Module Formuleren V4

Start

In deze ondersteuningsmodule vanje extra uitleg en extra oefeningen bij het onderdeel Formuleren.

 

De volgende onderdelen komen ter sprake

 

Dubbelop: Tautologie - Pleonasme - Contaminatie - Dubbele Ontkenning

Verwijswoorden

 

 

Inleiding

Niet alleen als je spreekt maar ook als je schrijft probeer je je zinnen zo goed en aantrekkelijk mogelijk te formuleren.
Een prettige manier van formuleren zorgt voor meer aandacht van je publiek.

In dit onderdeel behandelen we de volgende voorkomende taalfouten:

  1. Dubbelop:
    • Onjuiste herhaling
    • Tautologie
    • Pleonasme
    • Contaminatie
    • Dubbele ontkenning
  2. Fouten met verwijzen:
    • Onjuist verwijzen
    • Slordig verwijzen
  3. Congruentie/ incongruentie
  4. De dat/als -constructie
  5. Foutieve samentrekking
  6. Foutieve beknopte bijzinnen
  7. Foutieve inversie

Bekijk het filmpje:

Dubbelop

Dubbelop

 

 

Bekijk het filmpje:

Tautologie
Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden zijn dus synoniemen en behoren tot dezelfde woordsoort.
Meestal noemen we een tautologie een taalfout maar je kunt een tautologie met opzet als stijlmiddel gebruiken.

Goed is:

  • De koning werd met pracht en praal begraven.
  • Het was in de kleedkamer alleen maar kommer en kwel na de nederlaag.

Fout is:

  • Het gebeurt soms ook wel eens dat hij helemaal niet komt. => soms of wel eens weglaten
  • Door de hevige sneeuwval kon je de weg haast bijna niet meer zien. => haast of bijna weglaten
  • Misschien dat we wellicht toch komen.=> misschien of wellicht weglaten


Pleonasme
Met een pleonasme zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren niet tot dezelfde woordsoort.
Een pleonasme gebruik je om een eigenschap van iets te benadrukken (grijs beton, witte schimmel, groen gras etc.). Als je een pleonasme gebruikt, moet je je wel afvragen of dat een functie heeft.

Goed is:

  • Ik vind dat je een prachtige ronde cirkel hebt getekend.

Fout is:

  • Ze kregen eindelijk toestemming om hun huis te mogen gaan bouwen. => kregen toestemming te gaan bouwen, of: mochten gaan bouwen.
  • De wedstrijd zal naar een later tijdstip uitgesteld moeten worden. => Zal naar een later tijdstip verplaatst moeten worden, of: zal uitgesteld moeten worden.
  • In dat sprookje speelde een grote reus een belangrijke rol. => grote weglaten
  • We kregen bij de boodschappen een gratis cadeau. => gratis weglaten


Contaminatie
Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.

Voorbeelden:

  • Zijn opa rookte als een ketting. => kettingroker en rookte als een ketter
  • Na die lastige vraag haalde ik alles door de war. => haalde door elkaar of: raakte in de war
  • De secretaris neemt tijdens de jaarvergadering altijd het hoogste woord. => heeft het hoogste woord of: neemt het woord
  • De oorzaak van dat ongeval is te wijten aan zijn roekeloze rijgedrag. => de oorzaak is of: het ongeval is te wijten aan


Dubbele ontkenning
Dubbele ontkenningen komen vaak voor in de spreektaal en dan hebben ze een versterkende functie. Dit gebruik wordt echter afgeraden (voorbeeld 1).
In zinnen met 'ontkennende' werkwoorden (voorbeeld 2 en 3) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.

