent "veel" en années betekent "jaren."
3) "Que tous tes désirs se réalisent."
Dit betekent "Mogen al je dromen/wensen uitkomen."
Tous betekent "alle" en tes betekent "jouw."
Désirs kan "verlangens," "dromen" of "wensen" betekenen.
Se réalisent betekent "worden gerealiseerd" of "uitkomen".
Vocabulaire 1
joyeux anniversaire
gefeliciteerd
une anniversaire
een verjaardag
la famille
de familie
les ballons
de ballonnen
les chapeaux
de feestmutsjes
donner
geven
merci
bedankt
le vin
de wijn
la bière
het bier
le meilleur ami
de beste vriend
le gâteau
de taart
la bougie
de kaars
le cadeau
het geschenk, het cadeau
l'invitation
de uitnodiging
inviter
uitnodigen
organiser
organiseren
la musique
de muziek
danser
dansen
la fête
het feest
la soirée
het avondje
janvier
januari
février
februari
mars
maart
avril
april
mai
mei
juin
juni
juillet
juli
août
augustus
septembre
september
octobre
oktober
novembre
november
décembre
december
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
38 De badkamer
Vocabulaire 1
la salle de bains
de badkamer
la brosse à cheveux
de haarborstel
le peigne
de kam
la brosse à dents
de tandenborstel
le dentifrice
de tandpasta
le parfum
de parfum
le savon
de zeep
le shampoing
de shampoo
les serviettes
de handdoeken
le tabouret
het krukje
l'éponge
de spons
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
la douche
de douche
la baignoire
de badkuip
la serviette de bain
de badhanddoek
le gant de toilette
de washand
le lavabo
de wastafel
les toilettes
het toilet / de wc
le pèse-personne
de weegschaal
le séchoir à cheveux
de haardroger
le rasoir électrique
het scheerapparaat
la trousse de toilette
de toilettas
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
39 De weg vragen / wijzen
Vocabulaire 1
Excusez-moi.
Neem me niet kwalijk.
s'il vous plaît
alstublieft
pardon
pardon, sorry
tout droit
rechtdoor
à gauche
links
à droite
rechts
au milieu de
in het midden van
devant
voor
derrière
achter
tourner à droite
rechts afslaan
tourner à gauche
links afslaan
aller tout droit
rechtdoor gaan
prendre la première rue à gauche
de eerste straat links nemen
aller jusqu'au coin de la rue
tot aan de hoek van de straat gaan
traverser la rue
de straat oversteken
retourner
omdraaien
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
la rue
de straat
le feu
het stoplicht
le carrefour
het kruispunt
le pont
de brug
le rond-point
de rotonde
la bifurcation
de splitsing
la station de métro
het metrostation
l'arrêt de bus
de bushalte
la banque
de bank
l'école
de school
la gare
het station
l'hôpital
het ziekenhuis
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
premier, première
eerste
deuxième
tweede
troisième
derde
quatrième
vierde
cinquième
vijfde
sixième
zesde
septième
zevende
huitième
achtste
neuvième
negende
dixième
tiende
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 4
Je cherche l'école.
Ik zoek de school.
Où se trouve l'école?
Waar is de school?
Vous savez où c'est?
Weet u waar dat is?
C'est simple.
Dat is eenvoudig.
C'est loin.
Het is ver.
C'est là.
Het is daar.
Allez …
Ga …
Allez tout droit.
Ga rechtdoor.
Allez au premier carrefour.
Ga tot aan het eerste kruispunt.
Allez jusqu'au rond-point.
Ga tot aan de rotonde.
Continuez jusqu'au canal.
Ga verder tot aan het kanaal.
Continuez jusqu'au deuxième feu.
Ga verder tot aan het tweede stoplicht.
Continuez tout droit.
Blijf rechtdoor gaan.
Tournez à droite.
Sla rechtsaf.
Tournez à gauche.
Sla linksaf.
Traversez!
Steek over!
Traversez le carrefour.
Steek het kruispunt over.
Passez devant l'arrêt de bus.
Ga voorbij de bushalte.
Passez devant l'école.
Ga voorbij de school.
Prenez!
Neem!
Prenez le boulevard.
Neem de boulevard.
C'est la troisième rue à gauche.
Het is de derde straat links.
Désolé(e), je ne suis pas d'ici!
Sorry, ik kom hier niet vandaan.
Voilá! Vous êtes à la gare.
Alstublieft. U ben bij het station.
Il faut prendre à droite à la bifurcation.
Bij de splitsing ga je rechts af.
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Toets: Toets voor punten in ons puntenschema ......... iets lekkers uit de automaat ;)
Je kunt 10 punten halen voor deze toets.
Beantwoord alle vragen en mail je uitslag naar mevrouw van Die.
m.j.van.die@calvijn.nl
IK REKEN OP JULLIE SPORTIVITEIT!!!
Naam
Vul je naam in om verder te kunnen gaan.
