De overheid

De overheid

Thema de overheid

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kun je:

 

  • toelichten wat wordt bedoeld met 'economische politiek'.
  • uitleggen wat het verschil is tussen een markteconomie en een planeconomie met behulp van een voorbeeld.
  • uitleggen dat er in Nederland sprake is van een gemengde economie
  • met behulp van voorbeelden uitleggen wat het verschil is tussen bedrijven in de particuliere sector en de collectieve sector.
  • uitleggen wat het verschil is tussen collectieve en individuele goederen.
  • uitleggen waarom de overheid op het gebruik van sommige producten subsidie geeft en waarom de overheid andere producten belast met accijns.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met privatiseren.
  • verklaren hoeveel overheden we in Nederland hebben en in welk opzicht ze verschillen van elkaar.
  • de naam geven voor iemand die in dienst is van de overheid.
  • uitleggen dat de belastingen de belangrijkste inkomenstenbron van de overheid zijn.
  • uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen.
  • twee voorbeelden noemen van directe en indirecte belastingen.
  • twee voorbeelden van niet-belastinginkomsten van de overheid noemen.
     
  • uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkrachtbeginsel.
  • met voorbeelden uitleggen wat een progressief belastingsysteem inhoudt.
  • twee voorbeelden noemen van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een retributie en twee voorbeelden van retributies noemen.
     
  • uitleggen wat wordt bedoeld met het schijventarief
  • toelichten wat bedoeld wordt met het boxenstelsel.
  • uitleggen wat het eigenwoningforfait is.
  • uitleggen wat de algemene heffingskorting is.
     
  • verklaren wat bedoeld wordt met de loonheffing.
  • drie voorbeelden noemen van overheidsuitgaven.
     
  • uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen.
  • de definities van de begrippen Rijksbegroting en Miljoenennota geven.
     
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een begrotingstekort en wat de relatie van een begrotingstekort met de staatsschuld is.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met sociale zekerheid.
  • twee wetten noemen waarin geregeld is dat mensen zonder inkomen ook een inkomen krijgen.
  • met behulp van een voorbeeld uitleggen wat het verschil is tussen een volksverzekering en een werknemersverzekering.

De overheid

Economische politiek

Economische politiek

Lees de Kennisbank: Overheid en bestuur

Waar of niet waar?

  • De overheid bepaalt waar nieuwe snelwegen komen.
  • De overheid bepaalt de hoogte van de inkomstenbelasting.
  • De overheid bepaalt hoeveel jaar je naar school moet.
  • De overheid bepaalt de opstelling van het Nederlands voetbalelftal.

De overheid heeft op veel terreinen invloed. Veel beslissingen van de overheid hebben invloed op de economie. Je zegt: de overheid voert economische politiek.

Als in een land van de invloed van de overheid zeer groot is, spreek je van een planeconomie. Heeft de overheid in een land geen invloed, dan heeft dat land een vrije markteconomie.  Dit komt eigenlijk niet voor. Een land heeft een gemengde economie als de overheid wel invloed heeft, maar niet alles regelt. Dit laatste wordt ook wel een sociale markteconomie genoemd. Nederland is hier een voorbeeld van. In principe laat de overheid de markt zijn werk doen maar ze hebben wel regels over minumumlonen, arbeidsomstandigheden en uitkeringen opgesteld

Planeconomie of markteconomie?
1. Lees de zinnen hieronder.
Welke zinnen passen het best bij een planeconomie en welke passen het best bij een markteconomie?

  1. De overheid bepaalt of en waar Schiphol mag uitbreiden.
  2. De verkoopprijs van een spijkerbroek wordt vastgesteld door de winkelier.
  3. De boer bepaalt of hij maïs of graan verbouwt.
  4. In de Arbeidstijdenwet is vastgesteld dat iemand van 14 jaar op een schooldag niet meer dan 2 uur mag werken.
  5. De winkels mogen kiezen of ze 's zondags wel of niet geopend zijn.
  6. Om een autorijschool te beginnnen, heb je geen ondernemersdiploma nodig.

2. Wat denk je?
Is er in Nederland sprake van een planeconomie, van een markteconomie of van een gemengde economie?

Veel of weinig ambtenaren?
Gerda en Micha zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Gerda heeft een land met een markteconomie in verhouding meer ambtenaren dan een land met een planeconomie.
Micha denkt dat in een land met een planeconomie het aantal ambtenaren juist groter is dan in een markteconomie.

