3.1 Relatives - hv12

3.1 Relatives - hv12

Relatives

Introduction

The subject of this double period is relatives.
Het onderwerp van dit blokuur is familieleden.

  • Make groups of three or four.
    Maak groepjes van drie of vier.
  • Discuss the following questions in English in your group:
    Bespreek de volgende vragen in het Engels met je groepje:
    • Kom je uit een groot of een klein gezin?
    • Heb je broers of zussen?
    • Is de rest van je familie (grootouders, ooms, tantes, neven, nichten) groot of klein?
    • Beschrijf je familie.
Step activiteit
activity
leerdoel
aim
tijd
time
  introduction Find out what you already know.
Nadenken over wat je al weet.
10
Step 1 listening
Family
You can understand questions about relatives and answer them.
Je kunt een gesprekje over familieleden verstaan en er vragen over beantwoorden.
15
Step 2 reading
Our families

You can understand a text about relatives and answer questions.
Je kunt een tekst begrijpen over familieleden en er vragen over beantwoorden.

15
Step 3 vocabulary You can understand and use vocabulary about relatives.
Je kunt woorden en zinnen over familieleden begrijpen en gebruiken.
15
Step 4 grammar
Nouns and plurals 
You can use nouns and plurals.
Je kunt zelfstandig naamwoorden en hun meervoud gebruiken.
15
Step 5 speaking
Tell me about your relatives
You can have a conversation about your relatives.
Je kunt een gesprek voeren over je familieleden.
10
Step 6 writing
An email about your relatives
You can write an email about your relatives.
Je kunt een e-mail schrijven over je familieleden.
15
Step 7 evaluation Reflecting on what you have learnt.
Nadenken over wat je hebt geleerd.
05

Step 1 - Listening

Family

You are going to listen to ten questions about relatives.

  • Listen to the recording.
  • While listening, think about the folllowing question:
    • Welke van de vragen zou je nu al in het Engels kunnen beantwoorden? Probeer ze ook daadwerkelijk te beantwoorden in de pauzes tussen de vragen.

Now do the exercises.

Exercise 2

Listen again. In the pauses, answer the questions in your own words and in complete sentences. Use your imagination.

Step 2 - Reading

Our families

You are going to read a text about family.

  • Read the text.
  • While reading, think about the following questions:
    • Waarom ziet het stel hun familie zo weinig?
    • Hoe zou jij het vinden om zo weinig contact te hebben met je familie?
    • Zou jij in het buitenland willen wonen? Zo ja, waar? Zo nee, waarom niet?

I don’t live with my parents anymore. Last year ago I got married, and now I live in New York.
My mum and dad still live in Rome, where I'm from, and my husband’s parents have lived in Montreal, Canada all their lives.
It makes us a little sad that we don’t see them a lot, but when we get together we have a wonderful time.
One of my sisters lives in Rio, Brazil, and the other one, who is 16, still lives at home.
My husband has only one brother. He still lives with his parents, too. Next year he wants to move to Paris to study European history.
We got married in Rome one year ago. Both our families were at the wedding. We had a fantastic time, and our honeymoon in Venice was beautiful.
We would like to have children someday. We're hoping for a son and a daughter. We want to make sure they have a great life, maybe in America, maybe in Africa or Asia or Europe.

 

Now do the exercise.

Step 3 - Vocabulary

Study the words and phrases well.
Leer de woorden en zinnen goed.
If you want, you can also study the vocabulary on Wozzol:
Als je wilt kun je de woordenlijst ook oefenen op Wozzol:

Vocabularylist Relatives

  • Study the vocabulary. (No more than 10 minutes)
  • Do the exercise.

Tip!

There are different ways to study vocabulary. Click the red arrow to select another way.
Er zijn verschillende manieren om woordjes en zinnen te leren. Klik op de rode pijl om een andere manier te kiezen.

You can read the words aloud or copy them.
Je kunt de woorden hardop oplezen of overschrijven.

The most important rule is not to study for too long in one go, because you won't learn any more. You will learn more in two 10-minute sessions than in half an hour.
Het belangrijkste is dat je dit niet te lang achter elkaar doet, want dan leer je niets meer. In twee keer 10 minuten leer je meer dan in een half uur.

Step 4 - Grammar

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die je gebruikt om mensen, dieren en dingen mee te beschrijven. Voorbeelden zijn brother, cat en house.

Zelfstandige naamwoorden hebben (meestal) ook een meervoud: brothers, cats, houses.

Bestudeer uit de kennisbank Engels het onderdeel over het zelfstandig naamwoord en het onderdeel over meervoud op pagina 2 van de Kennisbank. Denk na over deze vragen:

  1. Is happy een zelfstandig naamwoord? Waarom (niet)?
  2. Is sister een zelfstandig naamwoord? Waarom (niet)?
  3. Waarom is het meervoud van key niet keies?

