Bloed
Bloed bestaat uit een vloeibaar gedeelte (bloedplasma) en vaste bestanddelen (bloedlichaampljes).
Bloedplasma bestaat uit:
- 91% water
- 7% eitwitten (waaronder fibrinogeen)
- 2% opgeloste stoffen
De vaste bastanddelen bestaan uit:
- bloedplaatjes
- witte bloedcellen
- rode bloedcellen
Rode bloedcellen
Rode bloedcellen bevatten hemoglobine. Hemoglobine zorgt voor het vervoer van zuurstof.
Het uiterlijk van de rode bloedcellen is belangrijk. Door het vergrote oppervlakte van de rode bloedcel kunnen ze meer zuurstof opnemen en dus vervoeren.
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen vormen het afweersysteem van je lichaam. Wanneer er ongewenste stoffen het bloed binnen dringen zorgen de witte bloedcellen ervoor dat deze stoffen worden ''opgegeten'' en onschadelijk worden gemaakt.
Wanneer er teveel witte bloedcellen naar een wondje gaan ontstaat er een ophoping. Deze witte bloedcellen vormen dan etter of pus.
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zorgen voor de stolling van je bloed.
Wanneer er een wondje onstaat gaan bloedplaatjes vasthangen in de fibrinogeendraden. De bloedplaatjes zorgen ervoor dat het bloedvat vernauwt waardoor bloedverlies nog verder beperkt wordt. Naar mate er meer bloedplaatjes aan elkaar vast beginnen te klonteren ontstaat een korstje.
Wanneer bloedplaatjes in een bloedvat gaan klonteren terwijl er geen wondje is heet dit trombose. Dit komt vaak voor bij oudere mensen.
Bloedsomloop
De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit houdt in dat het bloed twee keer door het hart heen gaat. De bloedsomloop bestaat uit:
- kleine bloedsomloop
- grote bloedsomloop
De kleine bloedsomloop
De kleine bloedsomloop zit tussen het hart en de longen. In deze bloedsomloop wordt zuurstof arm bloed door de longen gepompt om zo zuurstof op te nemen waarna het terug gaat naar het hart. Na deze bloedsomloop kan het bloed verder en gaat het de grote bloedsomloop in.
De kleine bloedsomloop gaat als volgt:
- rechterboezem
- rechterkamer
- longslagader
- longhaarvaten
- longader
- linkerboezem
- linkerkamer
De longSLAGADER is in dit geval zuurstofARM en de longADER is zuurstofRIJK. Dit is het enige geval waarbij een slagader zuurstofarm is in plaats van zuurstofrijk
De grote bloedsomloop
De grote bloedsomloop voorziet het lichaam van zuurstofrijk bloed. Nadat het bloed door de kleine bloedsomloop door de longen is gegaan en zuurstof in het bloed terecht is gekomen gaat het de aorta in en kan het door de slagaderes naar alle organen gebracht worden. In de grote bloedsomloop gaat zuurstofRIJK bloed naar de organen. In de organen wordt het zuurstof opgenomen en wordt koolstofdioxide afgegeven aan het bloed. Het zuurstofARM bloed wordt weer terug naar het hart gepompt door de aders. Hier kan het weer de kleine bloedsomloop in en is de cirkel compleet.
Het hart
De bouw en werking van het hart