Welkom bij dé uitleg voor jouw profielwerkstuk

Het profielwerkstuk

Het profielwerkstuk

Stap 1: Algemene uitleg over het profielwerkstuk

Welkom op de wikiwijspagina voor het maken van je profielwerkstuk. Op deze pagina staat een stappenplan dat jij gaat doorlopen om op de juiste manier te werken aan je profielwerkstuk.

Profielwerkstuk? Wat is dat eigenlijk?

Voor het profielwerkstuk moet je een werkstuk maken en presenteren dat gaat over een maatschappelijk relevant onderwerp dat past bij jouw profiel. Dit werkstuk combineer je met het verslag voor Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB). Door het maken van dit werkstuk laat jij zien dat je informatie kunt verzamelen én verwerken en de basisvaardigheden van onze taal beheerst op een hoger niveau. Je moet een voldoende halen voor je profielwerkstuk om aan het examen te mogen deelnemen.

Wat moet ik doen?

Voor het maken van het werkstuk ga je op zoek naar een onderwerp, daarna formuleer je een hoofdvraag. Wanneer de hoofdvraag voldoet aan de gestelde eisen ga je deelvragen bedenken. Je bedenkt ook alvast een hypothese, dat is het antwoord wat jij uiteindelijk denkt te krijgen op je hoofdvraag. Je gaat ook een plan van aanpak maken en daar leg je een aantal ideeën en afspraken in vast. Je bedenkt bijvoorbeeld alvast welke presentatievorm je gaat kiezen, wie je publiek is en op welke manier je onderzoek gaat doen.

Na deze eerste stappen ga je bronnen raadplegen om informatie vandaan te halen. Een bron kun je vinden in de bibliotheek, op het internet of je kunt een interview afnemen. Naast deze mogelijkheden zijn er nog veel meer opties om informatie te zoeken over jouw onderwerp. Je kunt het verslag van je LOB hier goed bij gebruiken.

Uitiendelijk ga je controleren of de bronnen jou antwoord hebben gegeven op jouw deelvragen en je hoofdvraag. Je gaat je werkstuk afronden en je zorgt ervoor dat het voldoet aan de gestelde eisen. Je LOB-verslag moet als een apart hoofdstuk in je werkstuk verwerkt worden. Hierna kun je de presentatie gaan voorbereiden en uiteindelijk natuurlijk uitvoeren.

Krijg ik daar een cijfer voor?

In het stappenplan kom je een aantal momenten tegen waarop een bepaald onderdeel af moet zijn. Dit onderdeel wordt beoordeeld door jouw docent en pas na goedkeuring kun je verder met je werkstuk. De uiteindelijke presentatie, het werkstuk en je LOB-verslag worden beoordeeld. Het uiteindelijke cijfer voor dit werkstuk komt op je diploma te staan, samen met de titel van je profielwerkstuk. De titel mag daarom maximaal uit 60 tekens bestaan, dan past het precies op je diploma.

Hoeveel tijd krijg ik om het profielwerkstuk te maken?

Het is wettelijk bepaald dat een leerling minimaal 20 uur aan het profielwerkstuk moet werken. Door middel van het gebruik van je logboek kun je dit aantonen. In het stappenplan kom je vanzelf tegen hoe je het logboek moet gebruiken. Je moet je PWS uiterlijk op vrijdag 15 maart 2019 inleveren.

Wat nu?

Voordat je begint met het stappenplan ga je het onderstaande filmpje bekijken met daarin nog wat praktische tips voor het maken van je profielwerkstuk.

De beste tips voor het maken van je profielwerkstuk

Heel veel succes en plezier met het maken van je profielwerkstuk!

 

Stap 2: De verschillende onderzoeksvormen

Onderzoeksmethoden

Onderzoek doen kan op veel manieren gebeuren. De meest gebruikte manieren zijn kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek.

Kwalitief onderzoek

Bij kwalitatief onderzoek verwerk je de gegevens die je hebt verkregen door een interview af te nemen, door observaties en door de literatuur te bestuderen. Jouw eigen interpretatie van deze gegevens is dus heel erg belangrijk, dit maakt het onderzoek subjectief.

Kwantitatief onderzoek

Bij kwantitatief onderzoek verzamel je gegevens die je in cijfers gaat presenteren. Je neemt hiervoor een enquête af en voert een onderzoek uit om cijfers te verzamelen. Dit onderzoek is dus objectief, omdat het wordt ondersteund door feitelijke gegevens.

