Goed spellen is belangrijk. Al vanaf de basisschool leer je de regels, maar het is belangrijk deze steeds te herhalen.
Als je veel fouten maakt, word je namelijk al snel niet serieus genomen.
Het is ook belangrijk dat je de regels kent omdat bij de werkwoordspelling je niet kan vertrouwen op de spellingcorrector.
Planning
De module 'Spelling' bestaat uit de volgende onderdelen:
Onderdeel
Tijd
Onderdeel
Tijd
A Inleiding + planning
0,5 les
Meervoudsuitgangen
1 les
B Werkwoordspelling
De tussenklank
1,5 les
Persoonsvorm tt en vt
1,5 les
Tekens bij letters
1 les
Deelwoorden
1,5 les
Getallen schrijven
1 les
Infinitief en gebiedende wijs
1 les
Zelfstandig gebruikte woorden
0,5 les
TOETS
1 les
Aan elkaar of los
1,5 les
C Overige spellingsregels
Afkortingen
1,5 les
Hoofdletters en leestekens
2 lessen
TOETS
1 les
In het totaal heb je voor de module ongeveer 17 lessen nodig.
Werkwoordspelling
Werkwoordsvormen
Als je de werkwoordsvormen niet herkent, kan je ook niet beredeneren hoe
het werkwoord gespeld moet worden.
Daarom hier kort een paar richtlijnen om te bepalen met welke werkwoordsvorm
je te maken hebt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De infinitief (onbepaalde wijs)
Als we een werkwoord moeten vervoegen gaan we uit van de infinitief ofwel het hele werkwoord.
In een woordenboek wordt van werkwoorden altijd de infinitief gegeven.
De infinitief eindigt bijna altijd op -en: lopen, werken, leren, lachen etc.
Uitzonderingen: slaan, staan, gaan, etc.
Infinitieven kunnen voorkomen als zelfstandige naamwoorden. Voorbeelden: Hardlopen is goed voor je. Schaatsen is erg populair.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Gebiedende wijs
Als in een zin een bevel of opdracht staat en die zin heeft geen onderwerp, dan staat de zin in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam van het werkwoord. Voorbeelden:
Leg neer die bal!
Doe je mond open!
Pak je boek!
Ga de klas uit!
Opmerking
Als na het werkwoord het persoonlijk voornaamwoord 'u' wordt gebruikt, dan komt er wel een -t na de stam. Voorbeelden:
Gaat u maar voor.
Noteert u dat even.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je sluit het onderdeel Werkwoordspelling af met een toets.
Je vult in de lege vakjes de juiste vorm van het werkwoord in.
Overleg met je docent of je het document digitaal invult of dat je het uitprint.
Spelling berust op afspraken. Deze afspraken over hoe we een woord schrijven, maken het mogelijk doeltreffend met taal om te gaan.
Het is dan ook handig als we allemaal dezelfde regels hanteren.
De spellingcontrole is een handig hulpmiddel, maar die is lang niet foutloos.
Er bestaat een groot aantal regels voor een goede spelling en van een schrijver wordt verwacht dat hij die regels kent en juist toepast.
Het is belangrijk dat je goed spelt, want schrijfproducten met veel fouten maken een slordige indruk.
Hoofdletters
Alleen het eerste woord van een zin begint met een hoofdletter.
Als de zin begint met een apostrof dan schrijf je het tweede woord met een hoofdletter. Voorbeeld: 's Morgens ruimt mijn vader altijd de vaatwasser uit.
Als een zin met een cijfer begint, krijg je geen hoofdletter. Voorbeeld: 13 leerlingen waren afwezig.
Bestudeer de Kennisbank Nederlands over hoofdletters.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opdracht 9
In de volgende opdracht ga je in een aantal zinnen de juiste leestekens invullen.
Overleg met je docent of je deze zinnen digitaal invult of dat je de opdracht uitprint.
Klik hier om de opdracht te downloaden.
Meervoud
Meervoudsuitgangen
Het meervoud van een zelfstandige naamwoord vorm je door er de meervoudsuitgangen -s, 's, -en of –n achter te schrijven.
De -s schrijf je er aan vast als dat geen probleem voor de uitspraak oplevert:
sektes, tantes, printers en bureaus.
Als je een fout bij de uitspraak kunt maken schrijf je 's: auto's, piano's, alinea's, baby's, jury's en ski's.