3. Wie heeft er volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.

Collectief of individuele goederen

Bekijk de twee foto's hieronder.
Je ziet een foto van een winkel en een foto van een stadskantoor.


4. Wat denk jij?
Wat zijn de verschillen tussen beide bedrijven? Probeer zoveel mogelijk verschillen te bedenken.
 

Collectief of particulier
Bestudeer uit de Kennisbank economie de eerste pagina van het volgende onderdeel.

KB: Collectief of particulier?

5. Hieronder zie je acht bedrijven.
Welke bedrijven behoren tot de particuliere sector en welke bedrijven tot de collectieve sector?

a boekenwinkel d provinciaal ziekenhuis     g bouwbedrijf
b vuilophaaldienst e verzekeringsbedrijf h RABO-bank
c openbare bibliotheek     f autoverhuurbedrijf

 

6. Wat is het doel van een particulier bedrijf?
7. Wie draait er op voor het verlies dat een bedrijf uit de collectieve sector maakt?
8. Waar of niet waar? Verklaar je antwoord.
Ambtenaren werken in de particuliere sector?
9. Waar of niet waar? Verklaar je antwoord
In een land met een markteconomie is collectieve sector heel klein.

Subsidies en accijns
Bestudeer nu ook de derde pagina van het volgende onderdeel.

KB: Collectief of particulier?

10. Dat de overheid door subsidie te geven het bezoek aan een museum kan stimuleren, kun je uitleggen in vier stappen. Hieronder zie je die vier stappen.
Ze staan alleen nog niet in de juiste volgorde.

  1. Het museum krijgt subsidie.
  2. De prijs van het toegangskaartje gaat omlaag.
  3. Het museum trekt meer bezoekers.
  4. Een deel van de kosten wordt betaald met subsidie.

De juiste volgorde is: 1 - ... - ... - ...

Accijns op sigaretten en benzine
Het roken van sigaretten is slecht voor de gezondheid.
De overheid heft accijns op sigaretten om het gebruik af te remmen.

11. Wat wordt bedoeld met accijns?
12. Leg in een aantal stappen uit hoe de overheid door accijns te heffen het roken van sigaretten kan proberen af te remmen.
13. De overheid overweegt om de accijns op sigaretten met € 0,05 te verhogen.
Wat denk je: zal hierdoor minder gerookt worden?

Een ander product waar accijns op zit is benzine. De prijs van één liter benzine is € 1,85. In dit bedrag zit € 0,32 BTW en € 1,06 aan accijns.

14. Hoeveel bedragen de inkomsten van de overheid als een automobilist 30 liter benzine tankt?
15. Overleg met je klasgenoten over de vraag hoe hoog de prijsverhoging zou moeten zijn om het autogebruik daadwerkelijk te verminderen.

Inkomsten overheid

Soorten belastingen

Inkomsten overheid
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer het volgende onderdeel:

KB: Inkomsten overheid

Maak de volgende kennistest.

 

Toets:Inkomsten overheid

Belastinginkomsten

Belastinginkomsten en niet-belastinginkomsten
Bekijk nogmaals het diagram met de belastinginkomsten.


16. De inkomsten van de overheid bestaan voor 22,5 miljoen uit vennootschapsbelasting.
Zoek op wie vennootschapsbelasting betalen.

17. Naast de genoemde belastingen zijn in het diagram ook nog 'Overige belastinginkomsten' aangegeven.
Schrijf minimaal twee overige belastingen op.

18. Naast belastinginkomsten zijn er de niet-belastinginkomsten.
Voorbeelden hiervan zijn schoolgeld en de opbrengsten uit de verkoop van aardgas.
Bedenk (of zoek op) nog twee voorbeelden van niet-belastinginkomsten.

 

Uitgaven overheid

Vooraf

Bekijk de volgende vier krantenkoppen.

Wat denk jij?
Iedere krantenkop heeft invloed op de uitgaven van de overheid.
Geef per krantenkop aan of de overheidsuitgaven afnemen of juist toenemen.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • drie voorbeelden noemen van overheidsuitgaven.
  • uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen.

Uitgaven overheid

Uitgaven overheid
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer het volgende onderdeel:

KB: Uitgaven overheid


Overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen
Hieronder zie je twee kolommen met overheidsuitgaven.

