Op weg naar mars

OP WEG NAAR MARS

Vooraf

Intro

 

Het eerste filmpje bekijken we samen. Het tweede filmpje bekijk je zelf voordat je start met de module.

 

             

Of je nu in het bos, in de tuin, in huis of in de school kijkt, overal kom je planten tegen.
Veel van deze verschillende plantensoorten zijn zaadplanten.Ondanks de vele verschillende zaadplanten hebben de planten onderling overeenkomsten.


Sommigen planten kun je eten, anderen kun je beter laten staan.
Naast het dienen als voedsel hebben planten nog een andere belangrijke functie.

 

In deze module ga je bekijken welke overeenkomsten er zijn tussen de verschillende zaadplanten en welke belangrijke functies ze hebben voor mens en dier.

I

Eindproduct-Beoordeling

 

Eindproduct

 

  • Je rondt deze module af met de toets 'Planten'
  • Je rondt deze opdracht af met als eindopdracht: het maken van een ontwerp voor een klein dorp op mars.

                                                                                           Afbeeldingsresultaat voor mars

 

Beoordeling ontwerp


Het ontwerp moet voldoende zijn, en de volgende minimale informatie bevatten:

- Is er voldoende zuurstof in het marsverblijf ?

- Welke rol speelt het fotosynthesproces?

- Hoe komen de mensen en de dieren in het verblijf aan voedsel?

- Hoe raak je afvalstoffen van de mensen,dieren en planten kwijt?

- Hoe blijft het verblijf op de juiste temperatuur ?

 

Leerdoelen

Aan het eind van dit thema:

Leerdoelen;

 

  • Kun je de 3 organen  van een plant benoemen.
  • Kun je van de 3 organen de functie uitleggen.
  • Kun je aan de hand van voorbeelden uitleggen waarom planten zo belangrijk zijn voor mensen.
  • Kun je uitleggen in welke onderdelen van een blad de fotosynthese plaatsvindt.
  • Kun je de stoffen benoemen die nodig zijn voor de fotosynthese.
  • Kun je de stoffen benoemen die ontstaan tijdens de fotosynthese.
  • Kun je uitleggen waarom fotosynthese zo belangrijk is.

 

                                               .Afbeeldingsresultaat voor wilde planten

 

Werkwijze

 

Hoe ga je aan het werk

Jullie gaan met behulp van het boek, de epacks en deze module bekijken welke overeenkomsten er zijn tussen de verschillende zaadplanten en welke belangrijke functies ze hebben voor mens en dier.                                                                                                                                       

Tussendoor maken jullie toetsjes om te kijken of jullie de stof begrijpen.

Alle opdrachten ( behalve de epack-opdrachten) die je hebt gemaakt stop je in de werkmap.

 

Groepsgrootte

Een aantal opdrachten moeten jullie samen doen en er zijn ook opdrachten die je individueel moet maken.

Het maken van het ontwerp leven op mars gaat in groepjes van maximaal 4.

 

Lesstof:

Basisstof: Mavo, Havo en VWO

Verdieping: Havo en VWO

Verbreding: VWO

Tijd
Je hebt ongeveer 12 lesuren nodig.

Planning

 

In dit thema ga je aan de gang met opdrachten. De tijd die je hebt voor deze module zijn 12 lesuren. Thuis zal je de epack van het theorieboek biologie voor jouw deel 1a thema 2, maken en eventueel opdrachten die je niet hebt afgekregen . Tijdens de lessen zal de docent een stukje uitleg geven wanneer het nodig is. De rest van de tijd deel je zelf in. Als je een onderdeel hebt afgerond dan noteer je dat in je aftekenlijst.

In de tabel staat per opdracht hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt. SUCCES!

