Nederlands Vrijeschool Zutphen 11 havo

Nederlands Vrijeschool Zutphen 11 havo

Nederlands 11e klas: havo, lessen van Esther Kogelman

formuleren

Tentamen formuleren; onderdeel; brief schrijven en correct formuleren

lesstof te vinden in reader;

- brief schrijven [39-47]

96 onjuiste woordkeus

101 woordherhaling (pleonasme, tautologie, dubbele ontkenning, etc.)

106 telegramstijl

107 congruentiefout

110 tangconstructie,

112 losstaand zinsgedeelte

oefenen: H2, 5 en 8

filmpje over formuleren volgens Arnoud Kuijpers

extra uitleg en oefeningen op cambiumned

antwoorden reader formuleren

leesdossier

Literatuur:

- 1e boekverslag Lucifer

- 2e en 3e boekverslag: vergelijking binnen één thema.

- 4e boekverslag: recensie (vakoverstijgende opdracht met maatschappijleer PO)

Bij boekverslagen een aftekenlijst inleveren (zie portaal)

boekverslag 1: Lucifer

 Zie lesstof en opdrachten in andere wiki: https://maken.wikiwijs.nl/164998/periode_renaissance_11e_klas

boekverslag 2 en 3: een vergelijking tussen twee boeken met een thema

recensie; overkoepelende opdracht met maatschappijleer

theorie verhaalanalyse

 

Bij verhaalanalyse onderscheiden we de volgende elementen:

opbouw, tijd, ruimte, perspectief, personages, motieven, thema, titel en (evt.) motto.

In een goede literaire tekst hangt alles met alles samen: voor een goed begrip van de tekst is het van belang de verbanden op te sporen.

Op de volgende pagina’s volgt een korte uitleg van de genoemde elementen en de aandachtspunten bij bestudering ervan:

 

Opbouw

Hoe zit de tekst in elkaar? Zijn er delen, hoofdstukken met of zonder titel, fragmenten, andere onderbrekingen, is er een motto?

Tijd

In welke tijdsperiode (historisch) speelt het verhaalgebeuren zich af? Is het wel of niet chronologisch? Zijn er flashbacks en/of flashforwards? Wat is de vertelde tijd (de tijd die de gebeurtenissen innemen)? Wat is de verteltijd (de tijd die het kost om de gebeurtenissen te vertellen in pagina’s of hoofdstukken)? Is er tijdverdichting (in een paar zinnen veel tijd overbruggen) of zijn er sprongen in de tijd (tijd overslaan)?

Plaats en ruimte

In welke omgeving/plaats speelt het gebeuren zich af? Is dit functioneel? (bijv. sfeertekening, thema versterken, werkelijkheidskarakter verhogen).

Perspectief en verteller

Vanuit wiens gezichtspunt (of ‘point of view’) wordt het verhaal verteld en gebeurtenissen gezien? Het kan van belang zijn te weten bij wie (op een bepaald moment) het perspectief ligt om de gebeurtenissen op de juiste waarde te schatten. Een perspectief kan sterk gekleurd zijn door het personage bij wie het perspectief ligt. Ook kan er bijvoorbeeld sprake zijn van perspectiefwisselingen; dan kom je als lezer voor vragen te staan als: welke visie van welk personage is de juiste? Wiens ideeën en welke gedachten over de gebeurtenissen zijn correct?

Vaak hangt het perspectief nauw samen met de verteller van het verhaal. Er zijn verschillende soorten vertellers, zoals de ik-verteller, de personale verteller en de alwetende verteller.

Personages

Naar hun rol of functie in de handeling onderscheiden we hoofd- en bijfiguren. Als de lezer een personage grondig leert kennen in zijn karakterontwikkeling, spreken we van round character (rond karakter). Daarnaast kennen we flat characters (vlakke karakters) en typen.

Motieven

Een motief in literatuur is een herhaaldelijk terugkerend element. We herkennen het omdat het ook in andere verhalen voorkomt (bijv. driehoeksverhoudingen, generatieconflicten) of omdat het binnen hetzelfde verhaal meermalen voorkomt (bijv. een voorwerp, een lied, een kleur, een bepaalde handeling, een gevoel). Herhaling is essentieel.

Ook symbolen (voorwerpen met een vaste betekenis, bijv. roos) kunnen herhaaldelijk voorkomen. Verband tussen motieven en symbolen onderling maakt dat een literair werk tot een samenhangend geheel wordt. Het opsporen van de verbanden tussen motieven leidt tot het ontdekken van hun betekenis en uiteindelijk tot het zien van de betekenis van het werk als geheel: het thema.