Start
40 Dieren (algemeen)
Vocabulaire 1
le chien
de hond
le chat
de kat
la grenouille
de kikker
le lapin
het konijn
la tortue
de schildpad
l'oiseau
de vogel
la poule
de kip
l'abille
de bij
le loup
de wolf
le coq
de haan
le serpent
de slang
le caméléon
de kameleon
le cochon
het varken
la baleine
de walvis
l'ours
de beer
le castor
de bever
le phoque
de zeehond
le hibou
de uil
la coccinelle
het lieveheersbeestje
le hérisson
de egel
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
41 Dieren (boerderij)
De dieren van de boerderij - Les animaux de la ferme
Vocabulaire 1
le canard
de eend
le mouton
het schaap
le cochon
het varken
le cheval
het paard
le vache
de koe
l’âne
de ezel
le dindon
de kalkoen
la poule
de kip
le coq
de haan
le poussin
het kuiken
Vocabulaire 2
le chien
de hond
le lapin
het konijn
le chat
de kat
la souris
de muis
le poisson
de vis
l’oiseau
de vogel
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
le taureau
de stier
le veau
het kalf
l'agneau
het lam
la chèvre
de geit
le poulain
het veulen
le cygne
de zwaan
le canard
de eend
le caneton
het eendje
l'oie
de gans
les abeilles
de bijen
42 Dieren (savanne)
Vocabulaire 1
les animaux
de dieren
la savane
de savanne
la girafe
de girafe
le lion
de leeuw
l'hippopotame
het nijlpaard
le zèbre
de zebra
le singe
de aap
le tigre
de tijger
le crocodile
de krokodil
le serpent
de slang
l'éléphant
de olifant
43 Dieren (zee)
Vocabulaire 1
les animaux
de dieren
aquatique
water
la pieuvre
de inktvis
les poissons
de vissen
la baleine
de walvis
l'hippocampe
het zeepaardje
l'étoile de mer
de zeester
le requin
de haai
la tortue
de schildpad
le crabe
de krab
le dauphin
de dolfijn
la méduse
de kwal
49 Sprookjes
Vocabulaire 1
les contes
de sprookjes
la sorcière
de heks
un roi
een koning
une princesse
een prinses
un prince
een prins
le château
het kasteel
un magicien
een tovenaar
un dragon
een draak
la fée
de fee
une reine
een koningin
un elfe
een elf
un lutin
een kabouter
un géant
een reus
un fantôme
een spook
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
52 Op de boerderij
Vocabulaire 1
la ferme
de boerderij
la grange
de schuur
le fermier
de boer
le tracteur
de tractor
la chèvre
de geit
le cheval
het paard
le chien
de hond
le chat
de kat
un âne
een ezel
le cochon
het varken
le pommier
de appelboom
la vache
de koe
le mouton
het schaap
le coq
de haan
la poule
de kip
la fermière
de boerin
le canard
de eend
la fourche
de hooivork
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
54 Bij de tandarts
Vocabulaire 1
chez le dentiste
bij de tandarts
le dentiste
de tandarts
la lampe
de lamp
la fraise
de boor
le gobelet
de beker
la seringue
het spuitje
la bouche
de mond
la langue
de tong
les dents
de tanden
les lèvres
de lippen
le plombage
de vulling
la brosse à dents
de tandenborstel
la pâte à dents
de tandpasta
brosser les dents
tanden poetsen
un tube de dentifrice
een tube tandpasta
le siège inclinable
de verstelbare stoel
le système d'aspiration pour aspirer la salive
het zuigsysteem om speeksel op te zuigen
le crachoir et le gobelet d'eau pour rincer la bouche
de spuugbak en het kopje water om de mond te spoelen
l'appareil pour faire des radios
het apparaat om röntgenfoto's te maken
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Toets: Opdracht 2 - Een afspraak bij de tandarts
Start
55 Op reis
En voyage
Vocabulaire
un aéropoort
een luchthaven
des lunettes
een bril
une gare
een station
des lunettes de soleil
een zonnebril
une file
een rij
de la crème solaire
zonnebrandolie
un guichet
een loket
un camping
een camping
l'enregistrement
de check-in
une tente
een tent
un billet
een ticket
un hôtel
een hotel
des bagages
bagage
une chambre double
een tweepersoonskamer
un passeport
een paspoort
une chambre individuelle
een eenpersoonskamer
un vol
een vlucht
un gîte
een vakantiehuisje
partir
vertrekken
une piscine
een zwembad
une valise
een koffer
une serviette
een handdoek
un sac à dos
een rugzak
un voyage
een reis
un maillot de bain
een zwempak
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
56 Het weer
Vocabulaire
le temps
het weer
il fait froid
het is koud
la météo
het weerbericht
il gèle
het vriest
une saison
een seizoen
un nuage
een wolk
l'hiver
de winter
le vent
de wind
le printemps
de lente
un arc-en-ciel
een regenboog
l'été
de zomer
le brouillard
de mist
l'automne
de herfst
un orage
een onweer
la pluiie
de regen
le tonnerre
de donder
il pleut
het regent
la foudre
de bliksem
la neige
de sneeuw
un tempête
een storm
il fait beau
het is mooi weer
une température
een temperatuur
il fait mauvais
het is slecht weer
il fait 20 degrés
het is 20 graden
il fait chaud
het is warm
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
61 De slaapkamer
Vocabulaire 1
la chambre
de kamer
un lit
een bed
des lits superposés
stapelbed
un berceau
een wieg
un oreiller
een kussen
un couvre-lit
een deken
un matelas
een matras
un drap
een laken
une couverture
een deken
une couette
een dekbed
une table de chevet
een nachtkastje
un réveil
een wekker
une lampe
een lamp
un miroir
een spiegel
une coiffeuse
een kaptafel
une commode
een ladenkast
un tiroir
een lade
un placard
een kastje
une armoire
een kledingkast
une étagère
een boekenkast
une table
een tafel
un bureau
een bureau
une chaise
een stoel
un coffre
een kist
des jouets
speelgoed
Vocabulaire 2
le rideau
het gordijn
la lampe de bureau
de bureaulamp
le coffre à jouets
de speelgoedkist
la chaise de bureau
de bureaustoel
le poster
de poster
la lampe de chevet
het nachtlampje
le portemanteau
de kapstok
le nounours
de knuffelbeer
la boîte de rangement
de opbergdoos
le tabouret
het krukje
le cintre
de kledinghanger
la bande dessiné
het stripverhaal
le cadre photo
het fotolijstje
le pyjama
de pyjama
la robe de chambre
de kamerjas
62 In de keuken
Vocabulaire 1
la cuisine
de keuken
la vaisselle
de vaat
une assiette
een bord
un couteau
een mes
une fourchette
een vork
une cuillère
een lepel
une cuillère à soupe
een soeplepel
une cuillère à café
een koffielepeltje
un verre
een glas
un bol
een kom
une tasse
een kopje
un plateau
een dienbald
un saldier
een slakom
une bouteille
een fles
une cruche
een schenkkan
une serviette
een servet
une casserole
een steelpan
une poêle
een koekenpan
une table
een tafel
une chaise
een stoel
un grille-pain
een broodrooster
une cafetière
een koffiezetapparaat
un mixeur
een mixer
un réfrigérateur
een koelkast
un frigo
een vriezer
une cuisinière
een fornuis
un four
een oven
un four à micro-ondes
een magnetron
une plaque de cuisson
een kookplaat
une lave-vaisselle
een afwasmachine
un évier
een gootsteen
une éponge
een spons
une poubelle
een prullenbak
Vocabulaire 2
la boîte à provisions
de voorraadbus
les épices
de kruiden
la planche à découper
de snijplank
le tiroir
de lade
le rouleau d'essuie-tout
de keukenrol
le moule
de bakvorm