Voorbeelden:

  1. Ik gebruik nooit geen suiker in de koffie. => nooit of: geen
  2. De gemeente wil voorkomen dat er geen ongeregeldheden ontstaan. => voorkomen dat er ongeregeldheden ontstaan, of: wil dat er geen ongeregeldheden ontstaan
  3. De schoolleiding verbiedt de leerlingen geen vuurwerk af te steken. => verbiedt leerlingen vuurwerk af te steken, of: wil dat de leerlingen geen vuurwerk afsteken

Opdrachten 1-4

 

Opdracht 1: Tautologie of pleonasme?

  1. Schrijf de woorden op die een tautologie of pleonasme vormen.
  2. Schrijf op of het om een tautologie of pleonasme gaat.
  1. Vanzelfsprekend ben ik natuurlijk bereid de consequenties daarvan te dragen.
  2. Hij veronderstelt dat zijn buurman het vermoedelijk heeft gedaan.
  3. In zijn brief van d.d. dato 3 januari 1963 voorspelt hij dat er een Elfstedentocht zal komen.
  4. De dader had het dode lijk in de tuin begraven.
  5. Hij kreeg die kaasschaaf gratis bij aankoop van een kilo kaas.
  6. Hij heeft die reactie opzettelijk uitgelokt met zijn opmerking.
  7. We hebben nog steeds geen rekening ontvangen, hoewel we de koelkast reeds twee weken al in huis hebben staan.
  8. Na veel gedoe kreeg de asielzoeker alsnog toestemming om te mogen blijven.
  9. Voor onze fractie is de doodstraf nooit ofte nimmer aanvaardbaar.

Opdracht 2: Contaminaties
Welke woorden of uitdrukkingen zijn door elkaar gehaald? Noteer beide woorden en/of uitdrukking die samen de contaminatie maken.

  1. Heb je je wel beseft wat dat voor ons inkomen gaat betekenen?
  2. Ik vrees dat ik die deur overnieuw moet schilderen.
  3. Waarom vertel je dat niet tegen je ouders?
  4. Op vakantie lees ik het nieuws op de iPad om op de hoogte te blijven met de actualiteit in Nederland.
  5. Volgens mijn mening zal de Zwarte Pietendiscussie vanzelf overgaan.
  6. Robben zal zijn ploeg wel eens flink de pan uitvegen.
  7. Als kind zijnde gingen we altijd naar Zeeland op vakantie.
  8. Toen het niet doorging viel er een pak van mijn hart.
  9. Van die onzin die hij je opschotelt moet je niets geloven.
  10. Gelukkig lieten de spelers van Oranje de moed niet in hun schoenen zinken.

Opdracht 3: Dubbele ontkenning/contaminatie

  1. Wat is de fout: dubbele ontkenning of contaminatie?
  2. Welk woord/woorddeel moet je weglaten om een goede zin te krijgen?
  1. Ik kan je verbieden om dat niet te doen.
  2. Het Nederlands hockeyelftal kreeg ongenadeloos op zijn kop van Australië.
  3. Ik heb er nooit geen zin in om naar fitness te gaan.
  4. De mentor zou wel even nachecken op de cijfers goed waren ingevuld.
  5. Wanneer gaan jullie overswitchen naar zonne-energie?
  6. De politie zal meer patrouilleren om te voorkomen dat er niet nog een keer wordt ingebroken.
  7. In korte tijd hadden ze alles opgeconsumeerd.
  8. Hij dacht hij die back makkelijk kon voorbij passeren.
  9. Mijn vader gelooft er niets niemendal van.
  10. In die werkkampen werden de gevangenen onmeedogenloos behandeld.

Verwijswoorden

Verwijswoorden

Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen.
Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken. Bij woordgroepen wordt dat bepaald door het kernwoord.

Bekijk het filmpje:

Bij verwijzingen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
maken we onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden (het-woorden).

  • hij en zijn verwijzen naar mannelijke (m) woorden
  • zij en haar verwijzen naar vrouwelijke (v) woorden
  • het en zijn naar onzijdige (o) woorden

Die en deze verwijzen naar de-woorden en dat en dit naar het-woorden.

