Bastvaten Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei. |
Houtvaten Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen. |
Vaatbundels In vaatbundels komen de bast- en houtvaten samen. |
Steunweefsel Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen. Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel. |
Wortels Ondergronds deel van een plant met de functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant vastzetten in de grond. |
Penwortel Een dikke hoofdwortel. |
Wortelharen Uitgegroeide opperhuidcellen, die water en mineralen opnemen uit de bodem. |
Zetmeel Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren. |
Vaten Kleine buisjes die zorgen voor het transport van stoffen in planten. |
Stengel Hoofdas van een plant die bladeren en eventueel bloemen draagt en water, mineralen en suikers vervoert. |
Knopvorming planten vormen knoppen (eindknoppen, zijknoppen, bladknoppen en bloemknoppen) die als ze uitlopen nieuwe bloemen en/of scheuten (= nieuwe stengel met bladeren of met bladeren en bloemen) geven. |
Vaatplanten Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten). |