Zelfstandig naamwoord

Meervoud

Do the exercises.

Step 5 - Speaking

Tell me about your relatives

Have a conversation with a classmate. Use the table below.
Voer een gesprek met een klasgenoot. Gebruik onderstaande tabel.

Preparation
Voorbereiding

  1. Write down a couple of words and phrases to help you during the conversation.
    Schrijf een paar woorden en zinnen op als steuntje tijdens het gesprek.
  2. Practise your conversation at least twice.
    Oefen jullie gesprek minstens twee keer.

Having the conversation
Het gesprek voeren

  1. Find another pair to work with.
    Zoek een ander paar om mee samen te werken.
  2. Have your conversation.
    Voer jullie gesprek.
  3. Ask your classmates to write down feedback for you.
    Vraag jullie klasgenoten om feedback voor jullie op te schrijven.
  4. Next, let them have their conversation and write down feedback for them.
    Laat hen vervolgens hun gesprek voeren en schrijf feedback voor hen op.
  5. Discuss what went well and what you can do better next time.
    Bespreek wat er goed ging en wat de volgende keer beter kan.

 

Persoon A

 

Persoon B

1

Begroet B.
Stel je voor.

1

Begroet A.
Stel je voor.
Vraag waar A vandaan komt.

2

Vertel waar je woont.
Vraag waar B vandaan komt.

2

Vertel waar je woont.
Vraag of de ander een groot gezin heeft.

3

Geef antwoord.
Vertel kort over je ouders, of je broers en zussen hebt en zo ja, hoeveel.
Vraag of de ander broers en zussen heeft.

3

Geef antwoord.
Vertel kort over je broers en zussen, als je die hebt, en over je ouders.
Vraag waar de familie van de ander woont.

4

Geef antwoord.
Vertel kort iets over je familie: grootouders, ooms, tantes.
Vraag of de familie van de ander in jullie plaats woont.

4

Geef antwoord.
Vertel kort iets over je familie: grootouders, ooms, tantes.
Stel een zelfbedachte vraag.

5

Geef antwoord.
Stel een zelfbedachte vraag.

5

Geef antwoord.

6

Beëindig het gesprek.

6

Reageer en sluit af.

Step 6 - Writing

Exercise 1

Create you own family tree
Je gaat nu zelf een stamboom maken.
Om inspiratie op te doen kun je afbeeldingen googlen.
Gebruik de zoekterm: family tree.

  • Neem een groot vel papier en teken daarop je eigen stamboom.
  • Zet zo veel familieleden in je stamboom.
  • Schrijf bij elk familielid de juiste Engelse naam en wat extra gegevens, zoals leeftijd, beroep en woonplaats.
  • Maak bij elk familielid een tekening of plak een foto.

Exercise 2

An email about your relatives

You are going to write an email to your pen pal from London. Use the family tree you made in exercise 1.

In your email:

  • Begroet je penvriend(in).
  • Vraag hoe het met hem/haar gaat en vertel hoe het met jou gaat.
  • Zeg dat je hem/haar over je favoriete familielid of familieleden wilt vertellen. Dat kan een broer of zus zijn, een opa of oma, een oom en tante, enzovoorts.
  • Vertel iets over je favoriete familielid: uiterlijk, leeftijd, woonplaats, wat voor werk of studie diegene doet.
  • Leg uit waarom dit je favoriete familielid is.
  • Vraag je penvriend(in) om iets te vertellen over zijn/haar familie.
  • Bedenk nog een vraag die je kunt stellen.
  • Sluit je e-mail netjes af.

Step 7 - Evaluation

What have you learnt in this double period?
Wat heb je in dit blokuur geleerd?
Answer the following questions:
Beantwoord de volgende vragen:

  • What was the easiest part of this lesson?
    Wat was het makkelijkst aan deze les?
  • What did you already know?
    Wat wist je al?
  • What was the most difficult part?
    Wat was het moeilijkst?
  • What was new to you in this lesson?
    Wat wat in deze les nieuw voor je?
  • Are there things you don't quite understand yet? How are you going to deal with them?
    Zijn er nog dingen die je niet helemaal begrijpt? Wat ga je daaraan doen?
  • What do you need to ask your teacher?
    Wat moet je nog aan je docent vragen?
  • Het arrangement 3.1 Relatives - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2023-07-26 14:46:41
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Engels voor havo en vwo, leerjaar 1 en 2. Dit is thema 3 'Family and friends'. Het onderwerp van deze les is: Relatives. In deze les staat familieleden centraal en hoe deze te beschrijven zijn. Ook wordt er een stamboom gemaakt van een familie. In de grammaticaopdracht wordt het zelfstandig naamwoord en hun meervoud besproken.
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Engels;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    1 uur en 40 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, engels, hv12, meervoud, relatives, stamboom, stercollectie, zelfstandig naamwoord