Voorbeelden:
Hij kende de weg goed omdat hij die/deze al vaak had gereden.
Als je het fornuis wil verkopen moet je dat/dit maar op Marktplaats zetten.

Opmerking: Namen van landen en steden zijn onzijdig.

Als je twijfelt over het geslacht van een woord, kun je een woordenboek raadplegen of gebruik maken van de website: http://www.inventio.nl/genus/

Hieronder vind je uitleg en voorbeelden:

  • over het gebruik van dat of wat;
  • over het gebruik van wie of waar;
  • over het gebruik van hun, hen of ze;
  • over onjuiste en slordige verwijswoorden.


Dat of wat?
Dat gebruik je: als je verwijst naar het-woorden.
Voorbeeld:
Het werk achter de kassa dat zij regelmatig doet, levert haar niet veel op.

Wat gebruik je:

  • na onbepaalde voornaamwoorden als veel, niets, iets, alles en het enige;
  • na de overtreffende trap: het beste wat, het eerste wat, het liefste wat;
  • als je wat kunt vervangen door datgene wat: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet;
  • als wat verwijst naar een hele zin: Zij zat telkens te lachen, wat de leraar irriteerde.


Wie of waar?
Verwijzen naar personen: voorzetsel + wie
Voorbeeld:
De jongen met wie ik op vakantie ga.

Verwijzen naar zaken/dingen: waar + voorzetsel
Voorbeeld:
Het probleem waarover wij debatteerden.

Hun, hen of ze?
Hun gebruik je als:

  • bezittelijk voornaamwoord meervoud:
    Hun oma woont bij mij om de hoek.
  • als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel:
    Je moet hun vragen of ze ook komen.

Hen gebruik je als:

  • als lijdend voorwerp:
    Ik zie hen al van verre aankomen.
  • na een voorzetsel:
    Wij zouden dat ook van hen krijgen.

Opmerkingen:
Hun mag je nooit als onderwerp gebruiken.
Als je niet zeker weet of je hun of hen moet gebruiken kun je altijd ze gebruiken.

Onjuiste of slordige verwijswoorden
Taalfouten kunnen ontstaan bij het gebruikmaken van verwijswoorden.
We maken onderscheid tussen onjuiste en slordige verwijswoorden.

Voorbeelden van onjuiste verwijswoorden:

  • Hem werd een contract aangeboden die nogal wat onduidelijkheden bevatte. Die moet zijn dat want het is het contract (o).
  • De scholier stelde de staatssecretaris voor een probleem wat ze niet direct kon oplossen. Wat moet zijn dat want het is het probleem (o).
  • De Nederlandse scholierenbevolking heeft zijn stem laten horen. Zijn moet zijn haar want bevolking is een vrouwelijk woord (v).
  • Dat is het beste dat ik ooit gedaan heb. Dat moet zijn wat want na de overtreffende trap gebruik je wat.
  • Ze doen waar hun zin in hebben. Hun moet zijn ze. Hun mag je niet als onderwerp gebruiken.

Voorbeelden van slordige verwijswoorden staan op p. 6.

Voorbeelden van slordige verwijswoorden:

  • Het moet altijd duidelijk zijn waarnaar een verwijswoord verwijst. Wat niet mag is dat een verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.
    Voorbeeld:
    Literatuur in 4 vwo is vaak lastig. Ze zijn niet voor elke leerling leuk om te lezen (ze verwijst iets wat niet in de tekst staat namelijk naar boeken).
  • Het moet altijd duidelijk zijn waarnaar wordt verwezen, kortom het moet duidelijk zijn wat het antecedent is.
    Voorbeeld:
    Er ontstonden toch enkele relletjes ondanks de goede organisatie. Daarvoor moet men waardering hebben (daarvoor is dat het feit dat er rellen ontstonden of de goede organisatie?).
  • Een verwijswoord mag niet naar een deel van een woord verwijzen.
    Voorbeeld:
    Er is niet veel belangstelling in Nederland voor wat de waterpoloërs op dat gebied internationaal presteren (op dat gebied verwijst naar waterpolo).

