Ontwikkelingslanden
Een ontwikkelingsland is een land waar de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht zijn: veel mensen kunnen slecht in hun behoeften voorzien.
Op de kaart zie het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in 2015.
Hoe donkerder de kleur hoe hoger het gemiddeld inkomen. Je ziet dat de meeste ontwikkelingslanden liggen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië.
Inkomen per hoofd van de bevolking
Een laag gemiddeld inkomen per inwoner is één van de kenmerken van ontwikkelingslanden.
In de tabel zie je van enkele landen het bruto nationaal product (= de waarde van alle in een land geproduceerde producten in één jaar = gelijk aan het inkomen van alle inwoners samen), het aantal inwoners en het gemiddeld inkomen per inwoner.
Bedragen zijn uit 2016.
Land |
Nationaal inkomen |
Gemiddeld inkomen per inwoner |
Nederland |
$ 793.746.929.530 |
$ 46.610 |
Australië |
$ 1.313.015.524.939 |
$ 45.210 |
Indonesië |
$ 2.928.658.136.313 |
$ 3.400 |
Rwanda |
$ 8.392.529.142 |
$ 1.860 |
Bron: The World Bank
Als je kijkt naar het gemiddeld inkomen per inwoner zie je grote verschillen. Het is duidelijk dat Rwanda tot de ontwikkelingslanden behoort. In dit land heeft een groot deel van de bevolking moeite om in het bestaansminimum te voorzien. De Wereldbank hanteert als armoedegrens een inkomen van 1,9 dollar per dag.
Het inkomen per hoofd van de bevolking wordt vaak als maatstaf voor welvaart gezien. Maar er kleven ook enkele bezwaren aan deze maatstaf:
- je houdt geen rekening met het welzijn van mensen; ook producten die niet te koop zijn, kunnen bijdragen aan welvaart.
- je houdt geen rekening met prijsverschillen: doordat de prijzen in westerse landen hoger zijn dan de prijzen in ontwikkelingslanden kun je met één euro in een ontwikkelingsland meer kopen dan in een rijk land.
- je houdt geen rekening met de informele economie: niet alle activiteiten tellen mee in het nationaal inkomen. Denk bijvoorbeeld aan het zwarte circuit, maar ook houden van een moestuin.
In ontwikkelingslanden zijn veel mensen voor een belangrijk deel van hun inkomen afhankelijk van de informele sector.
- je houdt geen rekening met inkomensverschillen: een hoog inkomen per hoofd van de bevolking betekent niet dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft.
Leeftijdsopbouw
In veel ontwikkelingslanden is sprake van een slechte gezondheidszorg. Daardoor is het sterftecijfer veel en veel hoger dan in niet-ontwikkelingslanden. In sommige landen ligt het sterftecijfer zelfs boven de 150, dat betekent dat er van alle 1000 baby's die er worden geboren 150 niet ouder worden dan één jaar.
Ondanks de lage levensverwachting is de bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden hoger dan in niet-ontwikkelingslanden. Het aantal kinderen per gezin is in ontwikkelingslanden vaak zo groot omdat ouders kinderen nodig hebben om in hun 'oude dag' te kunnen voorzien. De verwachting is dat in het jaar 2050 ruim 80% van de mensen in Afrika of Azië woont, de werelddelen met de meeste ontwikkelingslanden.
Het hoge sterftecijfer en het hoge geboortecijfer is ook terug te zien in de vorm van bevolkingspiramide van een ontwikkelingsland. De bevolkingspiramide heeft ook echt de vorm van een piramide: een brede basis en een smalle top.
Monocultuur - hoge schuld
In ontwikkelingslanden werkt het grootste deel van de beroepsbevolking in de primaire sector en dan met name in de landbouw. Voor de export zijn ontwikkelingslanden daarom vaak afhankelijk van maar één product, meestal is dat een landbouwproduct of een grondstof. En vaak worden deze producten in de rijke landen verder ontwikkeld. Als een land voor de export afhankelijk van één product heeft dat land een monocultuur.
Ontwikkelingslanden hebben vaak een uitvoertekort: ze verdienen minder met de export van producten dan ze betalen voor de import van producten. Om het uitvoertekort te kunnen betalen, moet geld worden geleend met als gevolg dat veel ontwikkelingslanden een grote schuld hebben bij de rijke westerse landen.
De verhouding tussen de waarde van de export en de waarde van de import noem je de ruilvoet. Als een ontwikkelingsland steeds meer moet betalen voor de import of minder ontvangt voor de export, dan spreek je van een ruilvoetverslechtering.
Laag opleidingsniveau en analfabetisme
Scholing is zeer belangrijk niet alleen om jezelf te ontplooien en je kansen op betaald werk te vergroten, maar ook voor de samenleving waarin je leeft.
En toch gaan in ontwikkelingslanden veel kinderen niet naar school. Vaak zijn er te weinig scholen, of de scholen liggen te ver weg. Soms zitter er 100 kinderen in één klas.
Veel kinderen blijven thuis omdat hun ouders school niet kunnen betalen of omdat de kinderen moeten werken om een deel van het gezinsinkomen te verdienen. Het gevolg is dat veel jongeren in ontwikkelingslanden op hun 15e jaar nog niet kunnen lezen en schrijven en behoren ze tot de analfabeten.
In ontwikkelingslanden gaat analfabetisme vaak samen met armoede, honger, ziekte en/of vereenzaming.