Huursubsidie Salaris van een leraar
Werkloosheidsuitkering Aanleg van een nieuwe spoorlijn
Kinderbijslag Bouw van een nieuw schoolgebouw
AOW-uitkering Aankoop van een gevechtsvliegtuig

 

19. Wat is het verschil tussen de overheidsuitgaven in de eerste kolom en overheidsuitgaven in de tweede kolom?
20. In welke kolom vind je alleen overheidsbestedingen?
21. En hoe noem je uitgaven in de andere kolom?

22. Maak de onderstaande kennistest.

 

Toets:Uitgaven overheid

Tekort of overschot

Vooraf

Op de derde dinsdag van september, Prinsjesdag, komt de koning naar het Binnenhof in Den Haag om de Troonrede voor te lezen. De Troonrede wordt rechtstreeks uitgezonden op radio en televisie.

De Troonrede is geschreven door de minister-president in overleg met de andere ministers.
In de Troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.

Omdat het uitvoeren van die plannen geld kost, staat de minister van Financiën die dag speciaal in de belangstelling. Het financiële verhaal bij de plannen draagt hij bij zich in het 'koffertje'.
Het koffertje bevat de Rijksbegroting: een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven voor het volgende jaar.

23. Wat denk jij?
Waarom gaat het om verwachte inkomsten en uitgaven?
24. Bedenk een uitgavepost waarvan het lastig is om van te voren vast te stellen hoeveel geld daar naar toe moet. Leg je antwoord uit. 


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de definities van de begrippen Rijksbegroting en Miljoenennota geven.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een begrotingstekort en wat de relatie van een begrotingstekort met de staatsschuld is.

De Rijksbegroting

Rijksbegroting
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer de pagina's van het onderdeel:

KB: Rijksbegroting
25. Gebruik de informatie uit de Kennisbank om de volgende vragen te beantwoorden.

  1. Wat staat er in de Rijksbegroting?
  2. Hoe is de Rijksbegroting opgebouwd?
  3. Tegenwoordig wordt de Miljoenennota ook wel miljardennota genoemd.
    Leg uit waarom.
  4. Wanneer spreek je van een begrotingstekort?
  5. Wat gebeurt er als de overheid een aantal jaar achter elkaar een tekort heeft?

26. De volgende gegevens komen uit de begroting van 2015.

Inkomsten overheid € 246,8 miljard
Uitgaven overheid € 259,6 miljard
Overheidsschuld € 467 miljard
Rentelasten € 8,4 miljard


Ga er bij het beantwoorden van de volgende vragen uit dat er 16,6 miljoen Nederlanders zijn.

  1. Hoeveel bedroeg het begrotingstekort over 2015?
  2. Bereken het begrotingstekort per dag.
    Bereken ook het begrotingstekort per Nederlander.
  3. Bereken de overheidsschuld per Nederlander.
  4. Bereken hoeveel rente de overheid gemiddeld over de overheidsschuld betaalt.

Begrotingstekort

Lening
Als de overheid geld wil lenen, kan de minister van Financieën een advertentie in de krant plaatsen.
Bekijk de advertentie.

27. Hoeveel procent rente krijg je als je geld aan de overheid uitleent?
28. Voor hoeveel jaar leen je het geld uit aan de overheid?
29. Als de overheid rente betaalt, wordt de staatsschuld dan groter of kleiner of blijft de staatsschuld gelijk? Zeg ook waarom.
30. Welke twee andere manieren heeft de overheid om een begrotingstekort op te lossen?
31. Verklaar waarom lenen vaan de minst verstandige oplossing is.

Lenen door de overheid

Staatsschuld: ja of nee?

 

Ramona Kamps vindt het vreemd dat de schuld van de overheid zo hoog is opgelopen. Zij vindt dat je nooit meer uit mag geven dan dat je binnenkrijgt. Dat geldt voor een gezin en dus ook voor de overheid.

Jack van Wieringen is het niet met Ramona eens. Hij vindt dat de overheid, net als een gezin, in sommige gevallen best geld mag lenen. Hij zegt: 'Voor het aanleggen van wegen of het bouwen van een school mag de overheid best geld lenen.'

32. Wat vind jij?
Ben je het eens met Ramona of ben je het eens met Jack? Leg je antwoord uit.

 

Staatsschuld

Aflossen staatsschuld
Lees het volgende krantenartikel.