Opdrachten 5-9

Je gaat nu een aantal oefeningen maken. Hierbij moet je steeds het juiste verwijswoord kiezen.
 

Opdracht 5:De of het?

Opdracht 6:Deze, die, dat of dit?

Opdracht 7
Herschrijf de zinnen en verbeter de onjuiste verwijswoorden.

  1. Het team heeft haar tactiek gewijzigd.
  2. Het meisje die ons hielp ken ik nog van vroeger.
  3. Franse kazen zijn populair en daar wordt dan ook enorm veel kaas geproduceerd.
  4. De schoolleiding heeft de leraren gemaild dat ze morgen een studiedag hebben.
  5. Het Rotterdam die in dat boek wordt beschreven herken ik uit mijn jeugd.
  6. De regering heeft niet goed geluisterd naar zijn burgers.
  7. Het bestuur heeft haar leden gevraagd zo snel mogelijk te reageren.
  8. In het voorstel, die hij deed stonden nog veel onduidelijkheden.
  9. De voorstelling was een enorm succes omdat het zo goed georganiseerd was.
  10. De golfleraar vroeg mijn vader nog even te zoeken naar de golfclub die hij vergeten was.
  11. Het geld wat hij geleend had, was al snel opgemaakt.
  12. De directie heeft zijn personeel toegesproken.

Opdracht 8:Hen of hun?

Opdracht 9:Dat, wat, wie, waarop, etc.

Congruentie

Congruentie

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.
Als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn.
Als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn.
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Fout is:

  • Een groot aantal mensen (o) zijn (pv) tegen het plan van de gemeente.
    Zijn moet zijn: is (aantal is enkelvoudig)
  • De waarheid van de verslagen over de gebeurtenissen (o) konden (pv) niet makkelijk worden aangetoond.
    konden moet zijn: kon (waarheid is enkelvoudig)
  • Volgens Van Gaal heeft (pv) de media (o) er weer niets van begrepen.

Goed is:
de media hebben. (media is het meervoud van medium)

Bekijk het volgende filmpje:


Opdracht 10

In de volgende zinnen staan fouten in de congruentie.
Herschrijf de zinnen.

  1. Het nieuwe virus is een groot gevaar dat de zeehonden bedreigen.
  2. De serie columns die Hanna Bervoets in de Volkskrant schrijft, zijn erg leuk om te lezen.
  3. Na vreselijke dingen te hebben meegemaakt kwamen de groep vluchtelingen aan bij de grens met Turkije.
  4. Dit soort opmerkingen komen de relatie niet ten goede.
  5. Een aantal van de demonstranten wilden de actie nog niet opgeven.
  6. Ik denk dat het merendeel van de leerlingen daar niet blij mee zijn.
  7. De berichten over het vertrek van de jongen zorgde voor veel onrust in de familie.
  8. Alle aanwezigen worden een bijdrage gevraagd.
  9. Er kwamen een massa fans af op het bezoek van de groep aan Nederland.
  10. De kosten die dat bezoek met zich meebrengen, worden door de firma betaald.

Dat - als

Dat - als

In de volgende zinnen geven de gecursiveerde delen een voorwaarde aan.
Je kunt zo'n voorwaarde beter achteraan de zin zetten. Een aparte zin er van maken mag ook.
Als je van 'ik denk' of 'ik vind' 'volgens mij' maakt, kun je het probleem vermijden.

Fout is:

  • Er is een grote kans, dat als het gemeentebestuur niets doet tegen de vuurwerkoverlast, burgers het heft in handen gaan nemen.
  • Koop nu een energiezuinige koelkast, zodat als de energieprijzen weer stijgen, jij goedkoop kan koelen.