l'horloge
de klok
le micro-ondes
de magnetron
l'huile et le vinaigre
de olie en azijn
le torchon
de keukenhanddoek
le seau
de emmer
les maniques
de pannenlappen
le moulin à poivre
de pepermolen
le faitout
de kookpan
la mesure
de maatbeker
le pichet
de kan
la pelle
het stofblik
la balayette
de stoffer
la bouilloire
de fluitketel
la planche à repasser
de strijkplank
le fer à repasser
het strijkijzer
le coquetier
het eierdopje
la nappe
het tafelkleed
le sel
het zout
Vocabulaire 3
l'égouttoir
het afdruiprek
l'autocuiseur
de hogedrukpan
le moule à gâteau
de tulbandvorm
le rouleau à pâtisserie
de deegroller
le tire-bouchon
de kurkentrekker
l'ouvre-boîtes
de blikopener
la louche
de pollepel
la passoire
het vergiet
le tabouret
de kruk
63 De woonkamer
Vocabulaire 1
la salle de séjour
de woonkamer
le tapis
het kleed
le fauteuil
de leunstoel
le coussin
het kussentje
le canapé
de bank
la fenêtre
het raam
le mur
de muur
la plante
de plant
la couverture
de deken
la porte
de deur
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
la chaise
de stoel
la coupe à fruits
de fruitschaal
la lampe
de lamp
la télécommande
de afstandsbediening
la table
de tafel
la table de salon
de salontafel
l'horloge
de klok
le journal
de krant
la prise de courant
het stopcontact
l'aquarium
het aquarium
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
la table basse
de koffietafel
la lampadaire
de staande schemerlamp
la télevision
de televisie
la bibliothèque
de boekenkast
la corbeille à papier
de prullenmand
le téléphone
de telefoon
la plante verte
de kamerplant
le tableau
het schilderij
le vase
de vaas
la radio
de radio
la cheminée
de open haard
le radiateur
de radiator
l'escalier
de trap
les rideaux
de gordijnen
les volets
de luiken
le chandelier
de kandelaar
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
64 Familie
Vocabulaire 1
les membres de la famille
de familieleden
la famille
de familie
les parents
de ouders
le père
de vader
la mère
de moeder
le mari
de echtgenoot
la femme
de echtgenote
les enfants
de kinderen
le fils
de zoon
la fille
de dochter
le frère
de broer
la soeur
de zus
les grands-parents
de grootouders
le grand-père
de grootvader / opa
la grand-mère
de grootmoeder / oma
les petits-enfants
de kleinkinderen
le petit-fils
de kleinzoon
la petite-fille
de kleindochter
les beaux-parents
de schoonouders
le beau-père
de schoonvader / de stiefvader
la belle-mère
de schoonmoeder / de stiefmoeder
le beau-fils
de schoonzoon / de stiefzoon
la belle-fille
de schoondochter / de stiefdochter
le beau-frère
de zwager
la beau-soeur
de schoonzus
l'oncle
de oom
la tante
de tante
le cousin
de neef
la cousine
de nicht
le neveu
de neef
la nièce
de nicht
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
les gens
de mensen
le garçon
de jongen
l'homme
de man
la filette
het meisje
la femme
de vrouw
les jumeaux
de tweeling
le bébé
de baby
moi
ik
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 3
la famille
de familie
la mère
de moeder
le père
de vader
les enfants
de kinderen
le frère
de broer
la soeur
de zus
le grand-père
de grootvader / opa
la grand-mère
de grootmoeder / oma
l'oncle
de oom
la tante
de tante
le cousin
de neef
la cousine
de nicht
le neveu
de neef
la nièce
de nicht
les petits-enfants
de kleinkinderen
le mari
de echtgenoot
la femme
de echtgenote
65 Familie
Vocabulaire
la famille
de familie
la mère
de moeder
le père
de vader
les enfants
de kinderen
le frère
de broer
la soeur
de zus
le grand-père
de grootvader / opa
la grand-mère
de grootmoeder / oma
l'oncle
de oom
la tante
de tante
le cousin
de neef
la cousine
de nicht
le neveu
de neef
la nièce
de nicht
les petits-enfants
de kleinkinderen
le mari
de echtgenoot
la femme
de echtgenote
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
66 Het huishouden
Vocabulaire 1
les outils de nettoyage
de schoonmaakmiddelen
un balai
een bezem
une pelle
een stofblik
une brosse
een borstel
un chiffon
een stofdoek
un plumeau
een plumeau
un balai à franges
een zwabber
une serpillière
een dweil
un éponge
de spons
une ventouse
een ontstopper
un seau
een emmer
une cuvette
een afwasteil
le savon
de zeep
le détergent
het afwasmiddel
des gants
handschioenen
un aspirateur
een stofzuiger
une machine à laver
een wasmachine
un sèche-linge
een droger
une lave-vaisselle
een afwasmachine
Vocabulaire 2
la tablier
het schort
le torchon
de theedoek
le lave-linge
de wasmachine
la lessive
het waspoeder
la table à repasser
de strijkplank
le fer à repasser
het strijkijzer
l'escabeau
de keukentrap
la machine à coudre
de naaimachine
la bobine de fil
het garenklosje
les aiguilles à coudre
de naalden
le dé à coudre
de vingerhoed
les boutons
de knopen
le mètre-ruban
de rolcentimeter
les aiguilles à tricoter
de breinaalden
la pelote de laine
de wolkluwen
Vocabulaire 3
les tâches ménagères
de huishoudelijke taken
faire le ménage
schoonmaken
balayer
vegen
passer l'aspirateur
stofzuigen
passer la serpillière
dweilen
laver
wassen
nettoyer
schoonmaken
essuyer
afdrogen
épousseter
stoffen
faire la cuisine
koken
préparer le repas
de maaltijd bereiden
mettre la table / le couvert
de tafel dekken
débarrasser la table
de tafel afruimen
faire la vaisselle
afwassen
faire la lessive
de was doen
faire sécher le linge
de was drogen
étendre le linge
de was ophangen
repasser
strijken
coudre
naaien
faire son lit
je bed opmaken
ranger sa chambre
je kamer opruimen
ranger ses affaires
je spullen opruimen
jardiner
tuinieren
arroser les plantes
de planten water geven
tondre la pelouse / le gazon
het gras maaien
sortir la poubelle
het vuil wegbrengen
67 Gereedschap
Vocabulaire 1
les outils
het gereedschap
un clou
een spijker
un marteau
een hamer
une vis
een schroef
un tournevis
een schroevendraaier
une pince
een tang
une perceuse
een boor
une clé
een sleutel
une clé à molette
een verstelbare moersleutel
un boulon
een bout
un écrou
een moer
une rondelle
een sluitring
une scie
een zaag
une tronçonneuse
een kettingzaag
une boîte à outils
een gereedschapskist
un ciseau
een bijtel
une lime
een vijl
une pioche
een houweel
un maillet
een hamerhaai
un mètre
een meetlint
un niveau
een waterpas
une enclume
een aanbeeld
un étau
een bankschroef
un ressort
een veer
68 Het strand
Vocabulaire 1
la plage
het strand
le masque
de duikbril
le seau
de emmer
la crème solaire
de zonnebrandcrème
le tamis
de zeef
les lunettes de soleil
de zonnebril
l'arrosoir
de gieter
les bouées
de zwembandjes
la pelle
de schep
le râteau
de hark
les moules
de vormpjes
le maillot de bain
het badpak
la serviette
de handdoek
le tuba
de snorkel
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
le fauteuil
de strandstoel
le soleil
de zon
le coquillage
de schelp
le sable
het zand
l'eau
het water
la mer
de zee
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 8
Ga naar "Op vakantie" en kies "Op vakantie 5".