Je kunt er ook voor kiezen om een combinatie van de bovenstaande onderzoeken te gebruiken.

 

Enquête of interview

Voor het uitvoeren van je onderzoek maak je gebruik van een enquête of een interview. Dit is ook een verplicht onderdeel van je LOB-verslag. Er zijn een aantal aandachtspunten voor deze twee methodes.

Enquête

Een enquête afnemen heeft als voordeel dat je veel mensen kunt bevragen terwijl het je zelf weinig tijd kost. Bij het opstellen van een enquête moet je wel goed nadenken over hoe je de vragen formuleert. Je kunt namelijk niet doorvragen. De respondenten (mensen die de enquête invullen) geven namelijk alleen antwoord op de vragen die in de enquête staan. Je kunt ervoor kiezen om eerst een persoon een proefenquête te laten maken zodat je ontdekt wat er verbeterd moet worden.

Interview

Om een interview af te kunnen nemen moet je je goed voorbereiden. Je vragen moeten goed geformuleerd zijn en je moet ervoor zorgen dat je zoveel mogelijk open vragen stelt. Maak ook alvast een aantal vragen voor antwoorden die je denkt te krijgen, zo kun je makkelijker doorvragen. Doorvragen is heel erg belangrijk voor een interview. Het zorgt ervoor dat het gesprek prettig verloopt en je krijgt veel meer informatie. Een nadeel van een interview afnemen is dat het meer tijd kost. Je moet afspraken maken en de interviews uitwerken. Een voordeel is dat je zelf de tijd en de plaats kunt bepalen waar het interview plaatsvindt.

Belangrijk! Leg je interview of enquete ter goedkeuring voor aan je docent. Na goedkeuring kun je het interview of de enquete uitvoeren.

https://www.rug.nl/education/scholierenacademie/studieondersteuning/profielwerkstuk/onderzoeken-analyseren/interviews-enquetes
Via de bovenstaande link van de Rijksuniversiteit Groningen kun je meer informatie vinden over enquêtes en interviews.

Stap 3: Bronnen

Bronnen gebruiken

Digitale bronnen

Voor het uitvoeren van je onderzoek kun je verschillende bronnen raadplegen. Je hebt een onderzoekmethode gekozen en kunt dus nu gaan nadenken over de manieren die passen bij jou methode.

Als je in de literatuur gaat zoeken dan zijn er een aantal zaken waar je rekening mee moet houden. Je kunt literatuur in de bibliotheek, maar ook online zoeken. Als je kiest voor online moet je ervoor zorgen dat de website betrouwbaar is. Je kunt niet zomaar iets op Google intoetsen en alles gebruiken wat daaronder verschijnt.

 

https://www.rug.nl/education/scholierenacademie/studieondersteuning/profielwerkstuk/onderzoeken-analyseren/alles-over-literatuur
Via de bovenstaande link kom je op een pagina van de Rijksuniversiteit Groningen. Daar staan tips over het gebruiken van online materiaal. In dit filmpje wordt ook verteld waar je op moet letten met bronnen uit de literatuur.

Betrouwbaarheid van bronnen

 

Overige bronnen

Er zijn natuurlijk nog meer manieren om aan informatie te komen. Hieronder volgen een aantal tips, maar wees zelf ook creatief. Als je niet zeker weet of de bron betrouwbaar is dan kun je het vragen aan de begeleidende docent.

Met het IP-adres van school kun je inloggen op de krantenbank. https://academic.lexisnexis.nl/krantenbank/advancedsearch-form/ Je hebt door op deze link te klikken toegang tot artikelen van alle dagbladen en opinietijdschriften van Nederland.

Uitzending gemist
Zoek op deze website of er een reportage over jouw onderwerp beschikbaar is.

SchoolTV
Ook op deze website kun je reportages vinden over verschillende onderwerpen.

TED
Op deze website staan lezingen en reportages uit de hele wereld over diverse onderwerpen.

Google Scholar
Google Scholar is een zoekmachine waarmee een groeiende verzameling wetenschappelijke publicaties wordt doorzocht. Deze publicaties vind je niet met de 'gewone' Google.

Topics
Met Topics kun je een proefabonnement nemen van één maand om krantenartikelen te lezen.

Bekijk ook dit filmpje eens om inspiratie op te doen over de verschillende bronnen die je kunt gebruiken.

Welke bronnen kun je gebruiken voor je onderzoek?