Goed is:

  • Er is een grote kans, dat burgers het heft in handen gaan nemen, als het gemeentebestuur niets doet tegen de vuurwerkoverlast.
  • Koop nu een energiezuinige koelkast, zodat jij goedkoop kan koelen, als de energieprijzen weer stijgen.


Bekijk het volgende filmpje:
 

Opdracht 11

De dat/als-constructie in de volgende zinnen is niet goed.
Herschrijf de zinnen.

  1. De westerse landen moeten beter samenwerken zodat wanneer er weer een crisis in Oost-Europa dreigt, ze beter voorbereid zijn.
  2. Ze wilden nog geen kaartjes voor Lowland kopen omdat als het slecht weer wordt, ze nog iets anders kunnen gaan doen.
  3. Hij zegt al jaren dat als hij het wat rustiger aan kan doen, hij veel meer tijd voor zijn hobby zou hebben.
  4. Ik denk dat als je succes wil hebben, je eerst goed moet trainen.
  5. Iedereen weet inmiddels wel dat wanneer je minder kans op een hartaanval wil hebben, je meer moet bewegen en vers fruit moet eten.
  6. Je ziet bij het Engels dat omdat spelling en uitspraak zo verschillen, het bijna onmogelijk is om de spelling goed te leren.

Fouten

Foutieve Samentrekking

Foutieve samentrekking

In zinnen die verbonden zijn door en of maar kun je soms een of meer zinsdelen weglaten. Dat noemen we samentrekken.
Weglating mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen:

  • dezelfde grammaticale functie hebben (onderwerp, meewerkend voorwerp, koppelwerkwoord etc.)
    Fout is:
    De smartphone van de HEMA kost nog geen 170 euro en vind ik mooi.
    ('de smartphone' is in de eerste zin onderwerp en de tweede zin lijdend voorwerp)
  • dezelfde grammaticale vorm hebben (enkelvoud of meervoud)
    Fout is:
    Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
    (na 'en' moet 'worden' ingevoegd worden)
  • dezelfde betekenis hebben
    Fout is:
    De bokser trok zijn badjas uit en zich niets van het publiek aan.
    (trekken is in uittrekken letterlijk en in zich aantrekken van figuurlijk gebruikt.


Bekijk het filmpje:

Opdracht 12

Foutieve Samentrekking
De volgende zinnen bevatten foutieve samentrekkingen. Verbeter de zinnen.

  1. Hier werd veel gespeeld en muren met graffiti bespoten.
  2. De schaatser stond op het bordes van het stadhuis en werd een erepenning overhandigd.
  3. Godelief maakte eerst het logeerbed op en vervolgens zichzelf.
  4. Ben is een grote liefhebber van de natuur en dan ook veel buiten.
  5. Deze wasmachine is deze week honderd euro goedkoper en heeft mijn vrouw daarom gekocht.
  6. De prijzen zijn wel wat hoger, maar de service ook veel beter.
  7. Deze tweet is beledigend van toon en zal ik dan ook niet beantwoorden.
  8. Angela smeerde haar gezicht in en hem daarna snel naar het strand.

Beknopte bijzin

Beknopte bijzin

In een beknopte bijzin staat geen onderwerp (het zogenaamde verzwegen onderwerp).
Als je er een gewone bijzin van maakt, moet het onderwerp uit die bijzin verwijzen naar dezelfde persoon/ zaak als het onderwerp uit de hoofdzin.

Fout is: Slapend bracht mijn vader mij naar mijn bed.
(Mijn vader (onderwerp) slaapt niet, maar ik.)
Goed is: Terwijl ik sliep, bracht mijn vader mij naar mijn bed.

Fout is: Na de garagedeur te hebben geschilderd barstte er een onweer los.
(Onweer (onderwerp) is niet degene die geschilderd heeft.)
Goed is: Nadat ik de garagedeur had geschilderd barstte er een onweer los.