Wie heeft alle dubbele kaartjes gevonden in het minst aantal beurten.
https://praatt.nl/games/frans/29
70 De hand
Vocabulaire 1
la main
de hand
le doigt
de vinger
le pouce
de duim
l'index
de wijsvinger
le majeur
de middelvinger
l'annulaire
de ringvinger
le petiti doigt (l'auriculaire)
de pink
le dos de la main
de achterkant van de hand
la paume
de palm
l'ongle
de nagel
le poignet
de pols
le poing
de vuist
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
71 Boven- en onderlichaam
Vocabulaire 1
la gorge
de keel
le cou
de nek
l'épaule
de schouder
la poitrine
de borst
le bras
de arm
l'aisselle
de oksel
le coude
de elleboog
le ventre
de buik
le dos
de rug
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Vocabulaire 2
la jambe
het been
le genou
de knie
la cheville
de enkel
le talon
de hiel
le pied
de voet
l'orteil
de teen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
73 Het landschap
Vocabulaire 1
le paysage
het landschap
la nature
de natuur
le ciel
de hemel
la fôret
het bos
le désert
de woestijn
la jungle
de jungle
la grotte
de grot
la montagne
de berg
la colline
de heuvel
le canyon
de kloof / de canyon
la falaise
de klif
le volcan
de vulkaan
le fleuve / la rivière
de rivier
le ruisseau
de beek
le canal
het kanaal
le lac
het meer
l'étang
de vijver
le barrage
de dam
la cascade
de waterval
l'oasis
de oasis
la plage
het strand
la mer
de zee
l'océan
de oceaan
la ville
de stad
le village
het dorp
la campagne
het platteland
77 Middeleeuwen
Vocabulaire 1
le moyen-âge
de middeleeuwen
le prince
de prins
le roi
de koning
le chevalier
de ridder
la princesse
de prinses
le palais
het paleis
une armure
een harnas
les épées
de zwaarden
une fée
een fee
le dragon
de draak
le carrosse
de koets
le château, le fort
het kasteel / het fort / de burcht
le pont levis
de ophaalbrug
la reine
de koningin
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
80 Tekst: Le sais-tu? (Wasteboard)
WasteBoards – Turn the tide
Plasticvervuiling is een groeiend probleem. Wereldwijd. Rivieren, oceanen, stranden en steden worden steeds verder verontreinigd door plastic. WasteBoards keert het tij. Zij laten zien dat je van afval coole producten kan maken. En daar willen ze zoveel mogelijk mensen bij betrekken.
Uniek design
Wasteboards heeft het voor elkaar gekregen om kwalitatief hoogwaardige skateboards te maken van plastic flesdoppen door te innoveren. Door een uniek productieproces te ontwikkelen. De doppen verzamelen ze met iedereen, van festivalgangers en bedrijven tot schoolkinderen. Elke board wordt met de hand gemaakt en ieder ontwerp is uniek, omdat geen enkel doppenpatroon hetzelfde is.
WasteBoards makes cool stuff
Het doel van WasteBoards? Mensen de waarde van plasticafval tonen en laten beleven. Laten zien dat het geen afval is, maar een grondstof voor coole producten. Producten die door hun design laten zien dat ze van afval zijn gemaakt; het probleem en de oplossing duidelijk gemaakt in een product. En die creativiteit spreekt (jonge) mensen aan.
Productie
Alle boards worden met de hand gemaakt in de eigen bakkerij in Diemen . WasteBoards heeft een productietechniek ontwikkeld waardoor het doppenpatroon zichtbaar blijft in het eindproduct. Na het sorteren en wassen van de doppen smelten ze ze in een oven, daarna worden de doppen tot een WasteBoard geperst. Binnen 2,5 uur heb je een skateboard van petflesdoppen!
Mobiele bakkerij
Maar ze hoeven hun boards niet alleen maar in hun eigen – immobiele – bakkerij te maken, ze kunnen ze overal maken! Het enige benodigde is krachtstroom voor de oven. Daarmee kunnen ze makkelijker festivals, bedrijven en scholen bezoeken om mensen op een directe, begrijpelijke en unieke wijze inzicht te geven in de mogelijkheden met afvalplastic.
Droom groot
WasteBoards begint klein, maar droomt groot. Momenteel bakken ze hun skateboards in Amsterdam, maar hoe cool zou het zijn om WasteBoard-bakkerijen in steden over de hele wereld op te zetten, zoals de favelas in Rio de Janeiro of de hellingen van Delhi? Een echte fairchain voor skateboards. Bij WasteBoards dromen ze van een wereld zonder plasticafval en als ze wakker worden dan willen ze ‘out of business’ zijn.
Bron: https://www.amsterdammade.org/makers/wasteboards/
81 Tekst: Le sais-tu? (gouvernement)
Spel: le pendu (galgje)
Wat is Galgje?
Bij het spel Galgje gaat het er om dat je het woord gaat raden dat diegene heeft genoteerd (maar wat je niet kan zien). Je gaat losse letters raden. Je mag maar een beperkt aantal fouten maken. Als je een fout maakt dan wordt een streepje van de galg getekend.
Daaraan komt een mannetje te hangen, per fout wordt het mannetje zichtbaar en wanneer hij helemaal zichtbaar is heb je verloren. De galg bestaat vaak uit een aantal onderdelen, deze kun je van tevoren afspreken, gemiddeld bestaat hij uit tien onderdelen. Dat wil zeggen dat je dus na tien fouten de galg en het mannetje zichtbaar hebt en dan heb je verloren, probeer dus binnen die tien keer het woord te raden.
De opzet van Galgje.
De eerste speler is de uitdager, deze speler neemt een woord in gedachten en zet een rijtje neer met stippen (iedere stip staat voor een letter). Heb je het woord hond in je hoofd, dan zet je dus vier stippen neer. De tweede speler noemt een letter, als deze letter voorkomt in het woord dan wordt de letter op de stip neergezet, komt deze niet voor, dan wordt er een onderdeel van de galg getekend.
Als je het voor de tweede speler gemakkelijker wilt maken dan mag je de letters, die geraden zijn, noteren. Dan kan diegene geen dubbele letters noemen. Als je het moeilijker wilt maken dan kun je het diegene zelf laten onthouden. Als je het woord snel raadt en de galg is nog niet compleet dan win je het spel Galgje. Maar staat de galg er helemaal, dan heb je verloren.
Het spel kan door meerdere personen worden gespeeld. Je kunt dan in een team spelen of je gaat om de beurt een letter raden.