Bronnen vermelden

Bronvermelding

De tekst van je profielwerkstuk moet je zelf schrijven. Je mag niet zomaar teksten en artikelen van anderen gebruiken of samenvatten en dan net doen alsof het jouw tekst is. Dat is plagiaat. Je moet in de tekst op de juiste manier verwijzen naar bronnen die je gebruikt. Achter in je werkstuk moet een bronvermelding komen. Daarin worden alle boeken, links naar artikelen op internet, tijdschriften, interviews of andere manieren waarop jij aan de informatie bent gekomen, opgesomd. Ook afbeeldingen die je gebruikt moeten in de bronvermelding opgenemomen worden.

Afbeeldingsresultaat voor bronvermelding
www.dub.uu.nl

 

Bronnenlijst

Een bronnenlijst bijhouden in WORD doe je door op verwijzingen te klikken en dan te kiezen voor bronnen beheren. Als je een bron wilt toevoegen, kies je voor nieuw en vul je zo veel mogelijk velden in die in je scherm verschijnen. Als stijl kies je voor APA.

Op de laatste bladzijde van je profielwerkstuk, maar voor de bijlagen, kun je de bibliografie automatisch toevoegen aan je werkstuk, zodat alle bronnen op de juiste manier aan je werkstuk toegevoegd worden. Ook nu ga je naar verwijzingen, klik dan op bibliografie. Je kan nu de lijst met bronnen in een klik op een lege pagina laten verschijnen.

Je kan ook zonder behulp van een tekstverwerkingsprogramma een bronnenlijst maken. Zorg ervoor dat de lijst zo volledig mogelijk is:

  • Bij interview: naam en beroep/functie van de geïnterviewde
  • Bij een enquête: het aantal afgenomen enquêtes
  • Bij een boek: de auteur, de titel, de uitgever en het jaar van uitgave
  • Bij een artikel: de auteur, de titel van het artikel, de naam van de krant, het tijdschrift of de website waar het artikel uit afkomstig is en de datum van publicatie.

 

Citaten

Een citaat is een letterlijke weergave van wat iemand heeft gezegd. Soms is het nodig voor je werkstuk om een citaat te gebruiken, bijvoorbeeld wanneer je opschrijft wat iemand heeft gezegd tijdens een interview. Als je een citaat gebruikt moet je altijd de bron vermelden. Probeer niet meer citaten te gebruiken dan nodig is voor je werkstuk.

Een citaat vermeld je altijd op de volgende manier: 'tussen aanhalingstekens' + cursief en je schrijft daarbij de naam van de auteur en de bron.

Parafraseren

Je kan de tekst van een ander  in je eigen woorden weergeven, dat noem je parafraseren. In het werkstuk moet duidelijk zijn wat je eigen ideeen zijn en wat een ander hierover heeft gezegd. Dat verschil maak je door de naam van die ander te vermelden. Dit doe je tussen haakjes met daarachter het jaartal waarin het artikel of boek verschenen is, waaruit jij je informatie gehaald hebt. Bijvoorbeeld: (Reith, 2015)

Stap 4: Hoofd- en deelvragen

Bij het profielwerkstuk wordt er van je verwacht dat je:

- onderzoek doet

- verschillende bronnen gebruikt

- de uitkomst van je onderzoek duidelijk presenteert.

Onderzoek houdt in dat je een onderwerp kiest, een onderzoeksvraag (hoofdvraag) hebt, deelvragen opstelt en een conclusie maakt.

Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar antwoord op je hoofdvraag.

- Je begint dus met het formuleren van een hoofdvraag.

- Daarna formuleer je een aantal deelvragen.

- Vervolgens formuleer je hierbij een hypothese (vooronderstelling), waarmee je aangeeft welk antwoord je op die hoofdvraag verwacht.

 

Belangrijk! Leg je hoofdvraag, deelvragen en hypothese voor aan je docent. Na goedkeuring kun je verder gaan met stap 5.

 

Formuleer een hoofdvraag

Nadat je een onderwerp hebt gekozen, ga je het onderzoek verder richting geven met een hoofdvraag. Een goed geformuleerde en afgebakende onderzoeksvraag/probleemstelling is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. De onderzoeksvraag is de hoofdvraag van je werkstuk.

Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:

  • beschrijvende of beeldvormende - op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon.
  • vergelijkende - je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen.
  • verklarende - je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'
  • waardebepalende of evaluatieve - je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp.
  • voorspellende - je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn.
  • probleemoplossende of regelgevende - je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen

 

Afbakenen onderwerp

Formuleer deelvragen

Meestal is een onderzoeksvraag/probleemstelling opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleine stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid van je onderzoek.