Fout is: Wandelend in het park ging de zon al snel onder.
(De zon (onderwerp) wandelt niet).
Goed is: Terwijl ik in het park wandelde, ging de zon al snel onder.

Er zijn drie soorten beknopte bijzinnen:

  • met te + infinitief
    Voorbeeld: Na de garagedeur te geschilderd te hebben begon ik met de voordeur.
  • met een voltooid deelwoord
    Voorbeeld: Slapend werd ik door mijn vader naar mijn bed gebracht.
  • met een onvoltooid deelwoord
    Voorbeeld: Wandelend in het park zag ik dat de zon al snel onder ging.


Bekijk het filmpje:

Opdracht 13

De volgende zinnen bevatten een onjuiste beknopte bijzin. Verbeter de zinnen.

  1. Te laat op school komend, was de klas al bezig met het proefwerk.
  2. Na de opgave geprint te hebben, bleek de inkt al weer op te zijn.
  3. Na de koffie gedronken te hebben, kwam de ober met onze rekening.
  4. Spelend in de tuin, kwam de bal op het dak van de buren.
  5. Fietsend langs het kanaal, kwam de regen plots met bakken uit de lucht vallen.
  6. Mijn ouders hebben me geleerd met mes en vork te eten.
  7. Bij de bushalte aangekomen, reed de bus naar Utrecht net weg.
  8. Liggend onder de boom, viel de appel bijna op mijn gezicht.
  9. Na te zijn overleden, brachten wij onze vader naar zijn laatste rustplaats.
  10. Zonder zich iets aan te trekken van de protesten van de studenten, zagen we de minister het podium verlaten.

Foutieve Inversie

Foutieve Inversie

Foutieve Inversie

In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp.
Als je in een zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait, spreek je van inversie of 'tante Betjestijl'.

Je mag inversie alleen gebruiken in vraagzinnen, in zinnen die beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp of in zinnen die beginnen met een bijzin:

  • Begint de wedstrijd vanavond om acht uur?
  • Morgen begint de voorstelling om half acht.
  • Als we allemaal aanwezig zijn, beginnen we met de wandeling.

Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp
om te draaien of door een zinsdeel vóór de persoonsvorm te zetten.

Fout is:

  • De ski’s kunnen we zaterdag ophalen en zullen we ze na de wintersportvakantie weer terugbrengen.
  • Gisteren gingen we fietsen, en gaan we morgen fietsen.

Goed is:

  • De ski’s kunnen we zaterdag ophalen en we zullen ze na de wintersportvakantie weer terugbrengen.
    De ski’s kunnen we zaterdag ophalen en na de wintersportvakantie zullen we ze weer terugbrengen.
  • Gisteren gingen we fietsen, en we gaan morgen fietsen.
    Gisteren gingen we fietsen, en morgen gaan we fietsen.


Bekijk het filmpje:

Opdracht 14

Is in de volgende zinnen de inversie goed of fout gebruikt?
Verbeter de foute zinnen.

  1. Morgen ga ik naar een concert van Stromae in Ziggo Dome.
  2. Het was een warme, zwoele avond en besloot het verliefde paar in het park te gaan zitten.
  3. De eerste slok van dat drankje smaakt vies, maar merk je na de tweede slok al dat het beter wordt.
  4. De groene container heeft hij vanochtend op de hoek van de straat gezet.
  5. Mijn vader wordt dan kwaad en mogen we de hele week niet uitgaan.
  6. In Cinque Terra zijn vakantiehuizen te huur, maar kun je er ook appartementen huren.
  7. Ga je volgende week met me mee naar die wedstrijd?
  8. We zijn op maandag al vroeg naar Praag vertrokken en liepen we aan het eind van de middag al op het Wenceslasplein.
  9. Zou je vader dat voor me mee willen nemen?
  10. De eerste nacht in het appartement heeft mijn opa niet kunnen slapen en heeft hij de volgende avond daarom een borrel genomen.