De galg
Als je een constructie aanhoudt van maximaal tien fouten, dan bestaat de galg uit vier stukken, je hebt de bodem met een verticale paal, dan een horizontale paal, een dwarsbalk en een touw. Het mannetje bestaat dan uit zes stukken, een hoofd, een lichaam, een linker arm, een rechter arm en een linker been en een rechter been. Er zijn altijd meer variaties mogelijk.
Allez! On joue?! Spelen maar!
Zo gaat het spel:
Wijs een spelleider aan.
De spelleider vraagt alle kinderen individueel of in tweetallen een Frans woord op te schrijven op een papiertje. Vertel dat ze hun woord aan niemand moeten laten lezen. C’est un secret! Het is geheim!
De spelleider wijst iemand (of een tweetal) aan naar voren te komen die zijn/haar woord mag laten raden door de groep.
Het aangewezen kind (of tweetal) schrijft voor iedere letter van het woord een punt op het bord;
Klaar? Dan mogen de overige kinderen letters raden!
Is de letter goed? Dan zegt het kind (of het tweetal) voor het bord: Oui! (ja) en schrijft de letter op de juiste plek. Is de letter niet goed geraden? Zeg dan: Non (nee) en teken een deel van de galg.
Ga net zo lang door tot het woord geraden wordt òf tot er 11 keer een foute letter is genoemd. Dan hangt/hangen de andere speler(s) namelijk.
Tip:
Galgje spelen online, in het Frans...
83 Groenten en fruit
OPDRACHT 1
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over de groenten.
https://youtu.be/Q6uhkfW_wso
OPDRACHT 2
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands.
Vocabulaire Groenten
l'aubergine
de aubergine
la tomate
de tomaat
l'asperge
de asperge
la carotte
de wortel
le poivron
de paprika
la pomme de terre
de aardappel
les petits pois
de doperwten
le radis
de radijs
OPDRACHT 3
Maak oefening 1 en 2
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
OPDRACHT 4
Klik op onderstaande link en kijk het filmpje over het fruit.
https://youtu.be/8A5zsMFZ23Y
OPDRACHT 5
Leer onderstaande vocabulaire Frans-Nederlands
Vocabulaire Fruit
le citron
de citroen
l'orange
de sinaasappel
la pomme
de appel
la pastèque
de watermeloen
le raisin
de druif
la poire
de peer
les cerises
de kersen
la banane
de banaan
l'ananas
de ananas
la fraise
de aardbei
OPDRACHT 6
Maak oefening 3 t/m 6
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
84 Gevoelens
Vocabulaire 1
un sentiment
een gevoel
sentir
voelen
heureux
gelukkig
le bonheur
het geluk
content
tevreden, blij
joyeux
vrolijk
enthousiaste
enthousiast
être de bonne humeur
goedgehumeurd zijn
chantonner
neuriën
ravi
dolblij
la joie
de vreugde
malheureux
ongelukkig
triste
verdrietig
le chagrin
het verdriet
avoir honte
zich schamen
la pitié
het medelijden
avoir le cafard
neerslachtig zijn
déçu
ontgoocheld
ému
ontroerd
angoissé
angstig
étonné
verbaasd
surpris
verrast
timide
verlegen
râler
mopperen
rougir
blozen
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
85 Het werkwoord ALLER (gaan)
Filmpje ALLER (gaan)
Klik op onderstaande video voor de uitleg over het werkwoord ALLER (gaan).
Theorie ALLER (gaan) en Toekomende tijd
Oefeningen ALLER (gaan)
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Oefening: Oefening 4 - Het werkwoord ALLER (gaan)
Goed zo!
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je
antwoorden bekijken door terug te gaan naar
de vragen.
Oefeningen Toekomende tijd
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Oefening: Oefening 2 - Toekomende tijd
Goed zo!
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je
antwoorden bekijken door terug te gaan naar
de vragen.
Oefening: Oefening 3 - Toekomende tijd
Goed zo!
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je
antwoorden bekijken door terug te gaan naar
de vragen.
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
86 Het werkwoord AVOIR (hebben)
Uitleg AVOIR (hebben)
Klik op "Uitleg avoir mp4". Dan krijg je een filmpje met de uitleg.
Filmpje AVOIR (hebben)
Het werkwoord AVOIR (hebben)
Oefeningen AVOIR (hebben)
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Oefening 2 - AVOIR (hebben)
Oefening 3 - AVOIR (hebben)
Oefening 4 - AVOIR (hebben)
Vocabulaire AVOIR (hebben)
87 Getallen 0 t/m 60
Uitleg - Getallen 0 t/m 60
Klik op onderstaande video voor de uitleg over de getallen van 0 t/m 60.
Vocabulaire 0 t/m 20
Oefeningen 1 t/m 6
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Oefening 5 - Getallen - Doolhof 1-10
Oefening 6 - Getallen - Doolhof 11-20
Vocabulaire 20 t/m 60
Oefeningen 7 t/m 9
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
88 Getallen 70 t/m 100
Uitleg Getallen 70 t/m 100
Klik op onderstaande video voor de uitleg over de getallen van 70 t/m 100.
Uitleg Getallen 70 t/m 100
Vocabulaire 70 t/m 100
Oefeningen - Getallen 70 t/m 100
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Oefening 5 - Getallen - Doolhof 10-100
90 Taaldorp "Bij de bakker"
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Macarons zijn kleine ronde luchtige koekjes die aan elkaar geplakt zijn met een zachte vulling (ganache). Macarons bestaan in verschillende kleuren en smaken. Ze komen oorspronkelijk uit Frankrijk.
De oorsprong van de macaron van Joyeuse gaat, volgens de traditie, terug tot het huwelijk in 1581 van Anne de Joyeuse met Marguerite de Lorraine. Voor deze gelegenheid introduceerde Catharina de' Medici uit Italië een nieuw recept voor ronde gebakjes op basis van fijngestampte amandelen, die men "macarone" noemde.
In 1862 richtte Louis-Ernest Ladurée een patisserie op in de Rue Royale 16 in Parijs . Zijn kleinzoon Pierre Desfontaines introduceerde macarons in 1930. Zijn eerste macarons bestonden uit twee kleine op amandel gebaseerde schuimpjes met een vulling van ganache .
Het schuimpje bestaat uit amandelen, poedersuiker, suiker en eiwit. Ze worden tegenwoordig in veel verschillende smaken gemaakt, herkenbaar aan de verschillende kleuren zoals chocolade (donkerbruin), mokka (middenbruin), kersen (rood), pistache (groen), aardbei (roze), framboos (karmijn), citroen (geel) en kokos (roomwit). Ladurée heeft tegenwoordig meerdere vestigingen in Parijs, maar ook in Londen, Genève en Tokio.
Macarons werden nog populairder toen zij verschenen in de film Marie Antoinette en in de televisieserie Gossip Girl .