Het formuleren van deelvragen is belangrijk:
- Het brengt structuur in je onderzoek. Door het probleem op te delen, wordt het gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren.
- Het brengt structuur in je verslag. Deelvragen worden later vaak de hoofdstukken.
- Volledigheid. Deelvragen verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet.


Met de onderzoeksvraag/probleemstelling (de hoofdvraag) en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt.

De uitwerking van de deelvragen dient te bestaan uit minimaal vijf A4-tjes tekst, exclusief de illustraties en de bijlagen. De tekst moet getypt worden met lettergrootte 12 en met standaard regelafstand.

Splits je hoofdvraag op in verschillende deelvragen

Formuleer een hypothese

Na het formuleren van je onderzoeks- en deelvragen, volgt de hypothese. Een hypothese is een voorspelling over de uitkomst van je onderzoek. Met de hypothese geef je dus aan wat jij als antwoord verwacht op je onderzoeksvraag.

Stap 5: Plan van aanpak

Plan van aanpak

Zodra je je onderzoeksvragen, je deelvragen en hypothese hebt geformuleerd, maak je een plan van aanpak.

Een plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan.
In je onderzoeksplan beschrijf je je hoofdvraag, deelvragen, werkwijze/methode, informatiebronnen en de eventuele taakverdeling. In je tijdsplan leg je uit hoeveel tijd je reserveert voor een bepaalde activiteit, wie de activiteit uitvoert en wanneer de activiteit wordt uitgevoerd.

Bekijk het onderstaande filmpje waarin wordt uitgelegd hoe je een plan van aanpak opstelt.

 

Belangrijk! Leg je plan van aanpak voor aan je docent. Na goedkeuring kun je beginnen met het onderzoek. Succes!

 

 

 

 

Plan van aanpak

Logboek

Wanneer je een profielwerkstuk maakt gaat het niet alleen om het eindresultaat, ook het proces is belangrijk.

Het is dus belangrijk om precies op te schrijven hoe je hebt gewerkt, wat je hebt gedaan en hoeveel tijd het je heeft gekost om tot dit eindresultaat te komen. Houd dus het aantal uren nauwkeurig bij (verplichte minimum aantal uren 20).

Je docent moet in je logboek precies kunnen lezen wat er allemaal gebeurd is.

Je maakt je logboek in een document in Onedrive en deelt dit document met je docent zodat hij kan meelezen.

Voorbeeld van een logboek

voorbeeld logboek

Stap 6: LOB en stage

Loopbaanoriëntatie en begeleiding

Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)

Een verplicht onderdeel van je profielwerkstuk is Loopbaanoriëntatie en begeleiding, vanaf nu noemen we dat LOB. Wat moet je allemaal doen om een voldoende te behalen op dit onderdeel?

Het is de bedoeling dat je een verslag schrijft van minimaal een half A4tje, maximaal 2 A4tjes (standaard regelafstand, lettergrootte 12). In dat verslag komt te staan:

  1. Welke vervolgopleiding je waarschijnlijk gaat volgen. Het gaan dan om een opleiding die met deze leerweg en met dit vakkenpakket mogelijk is.
  2. Je beschrijft hoe lang de opleiding duurt en of stage een onderdeel van deze opleiding is. In welk leerjaar of in welke leerjaren loop je dan stage en hoe lang duurt de stageperiode?
  3. Beschrijf daarna welke beroepsmogelijkheden er zijn na afronding van je vervolgstudie en of er na deze opleiding nog vervolgopleidingen of specialisatiemogelijkheden zijn.

Je moet om antwoord op deze vragen te geven deelnemen aan één van de volgende activiteiten:

  • Bezoek aan een open dag om te komen tot een keuze voor een vervolgopleiding.
  • Een excursie die verband houdt met de gewenste opleiding en beroep.
  • Iemand interviewen die de opleiding volgt of gevolgd heeft waar de belangstelling naar uit gaat.
  • Het afnemen van een enquête over de vervolgopleiding of over de beroepsmogelijkheden.

Wat als je geen vervolgopleiding gaat doen?

Ook als je geen vervolgopleiding gaat doen, moet je een LOB verslag maken. Daarin moet je aangegeven waarom er besloten is geen vervolgopleiding te gaan volgen en welke toekomstmogelijkheden er voor jou zijn zonder vervolgopleiding.

