Voornaamwoorden - 1
Persoonlijke, bezittelijke en wederkerende voornaamwoorden (vnw):
|
persoonlijk vnw
als onderwerp |
persoonlijk vnw
als voorwerp |
bezittelijk vnw |
wederkerend vnw |
1e pers. enk. |
ik |
mij, me |
mijn |
me |
2e pers. enk. |
jij, je, u |
jou, je, u |
jouw, je, uw |
je, u |
3e pers. enk. |
hij, zij, ze, het |
hem, haar, het |
zijn, haar |
zich |
1e pers. mv. |
wij, we |
ons |
ons, onze |
ons |
2e pers. mv. |
jullie, u |
jullie, je, u |
jullie, uw |
je, u |
3e pers. mv. |
zij, ze |
hen (LV, VV en na een voorzetsel)
hun (MV),
ze (LV, MV, VV) |
hun |
zich |
Opmerking:
Het als persoonlijk voornaamwoord is altijd een zinsdeel;
je kunt het vervangen door het ding of de zaak.
Voorbeeld:
Hij geeft het aan haar. Hij geeft het ding aan haar.
Voornaamwoorden - 2
Overige voornaamwoorden
- Wederkerig voornaamwoorden: elkaar(s), elkander
- Aanwijzende voornaamwoorden: die, deze, dat, dit, zo'n, dezelfde, zulke en zelf
- Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welke en wat voor(een)
- Betrekkelijke voornaamwoorden: die, dat, wie en wat
Opmerkingen betrekkelijke voornaamwoorden
Betrekkelijke voornaamwoorden verwijzen naar een voorafgaand zinsdeel: het antecedent.
Het antecedent staat altijd in dezelfde zin.
Voorbeelden:
- De man die daar staat, is zijn vader.
- Het meisje aan wie ik het vroeg, zie ik niet meer.
Wat kan ook een zin als antecedent hebben. Je kunt wat dan vervangen door en dat.
- Het feest gaat morgen niet door, wat me lelijk tegen valt.
Het feest gaat morgen niet door en dat valt me lelijk tegen.
Wie en wat kunnen ook een ingesloten antecedent hebben.
Je kunt wie/wat dan vervangen door de man die/het ding dat.
- Wie steelt is een dief (De man die steelt is een dief)
Onbepaalde voornaamwoorden zijn woorden als
- men,
- (n)iets,
- ieder(een), (n)iemand
- alles, elk, enig(e),
- het een of ander.
Opmerkingen:
1
Het kan lidwoord, persoonlijk vnw. of onbepaald vnw. zijn.
- Het als lidwoord: hoort bij een zelfstandig naamwoord: het meisje.
- Het als persoonlijk vnw. verwijst naar iets wat voorafgaat of volgt:
Het lijkt me logisch dat hij dat doet.
- Het als onbepaald vnw. staat op zichzelf: Het vriest.
2
Het onbepaald vnw. wat kun je vervangen door iets of een beetje:
- Wil je wat voor mij doen? Wil je iets voor mij doen?