                                                                                                                                                                                                                                                               Afbeeldingsresultaat voor planten en leven   

Activiteit Aantal lessen
Inleiding 0,5
Levenscyclus 1
Wortel 1,5-2
Stengel 1,5-2
Blad 1,5-2
Eetbare delen van een plant     1
Verdieping 1
Verbreding 1
Eindopdracht 2,5-3

                                                                                                           

Basisstof

Levenscyclus van een plant

Stap 1

Elk organisme op aarde moet een levenscyclus van geboren worden, groeien, ontwikkelen, voortplanten en sterven doorlopen. Enkele voorbeelden zijn de mens, een mug, een kikker, een bruine boon en een tomatenplant.

De levencyclus van een plant

De duur van de levenscyclus varieert nogal per organisme. Er zijn planten met een eenjarige levenscyclus en er zijn planten met een tweejarige levenscyclus. Planten met een eenjarige levenscyclus ronden de cyclus van geboren worden, groeien, ontwikkelen en zaadvormen in een jaar af, zoals de bruine boon.

        kieming bruine boon            Afbeeldingsresultaat voor kieming boon

 

In de afbeelding hierboven is de kieming van de  bruine boon te zien. Uit een bruine boon zaadje kan een nieuwe plant groeien. Eerst groeit uit het zaadje een kiemplantje, dit proces noemen we kieming. In het zaadje zit het reservevoedsel voor het kiemplantje. De eerste blaadjes die boven de grond komen, worden de zaadlobben genoemd. Bij de kieming verbruikt het kiemplantje de voedingsstoffen uit de zaadlobben. Wanneer het kiemplantje verder groeit, raakt het resevevoedsel in de zaadlobben op. De zaadlobben verschrompelen en vallen af. Ondertussen heeft de plant de eerste blaadjes gekregen en kan het zelf voedsel maken. De volwassen plant krijgt bloemen waaruit de een vrucht ontstaat (moederboon). In de vrucht ontstaan de zaadjes voor een nieuwe levenscyclus.

 

   levenscyclus bruine boon                   Afbeeldingsresultaat voor cyclus bruine boon

 

 

                                                   

Opdracht 1: zoek uit welk organisme (dier of plant) een levencyclus heeft. Op een A4 maak je een tekening van de levenscyclus. Deze opdracht stop je in je werkmap.

Epack -opdracht 1: Maak je epack thema 2 paragraaf 1 : alleen opdracht 1.

Wortels

Stap 1

Wortels en wortelharen

Kruidachtige planten hebben meestal wortels in de vorm van een hoofdwortel met zijwortels of bijwortels. Sommige planten hebben een dikke hoofdwortel, dit heet een penwortel.
In de wortel zijn sommige cellen uitgegroeid tot wortelharen.


Wortelharen nemen water en opgeloste voedingszouten (mineralen) op uit de bodem.
Vanuit de wortels stroomt het water naar de houtvaten in de stengel.

Hoofdwortel: Dikke wortel in het midden.

Zijwortel: Vertakkingen van de hoofdwortel.

Wortelharen: Kleine uitsteeksels aan de punten van dunne wortels om water en opgeloste stoffen op te nemen.

 

 

 

 

 

 

 

Stap 2

De functie van de wortels

De wortels hebben drie functies

  1. vasthouden van een plant in de bodem
  2. opnemen van  water en mineralen via de wortelharen
  3. opslag van reservevoedsel

 

Reservevoedsel:

Van veel planten sterven in de herfst de delen boven de grond af. In de winter zijn de perken in de stad dan ook erg kaal. In de lente zie je in een korte tijd weer nieuwe planten. Van de plantendelen die in de herfst afsterven blijven de wortels vaak in de grond zitten gedurende de winter. De wortels bevatten veel reservestoffen. De plant heeft een deel van zijn voedsel, van de zomer, opgeslagen in de wortels voor als het lente wordt en de plant weer moet groeien. Om ervoor te zorgen dat planten de winter overleven laten ze in de herfst de bladeren vallen, zodat de plant niet uitdroogt door de verdamping van water door de bladeren.

 

 

Opdracht 2:

Voordat de bladeren vallen zie je dat er een verkleuring van de bladeren optreedt. In deze opdracht ga je de volgende vragen oplossen:

A : Waardoor ontstaat de verkleuring

B:  Wat is het voordeel van de verkleuring voor de plant/boom

De uitgewerkte opdracht stop je weer in je werkmap.