Antwoorden

Antwoorden

Dubbelop


Opdracht 1

  1. A. Vanzelfsprekend ... natuurlijk
    B. tautologie
  2. A. veronderstelt ... vermoedelijk
    B. pleonasme
  3. A. van d.d. 3 januari
    B. pleonasme
  4. A. dode lijk
    B. pleonasme
  5. A. kreeg gratis
    B. pleonasme
  6. A. opzettelijk uitgelokt
    B. pleonasme
  7. A. reeds ... al
    B. tautologie
  8. A. toestemming ... mogen
    B. pleonasme
  9. A. nooit ... nimmer
    B. tautologie

Opdracht 2

  1. Beseft en je gerealiseerd
  2. Opnieuw en over
  3. Zeg je dat niet tegen en vertel je dat niet aan
  4. Op de hoogte blijven van en bekend zijn met
  5. Volgens mij en Mijn mening is dat
  6. De mantel uitvegen en Een veeg uit de pan geven
  7. Als kind en kind zijnde
  8. Last van mijn schouder gevallen en het was een pak van mijn hart
  9. Opdissen en voorschotelen
  10. Lieten de moed niet zakken of zonk de moed niet de schoenen

Opdracht 3

  1. A. dubbele ontkenning
    B. niet
  2. A. contaminatie
    B. on-
  3. A. dubbele ontkenning
    B. nooit
  4. A. contaminatie
    B. na-
  5. A. contaminatie
    B. over-
  6. A. dubbele ontkenning
    B. niet
  7. A. contaminatie
    B. op-
  8. A. contaminatie
    B. voorbij
  9. A. dubbele ontkenning
    B. niemendal
  10. A. contaminatie
    B. on-


Verwijswoorden

Opdracht 7

  1. haar => zijn
  2. die => dat
  3. daar => Frankrijk
  4. ze => schoolleiding of ze => de leraren
  5. die => dat
  6. zijn => haar
  7. haar => zijn
  8. die => dat
  9. die => dat
  10. het => zij
  11. hij => (golf)leraar of mijn vader
  12. wat => dat
  13. zijn => haar

Congruentie

Opdracht 10

  1. bedreigen => bedreigt (gevaar = enkelvoud)
  2. zijn => is (serie = enkelvoud)
  3. kwamen => kwam (de groep = enkelvoud)
  4. komen => komt (soort = enkelvoud)
  5. wilden => wilde (aantal = enkelvoud)
  6. zijn => is (merendeel = enkelvoud)
  7. zorgde => zorgden (berichten = meervoud)
  8. worden => wordt (iemand (impliciet onderwerp) verzoekt aan alle aanwezigen (= meewerkend voorwerp))
  9. kwamen => kwam (massa = enkelvoud)
  10. meebrengen => meebrengt (bezoek = enkelvoud)

Dat/als-constructie

Opdracht 11

  1. De westerse landen moeten beter samenwerken zodat ze beter voorbereid zijn, wanneer er weer een crisis in Oost-Europa dreigt.
  2. Ze wilden nog geen kaartjes voor Lowland kopen omdat ze nog iets anders kunnen gaan doen, als het slecht weer wordt.
  3. Hij zegt al jaren dat hij veel meer tijd voor zijn hobby zou hebben, als hij het wat rustiger aan kan doen.
  4. Ik denk dat je eerst goed moet trainen, als je succes wil hebben.
  5. Iedereen weet inmiddels wel dat je meer moet bewegen en vers fruit moet eten, wanneer je minder kans op een hartaanval wil hebben.
  6. Je ziet bij het Engels dat het bijna onmogelijk is om de spelling goed te leren, omdat spelling en uitspraak zo verschillen.