Een croissant (Frans voor wassende maan ) is een typisch Frans ontbijtbroodje van gerezen zoet bladerdeeg dat voor het bakken in de vorm van een halvemaan wordt gerold. Croissants behorende tot de categorie van de Viennoiserie .
Brood in de vorm van een wassende maan kende men al in de klassieke oudheid . Een op de croissant gelijkend baksel wordt van oudsher Kipferl genoemd en is ontstaan in Oostenrijk, het wordt al vermeld in de 13e eeuw. De croissant werd rond 1839 geïntroduceerd door de Weense zakenman August Zang toen hij in Parijs de Boulangerie Viennoise (Weense bakkerij ) opende aan de Rue de Richelieu. Hier verkocht hij Weense broodjes en gebak, de zogenaamde viennoiserie . Zo verkocht hij o.a. de kipferl die als voorloper van de croissant wordt gezien. August Zang bedacht een variant op de kipferl, gemaakt van getoerd deeg (een soort bladerdeeg ). Deze werd door haar vorm door de Parijzenaren vernoemd naar de halvemaan en kreeg de naam croissant .
Rond het ontstaan van de croissant bestaan de nodige legenden . Zo zou de kipferl ontstaan zijn tijdens de belegering van Wenen in 1683 (volgens andere bronnen tijdens een eerder beleg van Wenen of Boedapest ). Volgens de overlevering groeven de Ottomanen een tunnel onder de stad, die uit kwam bij een bakkerij. De bakkers, die al vroeg aan het werk waren, sloegen alarm waardoor de aanval werd afgeslagen. Als overwinningssymbool werd een halvemaanvormig broodje gebakken.
Ook is er een verhaal dat de kipferl in Frankrijk geïntroduceerd werd door Marie Antoinette van Oostenrijk . Nadat ze was uitgehuwelijkt aan Lodewijk de zestiende miste ze de Oostenrijkse broodjes zo dat ze een kok uit Wenen liet overkomen. Ook is er een verhaal dat tijdens een opstand bij het Kasteel van Versailles croissants werden uitgedeeld om de mensen rustig te krijgen waardoor het volk voor het eerst in aanraking kwam met dit broodje. Om deze reden wordt de Franse nationale feestdag soms ook wel de Dag van de croissant genoemd.
Voor deze verhalen is geen enkel historisch bewijs gevonden.
Pain au chocolat, letterlijk chocoladebrood; ook bekend als chocolatine in het zuidwesten van Frankrijk en in Canada, is een soort zoete viennoiserie-rol bestaande uit een kubusvormig stuk gist-gezuurd gelamineerd deeg, vergelijkbaar in textuur als een bladerdeeg, met een of twee stukken pure chocolade in het midden.
Maak niet de fout om in Zuidwest-Frankrijk een pain au chocolat te bestellen. Rond Toulouse en Bordeaux heet een chocoladebroodje ‘chocolatine’ en daar maken de streekbewoners graag een humoristisch punt van.
Stokbrood is de Nederlandse naam voor de Franse broodsoort baguette (letterlijk "stokje"). Het stokbrood dateert uit de 19e eeuw. De bereidingswijze van dit brood komt uit Oostenrijk . Daarom wordt baguette in Frankrijk door de bakkers ook wel 'Weens brood' genoemd.
Baguette, flûte, pistolet
Het standaardgewicht van een baguette in Frankrijk is 250 gram. Het brood wordt snel hard en wordt daarom zo vers mogelijk gegeten en de hele dag door gebakken. De Franse bakker verkoopt ook een petit pain * (een kort formaat stokbrood) en een flûte (fluit, een dubbelbrede en -zware variant). De 'flûte' heet in sommige streken gewoon een 'pain' (brood). Een petit pain rond heet in België en Nederland een pistolet . De lange variant noemt men wel eens piccolo .
In Frankrijk is stokbrood een onmisbare toevoeging aan elke maaltijd. Vaak wordt het gebruikt om vocht of vet mee van het bord te deppen; of om de smaak te neutraliseren alvorens tot een ander gerecht over te gaan. Stokbrood komt meestal reeds voor de maaltijd op tafel, al dan niet met boter.
Brie is een Franse witschimmelkaas . Brie behoort net als camembert en hervekaas tot de zogenaamde 'zachte' zuivelproducten.
Brie komt van oorsprong uit en is vernoemd naar de historische regio Brie , wat tegenwoordig grofweg overeenkomt met het departement Seine-et-Marne in de Île-de-France , met de oorspronkelijke 'Brie'-kaas Brie de Meaux en Brie de Melun . Beide zijn altijd beschermd geweest, maar er bestaan vele imitaties.
De Brie de Meaux en de Brie de Melun zijn de enige twee brie-soorten die ook een AOC -keurmerk hebben, een appellation d'origine controlée, wat inhoudt dat strikt gereglementeerd is welke melk, uit welk gebied gebruikt mag worden voor de kaas, en daarnaast hoe de kaas geproduceerd moet worden, hoe en hoelang de kaas moet rijpen.
Traditionele brie wordt zowel van rauwe als gepasteuriseerde melk gemaakt. De wrongel * wordt niet gesneden of geperst. De kunst van het brie-maken is om de lagen wrongel gelijkmatig in de kaasvormen te scheppen en de wei ** er goed uit te laten lopen. Wanneer de kaas stevig is geworden, wordt deze op (stro)matjes gelegd. Door ze regelmatig te keren en te bestrooien met de schimmel (Penicillium camemberti , Penicillium candidum , en/of Brevibacterium linens ) krijgen ze de kenmerkende smaak en vorm. Brie rijpt het best bij constante temperatuur.
* Wrongel = Bij het maken van kaas is de wrongel de massa van de door stremsel of zuursel samengeklonterde eiwitten uit de melk die het eerste stadium van de kaas vormen.
** Wei of melkwei is de vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel .
Carambar is een merk van taai karamelsuikergoed uit Frankrijk, eigendom van Eurazeo.
Geschiedenis
In 1954 hadden de heer Fauchille, directeur van het bedrijf Delespaul-Hazard, en de heer Gallois, een werknemer, een overschot aan cacao en besloten om een nieuw origineel recept te maken om het op te maken. De legende zegt dat een van de machines in de fabriek defect was, waardoor er lange repen werden gemaakt, die nu nog steeds bestaan. Deze snoep, in de vorm van een reep, werd Caram'bar genoemd.
In de verpakking zaten 'Carambar-punten' die konden worden ingewisseld voor verschillende Carambar-gerelateerde producten. In 1961 werden de punten vervangen door grappen.
Carambar staat bekend om de slechte kwaliteit van deze grappen, en de uitdrukking blague Carambar (Frans: Carambar-grap) verwijst naar een slechte of kinderachtige grap.
In 1972 veranderde de naam in "Super Caram'bar". In 1977 verloor de naam zijn apostrof.