 

Epack-opdracht 2: maak van de epack thema 2 , basisstof 2; zie werkplan op classroom

Stap 3

Opdracht 3 : Maak de onderstaande toets. Je moet 80% van de vragen goed beantwoorden.

Toets: Wortels

Start

Stengels

Stap 1

De Stengel:

Een plantenstengel is naast de wortel en het blad een van de drie belangrijke organen van de plant. Een stengel kan kruidachtig of verhout zijn. Bij bomen is de stam eigenlijk een sterk verhoute stengel met een sterke diktegroei.

Aan een stengel of een tak kun je verschillende delen onderscheiden. De plaats waar een blad vastzit aan de stengel noemen we een knoop. De stengel is daar meestal dikker. Het stukje stengel tussen twee knopen noemen we lid of leden. Een stengel is opgebouwd uit afwisselende knopen en leden. De bovenste hoek tussen een stengel en blad, heet bladoksel. In een bladoksel zit een okselknop. Uit een okselknop groeit het volgende jaar een zijstengel (zijtak) met bladeren. Aan het eind van de stengel zit de eindknop. Hieruit groeit een nieuw stuk van de stengel met bladeren. Aan deze stengels kunnen ook bloemen zitten.

Opdracht 4: Vraag het werkblad kastanje tak aan je docent en maak de opdrachten die op het werkblad staan.

 

 

Stap2

Functie van de stengel

De stengel van een plant heeft de volgende 3 functies:

1.De stengel van een blad zorgt voor het vervoer van water en voedingsstoffen. In een stengel lopen lange dunne buisjes: de vaten.Bij sommige planten liggen deze vaten in groepjes bij elkaar. Zo`n groepje vaten bij elkaar noemen we de vaatbundel. De vaatbundels beginnen in de wortel, lopen door de stengel heen en eindigen in het blad, bloemen en vruchten.Vaten zorgen voor het transport van water en de daaarin opgeloste stoffen (mineralen).

 

                                                         Afbeeldingsresultaat voor vaatbundels

 

 

2.De stengel geeft aan de plant stevigheid voor de bladeren en de bloem.

3.De stengel zorgt ook voor de groei van de plant zowel door groei in de lengte als in de dikte.

Stap 3

 

Kruidachtige en houtachtige planten:

Kruidachtige planten hebben zachte stengels. Ze verhouten niet. Het zijn eenjarige planten, tweejarige planten of vaste planten. Ze zijn minder sterk dan houtachtige planten; bij slecht weer liggen ze soms plat op de grond. Tweejarige en vaste planten sterven in het najaar af en overwinteren ondergronds. Na een rustperiode lopen ze in het voorjaar weer uit. Kruidachtige planten hebben, net als houtachtige planten, vaten voor het voedseltransport, maar deze vaten verhouten niet. Hun stevigheid verkrijgen ze doordat ze water in de cellen vasthouden in de vacuole.  Als een kruidachtige plant watergebrek heeft, wordt hij slap.

Houtachtige planten zijn planten waarbij de stam en de stengels verhouten. Bijvoorbeeld een eik of een roos. Houtachtige planten overwinteren bovengronds. Bij houtachtige planten vallen meestal ‘s winters de bladeren af. Wat er dan zichtbaar overblijft, zijn de stam en de takken. Er zijn ook soorten die in de winter hun blad behouden, bijvoorbeeld een den of een rododendron. De stam en de takken hebben een belangrijke functie. Ze geven stevigheid aan de plant.