Klik op de Kennisbank Nederlands voor meer uitleg.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Hoofdregel: In samenstellingen wordt een -s geschreven, wanneer deze ook wordt uitgesproken.
Dus: stationsplein, moederskindje en scheepswrak.
Bekijk het filmpje:
De tussen -e of -en
Hoofdregel: De tussen -en wordt geschreven wanneer het eerste woord
van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -en.
Het is dus: kippenei, want het meervoud van kip is alleen kippen.
Maar het is aspergesoep en gedaanteverwisseling, want het meervoud van asperge
is asperges, terwijl het meervoud van gedaante zowel gedaanten als gedaantes kan zijn.
Bekijk het filmpje:
De tussen -e of -en: uitzonderingen
Er zijn zeven uitzonderingen waarbij je geen tussen -en maar een tussen -e gebruikt.
Sommige woorden houden een -e als tussenletter, hoewel ze als je de hoofdregel zou volgen -en zouden moeten krijgen.
Woorden die verwijzen naar een unieke persoon of zaak: zonnestraal, maneschijn en Koninginnedag.
In bijvoeglijke naamwoorden waarvan het eerste deel alleen maar wordt gebruikt als versterking van het bijvoeglijke tweede deel: apetrots, boordevol, reuzeleuk en beregoed.
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig naamwoord zonder meervoud: rijstepap en roggebrood.
Het eerste deel van het woord heeft een meervoud op -s en –en: groentesoep, gedachtewisseling.
Het eerste deel van het woord is een zelfstandig woord met alleen een meervoud op -s: aspergekweker, etagewoning.
Het eerste deel van het woord is geen zelfstandig naamwoord: hogeschool, blindedarm, rodekool, knarsetanden.
Het woord wordt niet meer als een samenstelling gezien: bolleboos, pagegaai, schattebout.
Je kunt deze uitleg nalezen in de Kennisbank Nederlands.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Welke zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aan elkaar en welke los? Wanneer schrijf je tekort, teveel en tegoed aan elkaar en wanneer schrijf je het los van elkaar?
Bestudeer de Kennisbank Nederlands.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opdracht 17:Te veel of teveel, te goed of tegoed, te kort of tekort
Afkortingen
Als je een woord afkort, eindig je de afkorting met een punt. Per afgekort woord gebruik je een punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het woord voorkomt:
hr. = heer
p. = pagina
m.b.t. = met betrekking tot
jl. = jongstleden
blz. = bladzijde
Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogdheid
Een paar uitzonderingen zijn: dhr. = de heer, z.o.z. = zie ommezijde en a.s. = aanstaande
Veel gebruikte afkortingen krijgen kleine letters en geen punten:
cao, wc, btw, dvd, apk, mbo, pc, havo, info
Afgekorte eigennamen van bedrijven en instellingen schrijf je met hoofdletters en zonder punten:
EU, VVD, NAVO, UMC, NS
Afgekorte namen van ziekten schrijven we met hoofdletters behalve als ze tot het dagelijks taalgebruik behoren. Het is ME (myalgische encefalomyelitis of Mobiele Eenheid) en MKZ (mond-en-klauwzeer), maar soa en aids
Afgekorte namen van wetten, besluiten of overheidsplannen schrijven we met hoofdletter.
AOW = Algemene ouderdomswet
WAO = Wet op de Arbeidsongeschiktheid verzekering
KB = Koninklijk Besluit
VUT = vervroegde uittreding
Internationaal erkende afkortingen voor eenheden, maten, gewichten en chemische elementen krijgen geen punt:
kWh = kilowattuur
cm = centimeter
kg = kilogram
MB = Megabyte
H = waterstof
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je sluit het onderdeel Spellingsregels af met een toets.
Per behandeld onderwerp krijg je een meerkeuzevraag voorgelegd, die je moet beantwoorden.
Succes!
Vul de het juiste woord in.
1. abbonnees of abonnees
...............
2. alleszinds of alleszins
...............
3. burgermeester of burgemeester
...............
4. chagerijnig of chagrijnig
...............
Welk woord is juist?
5. babies of baby's
...............
6. leliën of lelieën
...............
7. niveaus of nouveaux
...............
8. cafees of cafés
...............
9. bacterieën of bacteriën
...............
Welk woord is juist?
10. klerenzooi of klerezooi
...............
11. gedaanteverwisseling of gedaantenverwisseling
...............
12. paradepaard of paradenpaard
...............
13. beroepssport of beroepsport
...............
14. aanvangssnelheid of aanvangsnelheid
...............