 

 

Stage

Stage

Leerlingen die nog geen stage lopen, gaan een week stage lopen. Je loopt stage om ervaring op te doen die je op school niet kunt opdoen en het kan je helpen om je vervolgopleiding te bepalen.

Praktijkbegeleider/expert

Tijdens de stage word je begeleid door een stagebegeleider van het bedrijf. Deze persoon zal je meestal ook de opdrachten geven. Ook beoordeelt hij/zij na afloop van de stage hoe je “het gedaan hebt”. Voor vragen over de stage moet je dan ook bij hem/haar zijn.

Stagedocent

Voor het contact tussen de school en het stagebedrijf zorgt de stagedocent. Hij of zij zal je tijdens de stage eenmaal bezoeken.

Stageopdrachten

Tijdens je stageperiode moet je een logboek bijhouden. Je start met een verplichte opdracht. Daarnaast maak je twee keuzeopdrachten. Als eindopdracht maak je een stageverslag. Hierbij gebruik je onder andere de aantekeningen die je tijdens de stage gemaakt hebt in je logboek. Je vindt het logboek en de opdrachten allemaal terug in het stageboekje. Het stageboekje vind je in Teamspot. Met je stagebegeleider spreek je af wanneer je verslag ingeleverd moet zijn.

Teamspot

Het stagebureau van onze school werkt met Teamspot, je krijgt hiervoor inloggegevens. Je kan in Teamspot alle informatie vinden die je nodig hebt met betrekking tot je stage. Ook het stagewerkboek staat in Teamspot. Je kan er dus altijd gemakkelijk aan werken.

http://www.teamspot.nl/home/students

 

 

Stap 7: Het afronden van het profielwerkstuk

Checklist en beoordeling LOB-verslag

Check je LOB-verslag op de volgende punten

 

 

1

Nagegaan welke opleidingen mogelijk zijn met jouw vakkenpakket

 

2

Tijdsduur van de gewenste vervolgopleiding nagegaan

 

3

Wat zijn de stagemogelijkheden?

 

4

Wat zijn de beroepsmogelijkheden na de vervolgopleiding?

 

5

Zij er vervolgopleidingen of specialisatiemogelijkheden na de opleiding?

 

6

Er is (zijn) open dag/avond(en) bezocht, deelgenomen aan een excursie, iemand geïnterviewd, enquête afgenomen.

 

 

Het LOB-verslag wordt op de volgende punten beoordeeld

 

0p

1p

2p

1

De kandidaat heeft nagegaan welke vervolgopleidingen er mogelijk zijn met het gekozen profiel/ het gekozen vakkenpakket.

 

 

 

2

De kandidaat heeft nagegaan hoe lang de gekozen opleiding duurt.

 

 

 

3

De kandidaat heeft nagegaan voor de gekozen vervolgopleiding wat de stagemogelijkheden zijn (bij een BOL-opleiding)/ het aanbod is van beschikbare arbeidsplaatsen (bij een BBL-opleiding)

 

 

 

4

De kandidaat heeft nagegaan welke beroepsmogelijkheden er zijn na afronding van de vervolgstudie.

 

 

 

5

De kandidaat heeft nagegaan of er na de vervolgopleiding nog specialistatiemogelijkheden/ verdere opleidingen mogelijk zijn.

 

 

 

6

De kandidaat heeft (een) open dag/avond(en) gezocht/ deelgenomen aan een excursie/ iemand geïnterviewd/ enquête afgenomen.

 

 

 

Subtotaal:

 

Checklist en beoordeling profielwerkstuk en presentatie

De volgende punten moeten in jouw profielwerkstuk staan

 

Je schrijft het profielwerkstuk in de Nederlandse taal

 

Er is gebruik gemaakt van titelpagina/voorblad profielwerkstuk

 

Inhoudsopgave en paginanummering zijn aanwezig

 

Inleiding met hoofdvraag en waarom het onderwerp gekozen is, is aanwezig

 

Plan van aanpak en een logboek

 

Hoofdvraag en deelvragen zijn beantwoord. Je gebruikt voor de uitwerking van de deelvragen minimaal 5 A4'tjes.