33. Kies het juiste antwoord.
Welke redenering volgt de minster van Financiën als hij voorstelt het begrotingsoverschot te gebruiken voor de aflossing van de staatsschuld?

  1. Meer aflossen > kleinere staatsschuld > meer rente betalen > meer geld over.
  2. Meer aflossen > groter staatsschuld > meer rente betalen > minder geld over.
  3. Meer aflossen > kleinere staatsschuld > minder rente betalen > meer geld over.
  4. Meer aflossen > kleinere staatsschuld > minder rente betalen > minder geld over.

Sociale zekerheid

Vooraf

Bekijk de krantenkop:

In Nederland is het jaren heel goed gegaan. Maar niet iedereen heeft daarvan evenveel geprofiteerd.
Volgens de bisschop van Breda zijn er in Nederland nog steeds groepen mensen die moeilijk kunnen rondkomen met hun inkomen.

34. Wat denk jij?
Ben je het met de bisschop eens?
Geef ook aan waarom wel of waarom niet.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat bedoeld wordt met sociale zekerheid.
  • twee wetten noemen waarin geregeld is dat mensen zonder inkomen ook een inkomen krijgen.
  • met behulp van een voorbeeld uitleggen wat het verschil is tussen een volksverzekering en een werknemersverzekering.

Volksverzekeringen

Sociale zekerheid
Ga naar de kennisbank economie en lees de eerste twee pagina's van het onderdeel 'Sociale zekerheid' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Sociale zekerheid

35. In Nederland is in een aantal wetten geregeld dat iedereen een inkomen kan krijgen. Hoe noem je die wetten samen?
36. Zoek in het woordenboek of op internet een definitie van het woord sociaal op.
Schrijf nu in je eigen woorden op wat wordt bedoeld met sociale zekerheid.
37. Schrijf de afkortingen AOW, AWBZ en AKW voluit.

Bekijk de volgende krantenkop:

38. Wat betekent vergrijzing?
39. Van welke volksverzekering zullen de uitgaven toenemen als de vergrijzing verder toeneemt.

Werknemersverzekeringen en sociale voorzieningen

Werknemersverzekeringen en sociale voorzieningen
Ga naar de kennisbank economie en lees pagina 3 en 4 van het onderdeel 'Sociale zekerheid' en beantwoord daarna de vragen.

KB: Sociale zekerheid

40. Schrijf de afkortingen WIA, WW en WWB voluit.
41. Sanne de Jong heeft een aantal jaren bij een boekhandel gewerkt.
De boekhandel is pas geleden failliet gegaan.
Sanne is daardoor zonder werk komen te zitten.
Sanne is druk op zoek naar nieuw werk, maar heeft dat nog niet gevonden.
Volgens welke wet krijgt Sanne een uitkering?
42. Joachim Swarts is tijdens zijn werk van een steiger gevallen.
Hij heeft zijn rug gebroken. Hij kan niet meer werken.
Volgens welke wet kan hij een uitkering krijgen?
43. Ivo van Miert is 27 jaar en heeft zijn mbo-diploma.
Hij heeft nog nooit gewerkt en ook geen werk vinden.
Volgens welke wet kan Ivo een uitkering krijgen?

Belastingsysteem

Vooraf


In Nederland betaalt niet iedereen evenveel belasting.
Een onderwijzer met een inkomen van € 40.000,- betaalt ongeveer
€ 11.000,- aan belasting.

44. Wat vind jij?
Hoeveel belasting zou een bankdirecteur die € 120.000,- verdient moeten betalen?


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkrachtbeginsel en het solidariteitsbeginsel.
  • met voorbeelden uitleggen wat een progressief belastingsysteem inhoudt.
  • weten wat er wordt bedoeld met nivelleren en denivelleren
  • twee voorbeelden noemen van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een retributie en twee voorbeelden van retributies noemen.

Progressieve tarieven en het draagkrachtbeginsel

Kenmerken van ons belastingsysteem
Ga naar de Kennisbank economie en bestudeer de drie pagina's van het onderdeel:

KB: Kenmerken belastingheffing

Beantwoord nu de volgende vragen.

45. Een onderwijzer met een inkomen van € 40.000,- betaalt ongeveer € 11.000,- aan belasting.
Een bankdirecteur die € 120.000,- verdient betaalt ongeveer € 41.000,- aan belasting.