Momenteel zijn er veel verschillende smaken allemaal beschikbaar in multipacks:
Natuurlijkse smaken (Arômes Naturels)
Drankjes
Andere smaken
Kers / Cerise
Suikerspin / Barbe à papa
Caramel / Caramel
Caramel-Nougat / Caranougat
Orangina rood / Orangina rouge
Limoen / Citron vert
Zwarte bes – appel / Pomme Cassis
Passievrucht / Passion fruit
Er zijn nu verschillende andere smaken beschikbaar, waaronder de Carambar Atomic, die heel zuur zijn en poeder binnenin hebben.
91 Préparation DELF A1 orale
92 DELF A1 A2 Listening 25 Activities Practice online
102 Napoleon
109 Le morpion (boter, kaas & eieren)
Vocabulaire Le morpion (Boter, kaas & eieren)
rouge
rood
bleu
blauw
jaune
geel
le chat
de kat
le cochon
het varken
la vache
de koe
je voudrais
ik zou graag willen
je voudrais une croix sur
ik zou een kruisje willen op
je voudrais un rond sur
ik zou een rondje willen op
le chat rouge
de rode kat
le cochon bleu
het blauwe varken
la vache jaune
de gele koe
C’est parti!
Daar gaan we!
À qui le tour?
Wie is aan de beurt?
une équipe
een team
l’équipe ‘croix’
team kruisje
l’équipe ‘rond
team rondje
C’est à moi.
Het is mijn beurt.
C’est à nous.
Het is onze beurt.
C’est à toi.
Het is jouw beurt.
C’est à vous.
Het is jullie beurt.
J’ai perdu.
Ik heb verloren.
J’ai gagné.
Ik heb gewonnen.
110 Les toilettes
De poster hiernaast hangt vaak op een toilet in Frankrijk.
Ga met je buurman of buurvrouw de poster vertalen, zodat je begrijpt wat er wordt bedoeld.
Maak vervolgens een woordenlijst van minimaal 10 woorden. Frans > Nederlands. Denk daarbij aan de lidwoorden.
De woordenlijst mag je versturen via Teams of mailen naar m.j.van.die@cvo-portus.nl.
115 Franse memes
Meme 1
Meme 2
Meme 3
Meme 4
117 Quiz maken
> Je gaat met jouw groep een quiz maken over Parijs of over Frankrijk.
> Ga op zoek naar leuke weetjes en feiten en bedenk hier vragen over.
> Je mag kiezen voor een Kahoot, een Blooket of een Quizizz.
> Één leerling van jouw groep moet hiervoor een account aanmaken en de quiz maken.
> De andere leerlingen uit de groep verzinnen mee met de vragen en de mogelijke antwoorden.
> Bewaar de quiz goed, zodat we hem in een volgend uur kunnen spelen!
118 Parijs Poster
119 Woordenlijst maken (thème)
Vandaag ga je zelf een woordenlijst maken.
1) Kies een thema uit onderstaande lijst.
2) Bedenk daarbij minimaal 10 woorden (en/of zinnen als je dat leuk vindt).
3) Noteer deze in Word of Powerpoint; Frans > Nederlands.
4) Voeg leuke plaatjes bij.
5) Sla je bestand op en mail het vervolgens naar mevrouw van Die: m.j.van.die@calvijn.nl
6) Kijk naar het voorbeeld voor inspiratie.....
Succes!!!
120 Woordenlijst maken (chanson)
Vandaag ga je zelf een woordenlijst maken.
1) Ga naar youtube
2) Kies een Frans liedje
3) Zoek de songtekst van het liedje op
4) Zoek de Nederlandse vertaling op van de songtekst
5) Kies 20 woorden uit het liedje en maakt van die woorden een woordenlijst, F>N.
6) Noteer deze in Word of Powerpoint; Frans>Nederlands.
7) Sla je bestand op en mail het vervolgens naar mevrouw van Die: m.j.van.die@cvo-portus.nl
Succes!!!
Handig:
https://songtekstvertalen.nl/
https://songteksten.net/
121 Chanson: Zaz-Je veux
Zaz - Je veux > Gatentekst
Zaz - Je veux
Donnez-moi une suite au Ritz, je n'en veux pas
Des bijoux de chez Chanel, je n'en veux pas
Donnez-moi une ---1---, j'en ferais quoi ?
Offrez-moi du personnel, j'en ferais quoi ?
Un manoir à Neuchâtel, ce n'est pas pour ---2---
Offrez-moi la Tour Eiffel, j'en ferais quoi ?
Je veux de ---3---, de la joie, de la bonne humeur
Ce n'est pas votre argent qui fera mon bonheur
Moi je veux crever la main sur le ---4---
Allons ensemble, découvrir ma ---5---
Oubliez donc tous vos clichés
Bienvenue dans ma ---6---
J'en ai marre de vos bonnes manières, c'est trop pour moi
Moi je mange avec les mains et je suis comme ça
Je parle fort et je suis franche, excusez-moi
Finie l'hypocrisie, moi je me casse de là
J'en ai marre des langues de bois
Regardez-moi, de toute manière je vous en veux pas et je suis comme ça !
Je veux de ---3---, de la joie, de la bonne humeur
Ce n'est pas votre argent qui fera mon bonheur
Moi je veux crever la main sur le ---4---
Allons ensemble, découvrir ma ---5---
Oubliez donc tous vos clichés
Bienvenue dans ma ---6---
Je veux de ---3---, de la joie, de la bonne humeur
Ce n'est pas votre argent qui fera mon bonheur
Moi je veux crever la main sur le ---4---
Allons ensemble, découvrir ma ---5---
Oubliez donc tous vos clichés
Bienvenue dans ma ---6---
Zaz - Je veux > Vocabulaire
Vocabulaire - Zaz - Je veux
une limousine
een limousine
pour moi
voor mij
l'amour
de liefde
la bonne humeur
het goede humeur
l'argent
het geld
mon bonheur
mijn geluk
le cœur
het hart
ensemble
samen
découvrir
ontdekken
la liberté
de vrijheid
bienvenue
welkom
la réalité
de realiteit
C'est trop pour moi.
Het is teveel voor mij.
Je mange avec les mains.
Ik eet met mijn handen.
Je suis comme ça.
Zo ben ik.