Fouten

Opdracht 12

  1. Hier werd (enkelvoud) veel gespeeld en werden (meervoud) muren met graffiti bespoten.
  2. De schaatser (onderwerp) stond op het bordes van het stadhuis en hem (meewerkend voorwerp) werd een erepenning overhandigd.
  3. Godelief maakte eerst het logeerbed op (het bed opmaken) en maakte (zich opmaken) vervolgens zichzelf op.
  4. Ben is (koppelwerkwoord) een grote liefhebber van de natuur en (hij) is (zelfstandig werkwoord) dan ook veel buiten.
  5. Deze wasmachine (onderwerp) is deze week honderd euro goedkoper en die (lijdend voorwerp) heeft mijn vrouw daarom gekocht.
  6. De prijzen zijn (meervoud) wel wat hoger, maar de service is (enkelvoud) ook veel beter.
  7. Deze tweet (onderwerp) is beledigend van toon en die (lijdend voorwerp) zal ik dan ook niet beantwoorden.
  8. Angela smeerde (besmeren) haar gezicht in en smeerde (er vandoor gaan) hem daarna snel naar het strand.

Beknopte bijzin

Opdracht 13

  1. Toen ik/hij/zij te laat op school kwam, was de klas al bezig met het proefwerk.
  2. Nadat ik/hij/zij de opgave geprint had, bleek de inkt al weer op te zijn.
  3. Nadat wij de koffie hadden gedronken, kwam de ober met onze rekening.
  4. Toen ik/hij/zij/wij in de tuin speelde(n), kwam de bal op het dak van de buren.
  5. Terwijl ik/hij/zij wij langs het kanaal fietste(n), kwam de regen plots met bakken uit de lucht vallen.
  6. Mijn ouders hebben me geleerd dat ik met mes en vork moet eten.
  7. Toen ik/hij/zij wij bij de bushalte aankwam(en), reed de bus naar Utrecht net weg.
  8. Terwijl ik onder de boom lag, viel de appel bijna op mijn gezicht.
  9. Nadat onze vader was overleden, brachten wij hem naar zijn laatste rustplaats.
  10. Zonder dat hij/zij zich iets aantrok van de protesten van de studenten, zagen we de minister het podium verlaten.

Inversie

Opdracht 14

  1. Goed
  2. Fout
    Het was een warme, zwoele avond en het verliefde paar besloot in het park te gaan zitten.
  3. Fout
    De eerste slok van dat drankje smaakt vies, maar na de tweede slok merk je dat de smaak al beter wordt.
    of
    De eerste slok van dat drankje smaakt vies, maar je merkt na de tweede slok dat de smaak al beter wordt.
  4. Goed
  5. Fout
    Mijn vader wordt dan kwaad en we mogen de hele week niet uitgaan.
    of
    Mijn vader wordt dan kwaad en de hele week mogen we niet uitgaan.
  6. Fout
    In Cinque Terra zijn vakantiehuizen te huur, maar je kunt er ook appartementen huren.
  7. Goed
  8. Fout
    We zijn op maandag al vroeg naar Praag vertrokken en we liepen aan het eind van de middag al op het Wenceslasplein.
    of
    We zijn op maandag al vroeg naar Praag vertrokken en aan het eind van de middag liepen we al op het Wenceslasplein.
  9. Goed
  10. Fout
    De eerste nacht in het appartement heeft mijn opa niet kunnen slapen en daarom heeft hij de volgende avond een borrel genomen.
    of
    De eerste nacht in het appartement heeft mijn opa niet kunnen slapen en hij heeft de volgende avond daarom een borrel genomen.

 

  • Het arrangement Module Formuleren V4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    JeanLuc Van Engelen Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-01-17 19:18:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Luisteren; Spreken; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Gesprekken voeren (Nederlands);
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2021).

    Module Formuleren - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/80980/Module_Formuleren___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    De of het?

    Deze, die, dat of dit?

    Hen of hun?

    Dat, wat, wie, waarop, etc.

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.