Stijlfiguren - 1
Een stijlfiguur gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
Het is een middel om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.
De vorm die je kiest, zal afhangen van het doel dat je voor ogen hebt.
- Je kunt iets lichter (minder erg) willen voorstellen dan je bedoelt. (bijvoorbeeld eufemisme, understatement of ironie)
- Je kunt iets zwaarder (sterk overdrijven) willen voorstellen dan je bedoelt. (bijvoorbeeld hyperbool)
- Je kunt ook juist iets extra nadruk willen geven. (bijvoorbeeld repetitio (herhaling), tautologie, pleonasme of antithese)
- Je wilt de lezer aan het denken zetten. (bijvoorbeeld paradox of retorische vraag)
Bekijk de volgende pagina's met uitleg over en voorbeelden van stijlfiguren.
Stijlfiguren - 2
Antithese
Antithese is een tegenstelling. Je kan de aandacht op iets vestigen door twee zaken met tegengestelde eigenschappen te combineren met elkaar.
Voorbeelden:
- Topliteratuur voor bodemprijzen
- Hyundai: groot in klein transport
- Zij zullen elkaar altijd door dik en dun steunen
Stijlfiguren - 3
Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Een paradox bestaat uit een combinatie van dingen die op het eerste gezicht niet voor de hand ligt, maar die, als je nog eens nadenkt, wel degelijk mogelijk is.
Voorbeelden:
- Schrijven is de kunst van het schrappen.
- In elke overwinnaar schuilt een verliezer.
- Hoe gespecialiseerder iemand is, des te minder kan hij.
Stijlfiguren - 4
Eufemisme
Een eufemisme gebruik je om iets wat niet zo prettig of netjes is, op een verzachtende manier / nette manier onder woorden te brengen.
Voorbeelden:
- Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
- Het programma ‘Gezonde Toekomst Dichterbij’ van het fonds NutsOhra is gericht op mensen uit kansarme gezinnen.
- ‘Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.
Stijlfiguren - 5
Hyperbool
Bij een hyperbool (overdrijving) wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Je gebruikt een hyperbool om iets te laten opvallen.
Voorbeelden:
- In Nederland regent het zomers 29 van de 30 dagen.
- Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
- Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.
Stijlfiguren - 6
Understatement
Bij een understatement wordt iets op een spottende manier verkleind of verzwakt.
Het verschil met het eufemisme zit hem in de spot.
Voorbeelden:
- Toen zijn partij weer vier zetels had gewonnen in de peilingen reageerde de fractieleider met: ‘Niet slecht’.
- Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
- ‘Ik doe dat wel even’, zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden.
Stijlfiguren - 7
Ironie
Ironie wordt vaak gebruikt om te laten merken dat je het ergens niet mee eens bent.
Bij ironie zegt iemand vaak het tegengestelde van wat hij bedoelt.
Daarbij wordt veel gebruik gemaakt van andere stijlmiddelen als overdrijvingen, understatements en beeldspraak.
Voorbeelden:
- Wat ben jij een grapjas!
- 'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
- 'Het ziet er weer schitterend uit', zei de trainer toen we in de drenzende regen liepen.
- De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
Stijlfiguren - 8
Herhaling
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen.
Voorbeelden:
- Geld, geld is het enige wat hem bezig houdt.
- Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
- Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
- Altijd november, altijd regen.
- Altijd honger, altijd.
Als een herhaling ten onrechte wordt gebruikt/geen functie heeft, spreek je van een stijlfout.
Stijlfiguren - 9
Tautologie
Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden.
De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort.
Voorbeelden:
- Dat weet hij wis en waarachtig wel.
- Zij kenden daar heg noch steg.
- Hij werd met veel pracht en praal begraven.
- Het hoeft niet alleen maar kommer en kwel te zijn,
misschien ontstaan er ook gezellige momenten.
Tautologieėn komen ook voor als stijlfout.
Voorbeelden:
- Door de regen konden we onze tent haast bijna niet meer vinden.
- Natuurlijk letten we vanzelfsprekend op fouten.
Stijlfiguren - 10
Pleonasme
Je zegt twee keer ongeveer hetzelfde met verschillende woorden en de woorden behoren tot verschillende woordsoorten.
Je gebruikt het om een eigenschap van iets te benadrukken.
Voorbeelden:
- In deze witte sneeuw ziet alles er prachtig uit.
- De grijze mist maakt de straat nog troostelozer.
- Het eerste begin is het moeilijkst.
- De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
Ook het pleonasme komt voor als stijlfout.
Voorbeelden:
- Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat ('weer' weglaten).
- ‘Boontje komt om zijn loontje’ is een vaste standaarduitdrukking van hem ('vaste uitdrukking' of een 'standaarduitdrukking).
Stijlfiguren - 11
Retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag waarop je geen antwoord verwacht.
Het antwoord zit namelijk in de vraag opgesloten.
Voorbeelden:
- Wie wil er niet op vakantie naar Hawaï?
- Een leraar tegen zijn klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen?'
- Liggen we hier niet lekker?
- Zo kunnen we toch niet blijven doorgaan?