Welk woord is juist?
15. mee-eten of meeëten
...............
16. trainer-coach of trainercoach
...............
17. shampoo's of shampoos
...............
18. begroeiing of begroeïng
...............
Welk woord is juist?
19. elfduizend of elf duizend
...............
20. viermiljoen of vier miljoen
...............
21. 7e of zevende
...............
22. 8 januari of acht januari
...............
Schrijf voluit!
23. m.n.
...............
24. i.p.v.
...............
25. prof.
...............
26. OM
...............
Antwoorden
Spelling
Werkwoordspelling
Toets
Download hierde antwoorden van de toets.
Kijk of je de juiste werkwoordsvorm hebt ingevuld.
Spellingsregels
Opdracht 9
De wethouder zei: 'Dat plan voer ik niet meer uit, dat zal mijn opvolger moeten doen.'
'Als ik mijn huiswerk af heb,' zei Guus, 'kom ik nog even wat chillen.'
Hij dacht nog: 'Waarom heb ik dat niet eerder gedaan?'
De leraar vroeg wie het ook zouden doen.
Loop nou eens door!
Onze kantine heeft tegenwoordig een veel groter aanbod: chips, broodjes gezond, broodje koket, gevulde koeken, cola, sinas, enz.
Ik kijk graag naar het programma 'De wereld draait door'.
'Zullen we volgend jaar weer naar Praag gaan,' vroeg de mentor, 'of willen jullie naar Barcelona?'
's Winters ben ik veel actiever dan 's zomers.
'Lieverd, ik hou echt van je,' zei hij tegen zijn prinses.
Opdracht 11
1. krantenlezer = A
10. roggebrood = D
2. bolleboos = H
11. Koninginnedag = B
3. rijstepap = D
12. rodekool = G
4. maneschijn = B
13. reuzeleuk = C
5. blindedarm = G
14. groentesoep = E
6. apetrots = C
15. huizenhoog = A
7. gedachtewisseling = E
16. beregoed = C
8. schattebout = H
17. etagewoning = F
9. pannenkoek = A
18. knarsetanden = G
Opdracht 16
ervan uitgaan ('Uit' is een deel van het werkwoord 'uitgaan'.)
ervan af ('Af' hoort bij het werkwoord 'afhangen'.)
erboven (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
van afzien ('Af' hoort bij het werkwoord 'afzien'.)
voorin (Een voorzetsel moet je met een voorafgaand voorzetsel of bijwoord verbinden als het niet bij het daaropvolgende zelfstandige naamwoord hoort.)
achter in (In hoort bij het daaropvolgende zelfstandige naamwoord.)
erdoorheen (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
eraan (Een voorzetsel dat niet bij het werkwoord hoort, moet je verbinden met het voorzetsel en/of de bijwoorden er, daar, hier en waar.)
tussendoor lopen ('Door' is hier geen deel van een werkwoord.)
erop vooruitgaan ('Vooruitgaan' is hier één werkwoord.)
Toets
Deel I Moeilijke woorden
1. abbonnees of abonnees =
abonnees
2. alleszinds of alleszins =
alleszins
3. burgermeester of burgemeester =
burgemeester
4. chagerijnig of chagrijnig =
chagrijnig
Deel II Meervouden
5. babies of baby's =
baby's
6. leliën of lelieën =
leliën
7. niveaus of nouveaux =
niveaus
8. cafees of cafés =
cafés
9. bacterieën of bacteriën =
bacteriën
Deel III Tussenklanken
10. klerenzooi of klerezooi =
klerezooi
11. gedaanteverwisseling of gedaantenverwisseling =
Het arrangement Module Spelling H5 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Valesca van Diejen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leerniveau
HAVO 4;
HAVO 5;
Leerinhoud en doelen
Lezen van zakelijke teksten (Nederlands);
Nederlands;
Schrijfvaardigheid;
Begrippenlijst en taalverzorging;
Literatuur;
Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands);
Leesvaardigheid;
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
De persoonsvorm in de t.t.
De persoonsvorm in de t.t. of v.t.
t.t. / v.t. / OD / VD
OD / VD
Voltooide deelwoord
Infinitief
Werkwoorden in goede vorm
Hoofdletters
Meervoud
Samenstellingen
Trema, liggend streepje en apostrof
Schrijfwijze van getallen
Zelfstandig gebruik
Te veel of teveel, te goed of tegoed, te kort of tekort
Afkortingen
Afkortingen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.