Soms heeft het verhaal een leidmotief dat als het ware een rode draad in het hele verhaal vormt.

Thema

Het thema in een werk is een algemene gedachte (‘onderliggende gedachte’) die het eigenlijke onderwerp van dat verhaal vormt. Een zo kort mogelijke omschrijving (in één of twee zinnen) van waar een verhaal eigenlijk over gaat, in algemene bewoordingen (bijv. ‘zoeken naar eigen identiteit’). Het is iets waar bijna iedereen mee te maken heeft, een ‘algemene waarheid’ dus.

Het thema wordt ook wel historisch hoofdmotief genoemd.

Titel

Wat is de betekenis van de titel in relatie tot de inhoud (motieven en thema)?

Motto

Sommige romans hebben een motto, dat is een citaat, een spreuk of een gedicht, geplaatst vóór het eigenlijke verhaal begint. Als er een motto is, hoe luidt dit dan? Wat is de betekenis in relatie tot de inhoud?

schrijfdossier

Dit jaar maak je een schrijfdossier bestaande uit vier schrijfopdrachten:

1.  recensie over een leesboek

2. brief (gekoppeld aan de formuleringstoets)

3. column

4. betoog/beschouwing

Alle opdrachten lever je in als verslag. Eisen:

-voorblad met naam, klas, leerkracht, klas, datum van inleveren.

- inhoudsopgave

- voorwoord.

- per opdracht: voorbereiding (schrijfplan, etc.) eerste versie, feedback van een medeleerling, verbeterde versie.

- nawoord.

schrijfopdracht 1: recensie over een leesboek

boekverslag 1: zie ook [34] lesboek

Opdracht: recensie over gekozen boek bij literatuurfestival. min. 400 woorden.

inleiding: korte uitleg + biografie schrijver

middenstuk:   eigen oordeel + 2 of 3 antwoorden uit het interview

Je moet je bevindingen goed onderbouwen. Hierin kun je ook technische elementen verwerken. Maak er echter geen verslag van. Kies een aantal elementen die je opgevallen zijn en onderbouw ze met passages uit het boek.

zoals:

- personages (flat of round?) Zijn de personen in het boek met diepgang beschreven? Of juist karikaturaal?

- gebruik van tijd: Is dit logisch? Spannend? of juist saai? Zitten er tijdsgaten in?

- gebruik van ruimte en handeling: Mooi? Symbolisch? Dreigend?

- stijl: bloemrijk? (met veel bijvoeglijk naamwoorden) of juist heel erg to the point? Is het woordgebruik mooi? Of juist grof?

- gebruik van perspectief: vanuit welk gezichtspunt is het verhaal geschreven? Draagt dat bij aan het boek?

- thema en/of motief: wat is de rode draad? Zijn er boeiende kleinere thema's (motieven) die steeds terugkomen of werkt dat juist je irritatie op?

(Bron: https://www.cambiumned.nl/theorie/literatuur/literaire-begrippen/)

slot: conclusie of uitsmijter.

Let op: deze schrijfopdracht moet ook ingeleverd worden bij je schrijfdossier!

Het verslag bevat dan ook:

1. voorblad (naam, klas, docent, onderdeel, inleverdatum)

2. voorwoord + voorbereiding (A3 presentatie/schrijfplan/etc.)

3. eerste versie

4. beoordeling van klasgenoot

5. verbeterde versie

6. eventueel nawoord.

Tip: bewaar alle gegevens van dit boek, ook al gebruik je niet alles voor deze opdracht, in je leesdossier. Je hebt het nodig voor je mondeling tentamen volgend jaar

 

schrijfopdracht 2: brief

opdracht; schrijf een brief aan het Nieuw Zutphen Peil (http://nieuwzutphenspeil.nl/) over

- je ervaringen,

- wat je interessant vond

- verbeterpunten

Hanteer de gebruikte conventies, zoals ze in je boek staan. theorie [39-47] blz. 293 - 304

Ben je niet op het festival geweest? Dan schrijf je een brief aan een festival/feest/theaterstuk waar jij geweest bent.

schrijfopdracht 3: een column

Je schrijf een column van max. 350 woorden over een actueel, maatschappelijk thema. In de column is te vinden:

- een stelling en enkele argumenten

- creatief taalgebruik door beeldspraak en stijlfiguren.

de column heeft een

pakkende inleiding,

een goed opgebouwde kern en

een slot met een uitsmijter.