122 Chanson - Maître Gims - Bella
Maître Gims - Bella > Gatentekst
Vul onderstaande woorden op de juiste plek in.
bateau - chemin - le soir - allez - villages - difficile - nom - humaine
Maître Gims – Bella
Bella, Bella, Bella, Bella
Oeh-oeh-oeh, Bella, oeh-oeh-oeh Bella
Oeh-oeh-oeh, Bella, oeh-oeh-oeh Bella
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
C'était un phénomène, elle n'était pas ---3---
Le genre de femme qui change le plus grand délinquant en gentleman
Une beauté sans pareille, tout le monde veut s'en emparer
Sans savoir qu'elle les mène en ---4---
Hypnotisés, on pouvait tout donner
Elle n'avait qu'à demander, puis aussitôt on démarrait
On cherchait à l'impressionner, à devenir son préféré
Sans savoir qu'elle les mène en ---4---
Mais quand je la vois, danser ---5---
J'aimerais devenir la chaise sur laquelle elle s’assoit
Ou moins que ça, un moins que rien
Juste une pierre sur son ---6---
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Oui, c'est un phénomène qui aime hanter nos rêves
Cette femme était nommée "Bella la peau dorée"
Les femmes la haïssaient, toutes la jalousaient
Mais les hommes ne pouvaient que l'aimer
Elle n'était pas d'ici, ni facile, ni 7 -
Synonyme de "magnifique", à ses pieds: que des disciples
Qui devenaient vite indécis, tremblants comme des feuilles
Elle te caressait sans même te toucher
Mais quand je la vois, danser ---5---
J'aimerais devenir la chaise sur laquelle elle s’assoit
Ou moins que ça, un moins que rien
Juste une pierre sur son ---6---
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
--- 8--- , fais-moi tourner la tête, hé-hé, tourner la tête, héhé
Rends-moi bête comme mes ieds-p', hé-hé, bête comme mes ieds-p', héhé
J'suis l'ombre de ton ien-ch', hé-hé, l'ombre de ton ien-ch', héhé
Fais-moi tourner la tête, hé-hé, tourner la tête, héhé
Fais-moi tourner la tête, hé-hé, tourner la tête, héhé
Rends-moi bête comme mes ieds-p', hé-hé, bête comme mes ieds-p', héhé
J'suis l'ombre de ton ien-ch', hé-hé, l'ombre de ton ien-ch', héhé
Fais-moi tourner la tête, hé-hé, tourner la tête, héhé
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Elle répondait au ---1--- de "Bella"
Les gens du coin ne voulaient pas la cher-lâ
Elle faisait trembler tous les ---2---
Les gens me disaient: "Méfie-toi d'cette fille-là"
Maître Gims - Bella > Vocabulaire
Vocabulaire - Maître Gims - Bella
le nom
de naam
un village
een dorp
humaine
menselijk
le bateau
de boot
le soir
‘s avonds
le chemin
het pad
difficile
moeilijk
allez
kom op
mener en bateau
iets wijs maken / voor de gek houden
tourner la tête
a.) omkijken
b.) het hoofd op hol brengen / naar het hoofd stijgen
123 Stromae
Opdracht Stromae
> Kies een liedje van Stromae wat jou aanspreekt.
> Maak bij dit liedje een woordenlijst (Frans-Nederlands) van 10 woorden.
> Geef de woordenlijst als naam de titel van het liedje.
> Je kan gebruik maken van de Franse songteksen (zie link) en de website met de Nederlandse vertalingen van de songteksten (zie link).
> Je moet lidwoorden (le, la, l', les, un, une) gebruiken in je woordenlijst. Om te weten welk lidwoord precies bij een woord hoort, kan je gebruik maken van het online woordenboek (zie link).
> Lever je woordenlijst in via Teams of via de mail:
m.j.van.die@cvo-portus.nl
Liedjes van Stromae
Stromae - Alors On Danse
Stromae - Bâtard
Stromae - Carmen
Stromae - Formidable
Stromae - Moules Frites
Stromae - Papaoutai
Stromae - Quand C'est ?
Stromae - Sommeil
Stromae - Ta Fête
Stromae - Te Quiero
Stromae - Tous Les Mêmes
https://songteksten.net/artist/lyrics/7635/stromae.html
https://songteksten.net/artist/translations/7635/stromae.html
Online woordenboek F>N of N>F
https://www.mijnwoordenboek.nl/vertaal/NL/FR/Frans
124 Stromae - Formidable
Vocabulaire Stromae - Formidable
minable
rampzalig
un bébé
een baby
mademoiselle
juffrouw
hier
gisteren
un enfant
een kind
comme moi
zoals ik
beau
mooi
parce que
omdat
chaque fois
elke keer
aussi
ook
la vie
het leven
elle a peur
zij is bang
un singe
een aap
un bébé singe
een baby aap
Luisteroefening
Ga naar: lyricstraining.com
https://lyricstraining.com/
(Kies: GO TO WEB >)
Zoek op: Stromae
Kies: Formidable
Kies: Groene vak Beginner
Kies: Choice Mode
K ies: Press here to start the game
Kies: Maybe later
Wie heeft de meeste punten?
148 Prononciation
Vocabulaire
voler
vliegen
il volait
hij vloog
voler
stelen
il volait
hij stal
le volet
het luik
le veau
het kalf
laid
lelijk
vieux
oud
le lait
de melk
violet
paars
Vocabulaire
la mère
de moeder
le maire
de burgemeester
la mémère
de oma
la mer
de zee
149 Social Media
Lesbrief
Vocabulaire
vocabulaire
à plus
tot snel
anniversaire
verjaardag
bisou
kus
bien
goed
bonjour
hallo
c’est
het is
je suis
ik ben
ça va?
hoe gaat het?
d’accord
oké
demain
morgen
j’ai
ik heb
je ne sais pas
ik weet het niet
merci
dankjewel
rendez-vous
afspraak
cinéma
bioscoop
150 Texte - Une invitation
Texte
Vocabulaire
Opdrachten
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Opdracht 3
Vertaal de woorden in het Nederlands en typ deze in de puzzel.
Kruiswoordpuzzel
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Controleer antwoord
Reset antwoord
Bronnen
Bronnen:
Grandes Lignes 1 VMBO-GT/HAVO Livre de textes Chapitre 3 Texte A blz 42
2014 Noordhoff Uitgevers
ISBN 978-90-01-82507-2
Grandes Lignes 1 VMBO-GT/HAVO Livre d'exercices A Chapitre 3 Opdr 4 + 5 + Voc A
2014 Noordhoff Uitgevers
ISBN 978-90-01-82497-6
200 Meubelen
Vocabulaire 1
les meubles
de meubelen
une table
een tafel
un bureau
een bureau
une chaise
een stoel
un tabouret
een kruk
un banc
een bank
un lit
een bed
un berceau
een wieg
une table de chevet
een nachtkastje
un sofa / un canapé
een soa / een bank
un fauteuil
een lekkere stoel
une étagère
een boekenkast
une commode
een ladenkast
un tiroir
een lade
une coiffeuse
een kaptafel
une armoire
een keldingkast
un placard
een kast(je)
un bahut / un buffet
een buffetkast
un miroir
een spiegel
un lustre
een kandelaar
une lampe
een lamp