Dubbelop
1 Onjuiste herhaling
Je spreekt van een onjuist herhaling als twee of meer keer hetzelfde woord wordt herhaald.
Voorbeelden
- Ik heb geen geld, maar ik heb er ook geen tijd voor ook.
- Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan.
2 Contaminatie
Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.
Voorbeelden
- Deze computer kost duur. Het is 'kost veel' of 'is duur'.
- Ik zal dat nachecken. Het is 'nakijken' of 'checken'.
- Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop. Het is 'ongenadig' of 'genadeloos'.
- Hij neemt in de klas altijd het hoogste woord. Het is 'heeft het hoogste woord' of 'het woord nemen'.
- Aan het eind van de partij legde hij het laatste loodje. Het is 'het loodje leggen' of 'de laatste loodjes wegen het zwaarst'.
- Je mag verwachten dat ze een voorbeeldfunctie geven. Het is 'een voorbeeld geven' of 'een voorbeeldfunctie hebben'.
3 Tautologie
Met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren tot dezelfde woordsoort.
Als je een tautologie gebruikt, moet je je wel afvragen of die een functie heeft.
Goed is:
- Hij werd met pracht en praal begraven.
Fout is:
- Misschien dat ze er wellicht nog achter komen.
- Door de regen kon je de overkant haast bijna niet meer zien.
- Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
4 Dubbele ontkenning
In zinnen met 'ontkennende' werkwoorden wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
Dubbele ontkenningen komen vaak voor in de spreektaal en dan hebben ze een versterkende functie.
Voorbeelden
- Ik ben daar nooit niet geweest.
- Wij hebben nooit geen problemen.
- De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen.
5 Pleonasme
Met een pleonasme zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden. Deze woorden behoren niet tot dezelfde woordsoort. Een pleonasme gebruik je om een eigenschap van iets te benadrukken. Bijvoorbeeld: grijs beton, witte schimmel, groen gras, enz. Als je een pleonasme gebruikt, moet je je wel afvragen of dat een functie heeft.
Goed is:
- Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon.
Fout is:
- Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat. 'is hij weer gaan werken' of 'heeft zijn werk hervat'
- De regenbuien kunnen nog ongeveer drie tot vier dagen aanhouden. 'ongeveer drie dagen' of 'drie tot vier dagen'
- 'Boontje komt om zijn loontje,' is een vaste standaarduitdrukking van hem. 'een vaste uitdrukking' of 'een standaarduitdrukking'