 

schrijfopdracht 4: betoog of beschouwing

 

De opdracht:

Doe onderzoek naar een onderwerp dat jij interessant vindt. Je mag vast een oriëntatieonderzoek doen naar je eindwerkstuk. Verzamel en bewaar alle stappen die je zet.  Naar aanleiding van je onderzoek, je overwegingen, je ideeën en je inzichten schrijf je een beschouwend of betogend stuk van minimaal 750 woorden. Je verwerkt hier achtergrondinformatie in met een goede bronverwijzing.

Stappenplan:

  1. Oriënteer je: praat met mensen om je heen. Lees tijdschriften of boeken over mogelijke onderwerpen. Zoek op internet en maak een keus. Maak een woordweb en voeg dit toe.
     

  2. Maak een schrijfplan, zie blz. 306 van je boek.

 

Formuleer je hoofdgedachte of vraagstelling als dit al lukt. Je mag altijd veranderen of bijschaven tijdens het schrijven. Bedenk welk doel je wil bereiken met je tekst. Wil je de lezer aan het denken zetten of wil je ze overtuigen?  Kies je publiek. Welke lezers hebben belangstelling voor wat jij te vertellen hebt? Onderzoek in welke deelonderwerpen jouw hoofdgedachte of vraagstelling goed uitgelegd kan worden. Houd hierbij rekening met je publiek, voor het ene publiek moet je meer uitleggen dan voor het andere. Kies een tekstvorm die past bij je onderwerp.

 

  1. Ga op zoek naar  minimaal 2 goede artikel als bron. Verwerk dit in je artikel door ernaar te verwijzen. ( bijvoorbeeld: uit onderzoek dat beschreven is in de Volkskrant op 15 januari 2017 blijkt dat steeds meer veehouders stoppen met hun bedrijf ( K. Jansen, 2017)

 

  1. Schrijf een eerste versie van je betoog of beschouwing en let meteen op een juiste indeling van de tekst, goede overgangen van de ene naar de andere alinea en signaalwoorden.  Zorg ook dat je de bronnen aan het eind van de tekst vermeldt.

 

  1. Laat je tekst nakijken/ kijk de tekst van de ander na:

 

    1. verbeter spelfouten

    2. controleer de zinsbouw

    3. controleer de opbouw van de tekst

    4. wordt er gebruik gemaakt van signaalwoorden?

    5. is de inhoud/boodschap van de tekst duidelijk voor jou? Geef aan waarom wel/niet.

    6. In de tekst geef je mogelijke veranderingen aan, die arceer je geel zodat zichtbaar is wat je verbeterd hebt, wat je niet begrijpt (zet dat erbij, stel vragen)

    7. Als je de tekst hebt gelezen en van opbouwende kritiek hebt voorzien, geef je wat tips en tops en geef je aan wat je van het lezen van de tekst geleerd hebt.

 

  1. Herschrijf je tekst.

 

  1. Lever alle stappen in een mapje in.


 

Eisen van inleveren:

  • In een mapje

  • Voorblad met plaatje: naam, leerkracht, datum inleveren, klas, opdracht.

  • Inhoudsopgave

  • Voorwoord

  • Woordweb/oriëntatie

  • Alle stappen zijn aanwezig:

    • Schrijfplan ( met doel, publiek, hoofdgedachte, tekstvorm)

    • Minimaal 1 artikel

    • Kladversie  

    • Beoordeling medestudent

    • Eindversie met:

      • Heldere opbouw: alinea-indeling met witregels

      • Max. lettergrootte 12

    • Nawoord



 

Schrijven: 11 havo: zie H3,4 en 6 boek voor oefeningen en uitleg.

 

Les 1

Stappenplan

Tekststructuur

Brainstorm/uitleg


 

Theorie:

[15 – 21]

[48]

[135]

Les 2

Inleiding kern en slot: opbouw;

Soorten teksten/tekstdoelen: betoog of beschouwing

Onderwerp en hoofdgedachte

Brainstormen/ eerste opzet

[1] [2]

[10] [11]

Les 3

Informatie zoeken, opzet maken

Signaalwoorden en tekstverbanden

[137] [150]

[25] [26]

Les 4

Inleveren proefversie en samen beoordelen

[51]

Les 5

Definitieve versie inleveren.

 
     

 

  •  

spelling

Spelling:

Theorie: 151 – 170.