    Afbeeldingsresultaat voor houtachtige en kruidachtige planten

 

Epack- opdracht 3 :  Maak de epack thema 2, basisstof 3; zie werkplan classroom

Stap 4

Opdracht 5

Maak de tussentoets in een word document en stop in je werkmap

Tussentoets stengels


Beantwoord de volgende vragen:

  1. De vaatbundels vervoeren stoffen door de plant.
    In welke richting?
    1. Alleen van boven naar beneden.
    2. Alleen van beneden naar boven.
    3. Zowel van boven naar beneden als van beneden naar boven.
  2. Waar of niet waar?
    De stam van een boom is een stengel.
    1. waar
    2. niet waar
  3.  
  4. Komen vaatbundels alleen in de stengels voor?
    1. Ja, alleen in de stengel.
    2. Nee, in de stengel én in de bloemen.
    3. Nee, in de stengel én in de wortels en bladeren.

Bladeren

Stap 1

Het Blad

Bladeren zijn er in verschillende vormen en maten, toch heeft elk blad ongeveer dezelfde bouw. Een blad bestaat grofweg uit drie delen:

  • Het bladsteel: een blad zit meestal met een steeltje aan de stengel, tak of stam van een plant vast, dit steeltje heet een bladsteel. Bij planten die dit niet hebben, zitten de bladeren vast aan de wortels.
  • De bladbasis: de plaats waar het steeltje vast zit aan het blad heet de bladbasis.
  • De bladschijf: vanuit de bladbasis loopt het blad uit naar verschillende kanten. Dit uitlopende deel heet de bladschijf.

 

De bladschijf is onder te verdelen in de bladnerven en het bladmoes. De bladnerven zijn een soort van leidingen door het blad heen. De bladnerven vervoeren water, eiwitten en  suiker. Wat er tussen de bladnerven ligt heet het bladmoes. In het bladmoes liggen bladgroenkorrels. Deze zorgen ervoor de plant groen is en zorgen voor fotosynthese.

 

Stap 2

Functie van bladeren

 

De bladeren van planten kunnen zelf voedsel maken door fotosynthese. Andere organismen kunnen dit niet. Voor de fotosynthese hebben de bladeren van een plant water en koolstofdioxide nodig.Voor fotosynthese is ook licht nodig, en kan dus niet plaatsvinden als het donker is. Bij de fotosynthese ontstaat voedsel voor de plant , maar ook zuurstof. De bladeren geven de zuurstof af aan de lucht. Mensen en dieren hebben zuurstof nodig om in leven te blijven. Ze ademen de zuurstof in. Fotosynthese is dus erg belangrijk voor alle organismen.     

       

Epack-opdracht 4: Maak epack thema 2,  basisstof 4 ; zie werkplan in classroom.                                                     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eetbare delen van een plant

Stap 1

Wat gebruik je van een plant?


Opdracht 6:
Bestudeer het volgende onderdeel uit de kennisbank biologie:


KB: Planten/bomen als grondstof


Maak samen met een klasgenoot een woordweb.
In het midden zetten jullie 'Afhankelijk van de natuur'.
Waarvoor ben je afhankelijk van de natuur?
Vul jullie woordweb aan met zoveel mogelijk bijpassende woorden.

Klaar?
Bespreek het woordweb met een ander groepje.
Pas jullie woordweb eventueel nog iets aan.

Stop je woordweb in je werkmap

 

Opdracht 7:

Bestudeer het volgende onderdeel uit de kennisbank biologie:

KB: Wat eet je van een plant?

En maak de toepassing "Eetbare delen van een plant" onderaan deze pagina.

Toepassing:Eetbare delen van de plant

Verdieping

Stap1

Jaarringen:

Ieder jaar wordt een boom dikker. In het voorjaar met het krijgenvan nieuwe bladeren, is de groei van de stam het snelst. De boom vormt dan veel nieuw houtweefsel. Gedurende de zomer neemt de groei af. Het hout dat dan gevormd wordt is dichter van structuur en vaak ook donkerder gekleurd. De groeiringen zijn door kleurverschil vaak duidelijk te zien. Het ringenpatroon is bij iedere boom weer anders. Door de ringen te tellen weetje ongeveer de leeftijd van de boom.

