PARTY 1
Hallo allemaal,
Dit hoofdstuk gaat over PARTY. Of te wel wat moet je allemaal weten om een feest te organiseren. Daarvoor moet je bijvoorbeeld een feest plannen op een bepaalde dag en uur, je moet inkopen doen, er moet wat te eten en te drinken zijn, geld en zakgeld is dan uiteraard belangrijk en natuurlijk wat je gaat vieren.
Jullie gaan zelf het hoofdstuk door waarbij je zelf mag kiezen met welk onderdeel je begint. De eindopdracht (het woord zegt het al) doe je als laatste. Het hele hoofdstuk is in 3 stukken gehakt. Je maakt eerst PARTY, dan PARTY 2, dan PARTY 3 en tenslotte de eindopdracht. Zo krijg je meer inzicht hoe je het beste je werk kunt plannen. Per deel heb je 4 lessen de tijd. Kom je tijd te kort dan moet je beter plannen en meer doen.
Dit thema bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Woordenschat
2. Opdrachten uit het boek
3. Lezen
4. Kijken/luisteren
5. Grammatica
6. Spreken
7. Schrijven
8. Een eindopdracht.
Je hebt voor dit hoofdstuk in totaal 12 klokuren. Dat betekent dat we er waarschijnlijk op school na de eerste drie weken ook nog aan gaan werken.
Alle opdrachten moet je maken in de digitale methode. Je vindt deze methode bij:
Magister - leermiddelen - Duits - Kapitel 4
Als je nog niet met de methode hebt gewerkt heb je een klascode nodig. De klascode is: 501698 (M2H) en 161540 (M2K)
Tot slot wens ik jullie en jullie familie alle gezondheid en goede moed voor de komende tijd.
WORTSCHATZ
Voor het organiseren van een feestje heb je de volgende woordenschat nodig. Oefen deze woordjes eerst bij de link voordat je met de opdrachten begint:
https://quizlet.com/_4819bb
Opdrachten uit het boek.
Om je basiskennis te vergroten als het om feesten gaat ga je in je werkboek de volgende opdrachten maken:
1, 2, 9, 20, 21, 27, 36, 48, 52.
Geschatte tijd: 1 lesuur
LESEN
Maak uit je boek de volgende leesopdrachten:
3 - 10 - 40 - 51 - 54
Geschatte duur: 1 lesuur
GRAMMATIK
Kloktijden
De tijd in het Duits te kunnen zeggen of te kunnen verstaan is belangrijk. Ook voor het organisren van een feest moet je weten wat de kloktijden zijn. Meestal zeg of schrijf je hoe laat je feest begint en wanneer het is afgelopen. Vandaar wat extra informatie over de kloktijden in het Duits. Ze lijken gelukkig op de kloktijden in het Nederlands.
Het is vier uur. - Es ist vier Uhr. (Dat is toch bijna hetzelfde niet?)
Om de kloktijden te kunnen zeggen heb je de getallen 1 t/m 12 nodig.
eins - zwei - drei - vier - fünf - sechs - sieben - acht - neun - zehn - elf - zwölf. Met deze getallen kun je al zeggen hoe laat het is op de hele uren. "Es ist eins Uhr - Es ist zwei Uhr - Es ist zwölf Uhr"
Het Duitse woord voor half is "halb". Het is half zes - Es ist halb sechs. (das ook niet lastig toch?)
Wat rest is een kwart, voor en over.
Kwart - Viertel (een vierde deel)
voor - vor
over - nach (na)
Het is kwart over vier wordt dus "Es ist Viertel nach vier"
Dan hebben we nog de vraag die altijd vooraf gat aan het noemen van de tijd: Hoe laat is het? - Wie spät ist es?
Maak nu de opdrachten 5A en 6
Geschatte tijd: 20 minuten
De kloktijden uitgelegd op video.