  1. Leg uit dat hier sprake is van het draagkrachtbeginsel.
  2. Laat met een berekening zien dat de onderwijzer ruim 27% van zijn inkomen aan belasting betaalt.
  3. Reken uit hoeveel procent de bankdirecteur aan belasting betaalt.


Progressief?
46. Bekijk de volgende drie gevallen.

A Inkomen € 30.000,- € 60.000,-
  Bedrag aan belasting € 10.000,- € 15.000,-

 

B Inkomen € 30.000,- € 60.000,-
  Bedrag aan belasting € 10.000,- € 20.000,-

 

C Inkomen € 30.000,- € 60.000,-
  Bedrag aan belasting € 10.000,- € 25.000,-

 

  1. In alle drie de gevallen is er sprake van het draagkrachtbeginsel.
    Leg uit waarom.
  2. Is er ook in alle drie de gevallen sprake van een progressieve belasting?
    Leg je antwoord uit.


Draagkrachtbeginsel
​Iemand met een laag inkomen betaalt in Nederland niet veel belasting.
Heb je een hoog inkomen dan betaal je meer belasting.
Je noemt dat het draagkrachtbeginsel:
"de sterkste schouders dragen de zwaartste lasten".

47. Erkan en Ismay zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Erkan zorgt het draagkrachtbeginsel voor een nivellerende werking op de inkomensverschillen.
Ismay denkt juist dat het draagkrachtbeginsel een denivellerende werking heeft.

Wie heeft er volgens jou gelijk? Leg je antwoord uit.

Het profijtbeginsel


48. Belastingen op basis van het profijtbeginsel gaan er vanuit dat mensen betalen die ook echt van het gebruik van het product profiteren.
Noem drie voorbeelden van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel.

49. Erkan en Ismay zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Erkan is de BTW een voorbeeld van een belasting volgens het draagkrachtbeginsel.
Als je veel verdient, koop je meer producten en betaal je dus meer BTW.
Volgens Ismay is de BTW een voorbeeld van een belasting volgens het profijtbeginsel.
Je betaalt alleen BTW als je de producten koopt.
Wie heeft volgens jou gelijk? Of hebben ze allebei gelijk?

 

Retributies


Sommige mensen betalen meer belasting dan anderen. Iemand die meer belasting betaalt, mag echter niet vaker naar school of wordt niet beter beschermd door de politie. Je kunt zeggen dat er geen verband is tussen de hoogte van het bedrag dat je betaalt en wat je er van de overheid voor terugkrijgt.

50. Vind je het terecht dat er geen verband is tussen bedrag dat je aan belasting betaalt en de tegenprestatie van de overheid? Leg je antwoord uit.
51. Bedenk twee overheidsproducten waarvoor je wel rechtstreeks moet betalen.

Bestudeer in de Kennisbank (nogmaals) de volgende informatie en maak vervolgens de rest van de vragen.

KB: Retributies

52. Leg uit dat bij het retributies het profijtbeginsel geldt.
53. Een voorbeeld van een retributie is schoolgeld.
Wat denk je, betaal je door schoolgeld te betalen de kostprijs van het onderwijs of betaalt de overheid ook een deel van het onderwijs?
54. Er gaan stemmen op om het schoolgeld inkomensafhankelijk te maken.
Wat vind je van het idee om het schoolgeld inkomensafhankelijk te maken?

Belasting nader bekeken

Vooraf

Er zijn verschillende soorten inkomen:

  • Achmed Gouzine werkt in een supermarkt. Zijn loon bedraagt € 34.000,- per jaar.
  • Meneer Zijlstra is 69 jaar. Hij is met pensioen, maar is nog steeds mede-eigenaar van een bouwbedrijf. Hij heeft jaarlijks recht op een deel van de winst.
  • Ilse Verhoeve heeft € 40.000,- op een spaarrekening staan. Ze krijgt per jaar 3% rente.


55. Wat denk jij?
Moeten Achmed, meneer Zijlstra en Ilse alle drie belasting betalen over hun inkomen?
Geef per persoon aan welke vorm van inkomen ze hebben en of ze er wel of niet belasting over moeten betalen


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • toelichten wat bedoeld wordt met het boxenstelsel.
  • uitleggen wat het eigenwoningforfait is.
  • uitleggen wat de algemene heffingskorting is.
  • verklaren wat bedoeld wordt met de loonheffing.