Bij de groei van nieuwe cellen in de stam van een boom ontstaat elk voorjaar en zomer een zichtbare ring. Elke ring vertegenwoordigt een jaar uit het leven van de boom en de breedte van de ring geeft aan hoe snel de boom is gegroeid. Deze snelheid hangt o.a. samen met de temperatuur en de regenval. Deze ringen worden gevormd door de lagen houtvaten die elk jaar worden aangemaakt. Het oudste hout van de stam ligt in het midden van de boom.

 

In het voorjaar groeit de boom snel en is er een grote sapstroom nodig. Daartoe worden grote houtcellen aangemaakt die in het hout een lichte kleur hebben. Naarmate het groeiseizoen vordert, groeit de boom steeds langzamer en worden er steeds kleineren houtcellen aangemaakt die er donkere uitzien. Vandaar dat je in een boom jaarringen kunt onderscheiden. Als de donkere ringen telt, weet je de leeftijd van de boom. Het patroon zegt ook iets over het leven van de boom. Je kunt er alsware het “levensverhaal ”van de boom aflezen (gunstige en ongunstige groeiperioden). Het lichte hout heet voorjaarshout en het donkere hout zomerhout

Opdracht 8: Vraag aan de docent het werkblad jaarringen. Maak deze opdracht en stop deze opdracht in je werkmapje.

 

Stap2

Houtvaten en bastvaten:

Houtvaten (de verhoute delen) in de plant zorgen voor een  transport naar boven van water en voedingsstoffen. Bastvaten zorgen voor een  transport naar beneden van glucose (suikers). Wanneer een tak afbreekt of de bast beschadigt, kan er geen water- en voedseltransport in dat gedeelte plaatsvinden. Een plant kan dan gedeeltelijk afsterven. De houtvaten in een vaatbundel zijn levenloos (dood). Ze hebben geen celwand en geen celkern. De bastvaten, zijn in tegenstelling tot  de houtvaten, levend. Ze hebben een celkern en staan in contact met elkaar zodat voedingsstoffen via de bastvaten naar alle delen van de plant kunnen worden vervoerd

 

Opdracht 9: Maak de tussentoets in een word document en stop in je werkmap

  1. Welke vaten vervoeren water en mineralen van de wortel naar de stengel, bladeren en bloemen?
    1. Alleen de bastvaten.
    2. Alleen de houtvaten.
    3. Zowel de bastvaten als de houtvaten.
  2. Welke vaten vervoeren water met glucose van de bladeren naar de wortel?
    1. Alleen de bastvaten.
    2. Alleen de houtvaten.
    3. Zowel de bastvaten als de houtvaten.
  3. Waar of niet waar?
    Bastvaten bestaan uit dode cellen.
    1. waar
    2. niet waar
  4. Waar of niet waar?
    Houtvaten bestaan uit dode cellen.
    1. waar
    2. niet waar

Stap3

Fotosynthese

In de groene delen van een plant bevinden zich de bladgroenkorrels. In de bladgroenkorrels vindt het proces fotosynthese plaats.De fotosynthese kan alleen plaatsvinden als er voldoende (dag)licht aanwezig is. Het proces  zorgt ervoor dat er een voedingsstof gemaakt word in de vorm van glucose (suiker). Glucose is een brandstof voor de plant en levert de plant energie op tijdens de verbranding ervan. De plant kan glucose ook gebruiken om andere voedingsstoffen (eiwitten, vetten) mee te maken,die kunnen dienen als onderdelen van de plant of als reservevoedsel voor na de winter.

Bestudeer de onderstaande links over het onderwerp fotosynthese en wat de plant nodig heeft voor het proces:

Fotosynthese

Presentatie fotosynthese

Bekijk vervolgens het filmpje op SchoolTV.

Video: Fotosynthese

Toelichting filmpje:
Planten hebben drie dingen nodig om te leven: licht, water en koolstofdioxide.