 

LOB-verslag van enquête, interview of bezoek aan een bedrijf of instelling

 

Eigen mening/conclusie over wat er van geleerd is

 

De bronnen zijn juist vermeld

 

 

Jouw profielwerkstuk wordt op de volgende punten beoordeeld

 

Onvoldoende

Voldoende

Goed

Score

Verzorging werkstuk

Meerdere onderdelen ontbreken

0 p

Werkstuk niet volledig *)

1 p

 

Werkstuk volledig en opbouw verzorgd

2 p

 

Gebruik bronnen

Geen bronnen vermeld

0 p

Bronnen onvolledig vermeld

1 p

Volledig en gevarieerd

2 p

 

Poster

Geen poster of geen duidelijke structuur

0 p

Hoofdvraag, deelvraag en afbeeldingen afwezig

1 p

Duidelijk en goed verzorgd geheel

2 p

 

Presentatie inleiding

Geen introductie

0 p

Gebrekkige introductie

1 p

Interesse wekken en onderwerp introduceren

2 p

 

Presentatie middenstuk

Onsamenhangend

0 p

Gebrekkige beantwoording van de hoofdvraag

3 p

Duidelijke beantwoording van de hoofdvraag m.b.v. deelvragen

5 p

 

Presentatie slot

Geen afsluiting

0 p

Gebrekkige afsluiting

1 p

Duidelijke afsluiting en aangeven wat er geleerd is

2 p

 

Wijze van presenteren

Moeilijk te verstaan, leest veel voor, kijkt publiek niet aan

0 p

Wijze van presenteren laat te wensen over

3 p

Duidelijk, plezierig om naar te luisteren

5 p

 

Vragen n.a.v. presentatie

Vragen worden niet of nauwelijks beantwoord; onvoldoende beheersing onderwerp

0 p

Vragen worden oppervlakkig beantwoord; voldoende beheersing van het onderwerp

3 p

Vragen worden adequaat beantwoord, leerling beheerst het onderwerp

5 p

 

Subtotaal

 

 

 

 

 

  1. Het profielwerkstuk moet gemaakt worden in de Nederlandse taal;
  2. Gebruik gemaakt van titelpagina/ voorblad profielwerkstuk
  3. Inhoudsopgave en paginanummering aanwezig
  4. Inleiding met hoofdvraag en waarom het onderwerp gekozen is
  5. Plan van aanpak en logboek
  6. Beantwoorden van hoofdvraag en deelvragen
  7. Verslag van enquête, interview of bezoek aan een bedrijf of instelling **)
  8. Eigen mening/conclusie over wat ervan geleerd is.

**) Het afnemen van een enquête of interview of het bezoek aan een bedrijf of instelling is een voorwaarde om te kunnen slagen.

Bekijk hieronder de tabel. Je kunt zien met hoeveel punten je het profielwerkstuk hebt afgerond:

Totaalscore

Eindoordeel

0 – 20 punten

Niet afgerond

21 – 27 punten

Voldoende

28 – 37 punten

Goed

 

Stap 8: De presentatie

De presentatie maken

De presentatie

Je geeft een presentatie van 8 – 10 minuten met behulp van een poster of PowerPoint. Het doel van de presentatie is het publiek infomeren over het onderwerp dat je hebt bestudeerd. Het gaat om een informatieve presentatie.

Structuur

De presentatie heeft als opbouw een inleiding, een middenstuk en een slot.

Inleiding heeft als functies:

  • Interesse wekken
  • Het onderwerp introduceren
  • Aangeven hoe de presentatie in elkaar zit

In het middenstuk geef je alle informatie weer. Belangrijk is dat de deelonderwerpen die in de inleiding verteld worden hier terugkomen.

In het slot geef je een samenvatting van de hoofdvraag. Sluit je presentatie af met een knaller!

Op de poster of PowerPoint moet je het volgende vermelden:

  • Het onderwerp en/of de centrale vraag;
  • Een deel van de verzamelde gegevens;
  • De conclusie;
  • Eventueel afbeeldingen en/of grafieken.

Let op de volgende onderdelen

De tijd

De presentatie duurt 8 tot 10 minuten.

De vorm

Je maakt gebruik van een powerpoint of een poster (A3). Dit ondersteunt jouw presentatie.

De inhoud

In de presentatie geef je aan wat je onderwerp is, deel je de verzamelde informatie, vertel je de conclusie en laat je afbeeldingen zien.​

 

Belangrijk! Leg je presentatie vooraf ter goedkeuring voor aan je docent.

De presentatie uitvoeren

Datum en tijd

Je geeft je presentatie op donderdag 28 maart 2019.

 

Tips voor het presenteren

  • Betrek het publiek;
  • Praat rustig en verstaanbaar;
  • Kijk het publiek aan;
  • Laat je handen langs je lichaam hangen.

Kijk ook eens naar het filmpje hieronder!

Tips voor het goed presenteren van jouw profielwerkstuk!