Het boxenstelsel

Boxenstelsel
De overheid onderscheidt drie soorten belastbaar inkomen. Iedere soort inkomen is ondergebracht in een eigen box. Iedere box heeft een eigen belastingtarief. Lees de eerste drie pagina's van de kennisbank.

KB: de werking van het belastingstelsel

Boxenstelsel
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning

  • loon, pensioen, sociale uitkering, enz.
  • opbrengsten uit overige werkzaamheden
  • winst uit onderneming
  • eigenwoningforfait
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
  • winstuitkering als je voor 5% of meer eigenaar bent van een bedrijf dat aandelen uitgeeft
  • winst door de verkoop van aandelen

(BOX 2 is geen examenstof, dit hoef je dus ook niet te kennen/weten)

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen of beleggen
  • rente over spaartegoeden
  • koerswinst op aandelen

56. Leg uit wat er wordt bedoeld met het belastbaar inkomen.


Eigenwoningforfait
In box 1 zit behalve inkomen uit werk ook inkomen uit eigen woning.
Heb je een eigen huis dan moet je van de belastingdienst je inkomen verhogen met het eigenwoningforfait.

De hoogte van het eigenwoningforfait hangt af van de waarde van je woning.
In 2015 gold voor huizen tussen de € 100.000,- en € 1.000.000,- dat het eigenwoningforfait 0,7% bedroeg.

57. Johan Pardijs woont in een eigen huis met een waarde van € 170.000,-.

  1. Hoe hoog was het eigenwoningforfait voor Johan in 2015?
  2. Moet Johan dit bedrag bij zijn inkomen uit werk optellen of aftrekken?
  3. Waar of niet waar?
    Mensen die in een huurwoning wonen hebben geen eigenwoningforfait

58. Heeft de eigen woning een nivellerende of een denivellerende werking?

Box 3

Tarieven boxenstelsel
Lees de kennisbank over box 3

KB: box 3

59. Gebruik de informatie uit de kennisbank. Gertrude Klinkhamer heeft € 15.000,- aan spaargeld.
Ze heeft geen aandelen. Haar spaargeld levert € 450,- aan rente op.
Moet Gertrude over dit bedrag belasting betalen?

60. Joachim Boaz heeft € 80.000,- aan spaargeld. Hoeveel belasting hij moet betalen, kun je uitrekenen met onderstaand schema.
Neem het schema over en vul het helemaal in.

Bedrag aan spaargeld:
Vrijstelling:
Belastbaar spaargeld:
Rendemet 4% is:
Bedrag aan belasting ...% is:
€ 80.000,-
€ 30.000,-
€ .........
€ 2.000,-
€ ..........

Heffingskortingen

Heffingskorting

Lees de laatste twee pagina's van de kennisbank over de werking van het belastingstelsel:

KB: heffingskortingen

Heb je uitgerekend hoeveel belasting je moet betalen, wacht dan nog even met betalen. Er geldt namelijk een zogenaamde algemene heffingskorting. De heffingskorting bedroeg in 2015 ruim € 2000,-. Dat wil zeggen dat iedereen van het bedrag dat hij/zij aan belasting moet betalen nog € 2000,- mag aftrekken.

 

61. Wie profiteren in verhouding het meest van de heffingskorting, mensen met een hoog inkomen of mensen met een laag inkomen.

62. Hebben heffingskortingen een nivellerende of denivellerende werking? Leg je antwoord uit.

Loonheffing

Loonheffing
Bekijk het loonstrookje van januari 2015 van Jacob Veldhoen.

Loonstrook januari 2015
De heer J. Veldhoen
Kerkstraat 48
2011 BD Haarlem
geb. datum: 16-07-1975

Salaris € 2.201,00 In dienst 01-04-2005
Loonheffing -€   721,34 functie: redacteur
    gewerkte dagen 21
Netto € 1.479,66    

Het nettosalaris wordt overgemaakt op bankrekening: NL65RABO03173540762

63. Welk bedrag verdient Jacob Veldhoen bruto per maand?
Hoeveel is dat per jaar?
64. Is het zeker dat Jacob dat bedrag per jaar gaat verdienen?
Leg je antwoord uit.
65. Welk bedrag wordt maandelijks van Jacobs loon ingehouden?
Hoeveel is dat per jaar?