 

Opdracht 10: Beantwoord nu de volgende vijf vragen in een google document( neem de vragen over) en stop dat in je werkmap:

  1. Wat levert de energie die nodig is voor fotosynthese?
    1. lucht
    2. mineralen
    3. zonlicht
  2. Welke delen van de plant vangen de energie uit zonlicht op?
    1. wortelharen
    2. bladeren
    3. huidmondjes
  3. Welke plastiden zitten er in de plantaardige cel die de fotosynthese mogelijk maken?
    1. leukoplasten
    2. chloroplasten
    3. chromoplasten
  4. Wat heeft een plant nodig voor de fotosynthese?
    1. Mineralen, zuurstof, bladgroen en zonlicht.
    2. Mineralen, bladgroen, zonlicht en koostofdioxide.
    3. Bladgroen, zonlicht, water en koolstofdioxide.
  5. Wat zijn de eindproducten van de fotosynthese?
    1. Mineralen en zuurstof.
    2. Glucose en zuurstof.
    3. Water en glucose.

 

Epack-opdracht 7: Maak de epack thema 2, basisstof 10 (Gymnasium) of 7 (havo/vwo); zie werkplan classroom

Opdracht 11: Gebruik de link om een quiz te maken over fotosynthese

Stap 4

Opdracht 12

Tussentoets

Toets: Tussentoets fotosynthese

Stap 5

 

Belang van Fotosynthese:

Planten zijn in staat om zichzelf te voorzien van energie en voedingsstoffen te maken. Dit in tegenstelling tot dieren die energie krijgen uit organische stoffen (suikers of koolhydraten) gemaakt door de producenten (planten). In planten kunnen namelijk bepaalde reacties optreden waardoor energie wordt opgeslagen. Dit proces heet fotosynthese. Fotosynthese is een reactie die plaatsvindt in de groene delen (bladgroenkorrels) van de planten onder invloed van de zon (lichtenergie). De reactie zorgt ervoor dat er stoffen ontstaan die voor de energie in planten zorgen. Daarnaast zorgt het proces fotosynthese voor de zuurstof in onze atmosfeer (lucht).


Bekijk de volgende toepassingen.

 


Opdracht 13: Bij deze toepassingen maak je een sleepoefening.

 

Toets:Fotosynthese - toepassingen

Verbreding

Verbranding

Afbeeldingsresultaat voor verbranding

 

 

In je lichaam vindt verbranding plaats. In je lichaam is er geen verbranding met vuur. Verbranding vindt plaats in elke cel van je lichaam. Verbranding vindt voortdurend plaats: dag en nacht !

Zonder verbranding gaat de cel dood.Dit geldt niet alleen voor de cellen van mensen ,maar voor alle levende cellen van alle organismen.

Vor de verbranding in je lichaam is brandstof nodig. De meest gebruikte brandstof in de cellen is glucose. Je hebt geleerd dat de glucose gemaakt wordt door de planten.

Bij de verbranding in de cellen komt energie vrij. Deze energie kunnen we gebruiken om bv te bewegen of om onze lichaamsttemperatuur op 37 graden te houden.. Naast de hoeveelheid energie komt ook afvalstoffen vrij ;  water en kooksotfdioxide.

 

Opdracht 14: Leg uit het verband tussen het proces fotosynthese en verbranding. Dit laat je nakijken door je docent.

Voedselkringloop

Afbeeldingsresultaat voor voedselkringloop tuin

 

Opdracht 14: Bekijk het volgende filmpje over de voedselkringloop. Klik op deze link. 

Eindopdracht

Eindopdracht:

 

1.Voor de eindopdracht ga je een ontwerp maken van een dorp op mars. Je gaat met je groepje  eerst opzoeken wat de omstandigheden op mars zijn. Denk bijvoorbeeld aan water, lucht , zonlicht en temperatuur.

2. Mensen moeten in het marsverblijf,zonder hulp van buitenaf, langere tijd kunnen blijven leven. Je kent nu de omstandigheden op mars..Maak een lijst van alles wat de mensen, planten en dieren in het verblijf nodig hebben om in leven te blijven..

3. Maak op klad papier met behulp van de lijst, die je bij punt 2 hebt gemaakt, een schets van het marsverblijf. Stel je bij het ontwerpen de volgende vragen:

- Is er voldoende zuurstof in het marsverblijf ?