SE0

SE0 bestaat uit twee onderdelen;

1. literatuurgeschiedenis en literatuuranalyse

2. tekstbegrip:

 

Lezen en leren:

- [1] tekstdoelen, tekstsoorten en teksvormen (blz. 249)

- [22] functies van tekstgedeelten (blz. 272)

- [24] alinea en kernzin (blz. 275)

- [26] soorten verbanden en signaalwoorden (blz. 276)

Een aanvulling (zie ook de mail:

argumentatie: [67], [69] [74] en [76] vooral begrijpen (je krijgt vragen, waarbij je kunt kiezen uit gegeven antwoorden. Zorg dus dat je oefent met deze begrippen, dat je begrijpt wat ze zijn en ze niet uit het hoofd leren)
 
nuttig = de filmpjes op de wiki door te kijken en theorie [10 t/m 14] [25] [92] [128] en [130] even doornemen. Maar vooral het maken van een aantal oefeningen zijn goed. Tips; de laatste opdrachten bij iedere hoofdstuk. Heb je niet veel tijd (of concentratie meer) en wil je toch even bezig? Dan kun je ook even de eerste opdracht maken bij ieder hoofdstuk, dat zijn vaak korte kennistestjes.
Tot slot zou je ook eens een deel van een oud examen kunnen maken via de website: https://www.examenoverzicht.nl/havo/nederlands/oefenexamens
ook op cambiumned.nl staan vaak nog goede tips/oefeningen/adviezen
 
Laatste tip: neem een woordenboek mee!
 
Iedereen veel succes en nog een fijne vakantie,
 
 

Tips en trucs voor het leesexamen

  1. Hoe pak je de leestekst aan? Bewust lezen, let op signaalwoorden!
  2. Lees de vragen goed!
  3. Lees wat er letterlijk in de tekst staat. Vaak worden synoniemen in de vragen gebruikt. (bijv. in de tekst staat afgelopen eeuw en er wordt gevraagd naar de periode na 1900 )
  4. Let op de eerste en laatste zinnen van alinea’s ( kernzinnen). Twijfel je over een antwoord? Ga dan uit van de kernzinnen.
  5. Leer de leesdoelen, relaties (signaalwoorden)  en functies goed herkennen. (theorie)
  6. Staat in de vraag dat je een maximaal aantal woorden mag gebruiken? Ga er dan niet overheen.
  7. Let op je spelling en formulering in je antwoorden. Wees volledig in je antwoorden. Benoem alles.

    (dus niet… Hij heeft het over de datum op bananen, maar: prof. T. Putjes adviseert supermarktklanten beter te letten op de versheidsdatum van bananen) (wie wat waarop aan wie, etc.)

Arnoud Kuijpers leesstrategiën

schrijfdoelen en tekstdoelen

publiek

tekstopbouw

alinea-en tekstverbanden

debat

Groepsopdracht ( 4 leerlingen)

Debat en discussie

Kies met je groepje een onderwerp waar je een discussie of debat over voert. Let op: een goed onderwerp kiezen is belangrijk. Je moet zowel voor als tegenargumenten kunnen bedenken en ook veel argumenten.

Na de formulering van je stelling, verdeel je je groepje weer in twee delen: een voorgroep en een tegengroep.

Bereid dit samen voor. Deze voorbereiding lever je in na je discussie of debat:Let op: dit vervalt

  1. Schrijf de aanleiding voor jullie onderwerp op.
  2. Zorg dat je minimaal twee verschillende en goede artikelen hebt, die je kunt gebruiken in je discussie of debat.

     

  3. Bereid beide kanten goed voor door argumenten te bedenken. Pak de theorie er weer bij {69} blz. 340 voor soorten argumenten. Noteer dit in een verslag van je voorbereiding.

     

  4. Kies duidelijk voor de vorm: discussie of debat. [79] – [84] en [87] – [89]

     

  5. Je krijgt een cijfer voor het geheel; uitvoering en voorbereiding.

 

documentatiemap

in het voorjaar moet je een documentatiemap inleveren bij de leerkracht Nederlands. Informatie over de opdracht vind je hier: https://sites.google.com/a/vszutphen.nl/ews/nederlands-se (of op het leerlingenportaal, themasite, eindwerkstuk, producten). Je kunt hiervoor de instructies gebruiken die je gekregen hebt over het zoeken van informatie op internet.

 

Veel informatie vind je hier:  https://sites.google.com/a/vszutphen.nl/mediatheek/home (mediatheek via leerlingenportaal),

In het wordbestand hierbij vind je de belangrijkste informatie uit de voorlichting.

Succes!

nationale documentatiebank

krantenbank