Het bedrag dat je in een jaar aan belasting moet betalen kun je pas definitief uitrekenen als het jaar afgelopen is.
Om er voor te zorgen dat werknemers aan het eind van het jaar niet een groot bedrag in één moeten betalen,
is er voor werknemers een voorheffing ingevoerd. Deze voorheffing wordt ook wel loonheffing genoemd.
Een werkgever is verplicht bij het betalen van het loon de loonheffing in te houden en aan de belastingdienst over te maken.

Bekijk nogmaals de salarisstrook van Jacob Veldhoen.

Soms heeft een werknemer door maandelijks de loonheffing te betalen genoeg belasting betaald.
De loonheffing is dan de eindheffing. Is de loonheffing te laag of te hoog of heb je geen loonheffing betaald,
dan moet je na afloop van het jaar een belastingformulier invullen.

66. Hoe hoog is de maandelijkse loonheffing voor Jacob Veldhoen?
67. Bedenk twee redenen waardoor de eindheffing voor Jacob hoger uit kan vallen dan de loonheffing.

 

Begrippenlijst

In-uit overheid

Rijksbegroting
overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid.
sociaal minimum
een door de overheid vastgesteld minimumbedrag dat je nodig hebt om in je levensonderhoud te voorzien.
Miljoenennota
samenvatting van de Rijksbegroting waarin wordt ingegaan op de economische situatie in Nederland.
sociale zekerheid
stelsel van wetten waarin geregeld is dat iedere inwoner van Nederland recht heeft op het sociaal minimum.
begrotingstekort
de overheidsuitgaven zijn groter dan de overheidsinkomsten.
volksverzekeringen
sociale zekerheidswetten die voor alle inwoners van Nederland gelden. Iedereen met een inkomen betaalt een premie voor deze verzekering.
staatsschuld
de overheidsschuld, het totaal aan uitstaande leningen van de overheid.
werknemersverzekeringen
sociale zekerheidswetten die gelden voor alle mesen in loondienst. Werknemers betalen een premie voor deze verzekeringen.
sociale voorzieningen
sociale zekerheidswetten die voor alle inwoners van Nederland gelden. Voor deze voorzieningen hoeft geen premie betaald te worden.

 

Overheid en bestuur

overheid
er zijn vier overheden: de gemeente, de provincie, het Rijk en de Europese Unie.
gemengde economie
de overheid heeft invloed op het economisch leven, maar bepaalt lang niet alles.
ambtenaar
werknemer in dienst van de overheid.
particuliere sector
niet-overheidsbedrijven.
economische politiek
beleid van de overheid dat invloed heeft op het economische leven.
collectieve sector
overheidsbedrijven.
Wordt ook wel publieke sector genoemd.
planeconomie
de overheid heeft een zeer grote invloed op het economische leven.
collectieve overheidsproducten
overheidsproducten waarvan iedereen gebruik maakt en die worden betaald uit de belastingopbrengst.
markteconomie
de invloed van de overheid op het economische leven is klein.
individuele overheidsproducten
producten die door de overheid aan één of meerdere personen worden geleverd en waar meestal voor betaald moet worden.
subsidie
tegemoetkoming in de kosten die worden gemaakt bij het maken van een product. Doel is het gebruik van het product te stimuleren.
milieubeleid
overheidsmaatregelen die er op gericht zijn milieuvervuiling tegen te gaan.
accijns
extra belasting op producten om het gebruik van die producten af te remmen.
maatschappelijke kosten
kosten voor bijvoorbeeld het opruimen van milieuvervuiling die betaald moeten worden door de overheid.
privatiseren
een overheidsbedrijf wordt een particulier bedrijf. Het omgekeerde heetnationaliseren.
milieuvriendelijk gedrag
gedrag dat het milieu zo min mogelijk belast.

Diagnostische toets

In-uit overheid

Het thema 'Inkomsten en uitgaven van de overheid' sluit je af met een diagnostische toets.

De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan de eind van de toets zie je je score.
Bij een score van ongeveer 80% heb je een voldoende.
Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was.

Succes.

Toets:Inkomsten en uitgaven van de overheid

  • Het arrangement De overheid is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Henk-Jan van Mierlo
    Laatst gewijzigd
    2018-03-19 13:27:51
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van Mierlo, Henk-Jan . (2018).

    Overheid: Inkomsten en uitgaven vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/100069/Overheid__Inkomsten_en_uitgaven__vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Inkomsten overheid

    Uitgaven overheid

    Inkomsten en uitgaven van de overheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.