- Welke rol speelt de fotosyntheseproces?

- Hoe komen de mensen en de dieren in het verblijf aan voedsel?

- Hoe raak je afvalstoffen van de mensen,dieren en planten kwijt?

- Hoe blijft het verblijf op de juiste temperatuur ?

4. Bespreek het ontwerp met elkaar en verbeter het ontwerp waar nodig.

5. Maak nu het definitieve ontwerp van jullie marsverblijf op poster papier.

6. Geef met pijlen aan hoe de voedselkringloop  verloopt.

7. Geef ook aan hoe de kringloop van fotosynthese en verbranding tussen de aanwezige organismen verloopt. ( deze info kun je vinden in de verbreding )

Begrippenlijst

begrippenlijst 1

Bastvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.
Houtvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen.

 
Vaatbundels
In vaatbundels komen de bast- en houtvaten samen.
 
Steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen.
Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel.
Wortels
Ondergronds deel van een plant met de functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant vastzetten in de grond.
Penwortel
Een dikke hoofdwortel.

 
Wortelharen
Uitgegroeide opperhuidcellen, die water en mineralen opnemen uit de bodem.
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Vaten
Kleine buisjes die zorgen voor het transport van stoffen in planten.
 
Stengel
Hoofdas van een plant die bladeren en eventueel bloemen draagt en water, mineralen en suikers vervoert.
Knopvorming
planten vormen knoppen (eindknoppen, zijknoppen, bladknoppen en bloemknoppen) die als ze uitlopen nieuwe bloemen en/of scheuten (= nieuwe stengel met bladeren of met bladeren en bloemen) geven.
Vaatplanten
Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten).

 

Begrippenlijst 2

Fotosynthese
Proces waarbij water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht worden omgezet in suikers (glucose). Dit gebeurt in planten (bladgroenkorrels).

 
Koolstofdioxide
Ook wel koolzuurgas genoemd, molecuul bestaat uit één koolstof en twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij verbranding. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding in cellen van organismen (verbrandingsproduct) en wordt opgenomen door planten voor de fotosynthese.
Water
Molecuul bestaat uit twee waterstof atomen en één zuurstof atoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.
Glucose
Glucose is een soort suiker, ofwel een koolhydraat.

 
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.
Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
Huidmondje
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.
Sluitcellen
Sluitcellen regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.
 
Bladgroenkorrels
Groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; ze bevinden zich in het celplasma van planten.
Assimilatie
Opbouw van organische stoffen uit eenvoudigere organische stoffen (door alle organismen) en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water (door planten). Hiervoor is energie nodig.
Opperhuid
De opperhuid is de buitenste laag cellen van een plant.

 

Begrippenlijst 3

Voedingsstoffen
Bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen.
Eiwitten
Voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen. Pas wanneer de koolhydraten en vetten opgebruikt zijn, worden ook eiwitten gebruikt als brandstof.
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Suiker
Bijvoorbeeld glucose en saccharose. Suikers zijn koolhydraten.
 
Vet
Voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.
Vitaminen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: vitamine C."
Noten
Noten zijn vruchten met weinig vruchtvlees.



 
Jaarring
Ook wel groeiring genoemd; door groei gevormde lagen hout, bestaande uit lichte en donkere banden als gevolg van groeiverschillen in warmere en koudere perioden van het jaar. Goed te zien in de dwarsdoorsnede van een stam van een houtachtige plant (boom of struik).
Cellulose
Cellulose is een koolhydraat dat oa dient als bouwstof van celwanden.

Bladranden

Elke plant heeft een ander soort blad (bladvorm). Zo kun je ook zoeken welk blad van welke plant afkomt. Er zijn zelfs speciale websites en boeken om dit in op te zoeken. Mensen zijn al deze verschillende bladvormen namen gaan geven. Zo is het blad van een kastanjeboom handlobbig en die van een paardebloem liervormig. De randen van de bladeren kunnen ook verschillende vormen hebben. Zo kunnen ze tanden, het patroon van een zaag of bolletjes hebben.