2BBL/KBL/TL Unit 8: People

2BBL/KBL/TL Unit 8: People

Unit 8 : People

Introduction

Dear student,

Het doel van deze lessen is dat je een gesprek kunt houden over werk en hobbies. Ook kun je luisterteksten begrijpen, vertellen hoe laat het is en de weg wijzen in het Engels. 

De eindopdracht voor deze lessen is een uitnodiging voor een activiteit die jij organiseert én iemand uitnodigen!

Om de opdracht goed te kunnen maken, krijg je een aantal kleinere opdrachten. Zo kun je stap voor stap de eindopdracht voorbereiden.

What are you going to do?
Je gaat je reading, listening, speaking en writing skills verbeteren door te lezen, luisteren, spreken en schrijven over werk en hobbies.

Je leert woorden en zinnen die je kunt gebruiken om te zeggen hoe laat het is en de weg te wijzen, en grammatica om je te helpen de regels van de Engelse taal te begrijpen.

Have fun!

 

Lesson 1: Timetable

Leerdoel van deze les. 

- ik kan vertellen hoe laat het is in het Engels

Task 1 Pre-reading / listening

Goals

  • I can tell the time in English.

Instructions

Probeer de vragen hieronder te beantwoorden in hele Engelse zinnen.Afbeeldingsresultaat voor time

Bespreek jouw antwoorden met een klasgenoot.

 


Questions

  • What time do you get up in the morning?
  • What time do you go to bed?
  • What time does school start?
  • What time is it right now?
  • What time do you go to school?
  • What time does school end?

Task 2 Listening 1

Goal

  • I can tell the time in English.Afbeeldingsresultaat voor receptionist calling boy

Instructions

  1. Listen to the audio.
  2. Do task 2.1
  3. Check your answers with the answer key.
  4. KBL/TL - Do task 2.2.
  5. Check your answers with the answer key.

Audio


Transcript

Receptionist: Good morning, Brownton swimming pool.

Tyrone:  Hello, I’d like some information about the water polo club.

Receptionist: Yes, of course. We have an under 14s club, an under 16s club, an under 18s club and an adults club. How old are you?

Tyrone: I’m 15.

Receptionist:  OK, so you want the under 16s club.

Tyrone:  Yes.

Receptionist:  Just a moment ... yes, we have two places in the under 16s club.

Tyrone:  When do they train?

Receptionist:  Let’s see, the under 16s train two evenings a week, on Mondays, no sorry, on Tuesdays and Thursdays from 6:30 – 8:00pm. And matches are on Saturday mornings.

Tyrone: When does the training start?

Receptionist: Training starts next week, on September 2nd.

Tyrone: OK. And how much are the classes?

Receptionist:  Classes are free for under 18s.

Tyrone:  Great! What do I have to do to join?

Receptionist: You have to come to the swimming pool and complete a form. You need to bring a photograph too.

Tyrone: OK.

Receptionist: Can I take your name?

Tyrone:  Yes, it’s Tyrone Williams.

Receptionist: OK, thanks. Tyrone.

Tyrone: Thanks. Bye.


 

Task 2.1

  • Are these sentences True or False?

1. Er zijn vier trainingsgroepen met verschillende leeftijden.

2. Tyrone wil bij de groep voor tieners onder de 14 jaar.

3. De groep voor tieners onder de 16 jaar traint 3 keer per week.

4. De groep voor tieners onder de 16 jaar traint op maandag en donderdag.

5. Waterpolo wedstrijden worden op zaterdag gespeeld.

6. Als je jonger dan 18 bent, moet je betalen om mee te doen aan de waterpolo lessen.

7. Je moet een pasfoto meenemen als je je wilt registreren.

8. De trainingen voor het waterpolo team beginnen deze week.


Answer key 2.1

Answer key 2.1


Task 2.2

  1. Copy the table in your notebook. 
  2. Complete the registration form with Tyrone’s information.

 


Answer key 2.2

Answer key 2.2

Task 3 Reading 1

Goals

I can tell the time in English.


Instructions

  • Do task 3.1 - Predict
  • Read the text 'A day in the life of Paula Radcliffe'
  • Do task 3.2 - Answer the multiple-choice questions.

Task 3.1

Lees de titel en bekijk de plaatjes. Waar gaat de tekst over volgens jou? Schrijf jouw voorspelling in je schrift.


A day in the life of Paula Radcliffe - Marathon Runner
8.30am
Sometimes, my daughter Isla wakes me and my husband, Gary, up. More often, we wake her up. After I get up, I always check my pulse. It's usually 38-40 beats per minute. If it is too high, I rest for the day. It's so important to listen to my body. I have a drink and a snack while giving Isla her breakfast.

9.30am
We take Isla to the nursery and then I start my training. I run, and Gary rides his bike next to me and gives me drinks. Four times a week, I have a cold bath or go for a swim in a lake after training.

12.30pm
I pick up Isla from nursery and we go home and I eat a big lunch of cereal and fruit. Then I have rice and salmon, or toast and peanut butter. I try to eat as soon as possible after training. After lunch, I play with my daughter.

2pm
I have a nap in the afternoon, and Gary usually takes Isla out while I sleep. When I wake up, I have a drink and a snack while Isla has milk. I eat a lot during the day, especially bananas and dark chocolate.

5pm
I go running again. In total, I run about 145 miles every week. I write about all my runs in my training journal. I record everything, including how I feel and what the weather is like. I train hard every other day, go on an extra-long run every four days and rest every eighth day.

7pm
In the evening, I do my exercises. These keep me strong during long runs. Isla likes to climb on top of me while I stretch. Gary gives Isla her tea and cooks mine while I finish my exercises. Then I finish cooking dinner while Gary gives Isla her bath.

7.30pm
Gary and I eat our dinner. I have red meat four times a week with rice, pasta or potatoes, and lots of vegetables. We also eat a lot of stir-fries, because they're quick and healthy.

8pm
We put Isla to bed and relax. I check my emails and watch TV or chat with Gary. I love police and hospital dramas!

10.30pm
Time for bed. As I brush my teeth, I stand on one leg and then the other. This keeps my legs strong.  I enjoy reading, but I haven’t read much since Isla was born.


Task 3.1

Answer the multiple-choice questions.

 

Task 4 Vocabulary

Goals

  • ik kan vertellen hoe laat het is in het Engels​

Instructions

  1. Task 4.1 Oefen de woorden voor deze les hieronder.
  2. Task 4.2 Oefen met de tijd aanduiden in het Engels. 

Task 4.1


Task 4.2

Task 5 Grammar 1

Goals

  • I can tell the time in English. Afbeeldingsresultaat voor look at clock

Instructions

  1. Neem het plaatje van de klok over in je schrift.
  2. Schrijf vervolgens de zinnen hieronder  in het Engels op.
  3. Bekijk de video als je nog wat meer uitleg wilt.
  4. Laat deze opdracht aan jouw docent zien. 

Task 5.1

1. Het is 10 uur.

2. Het is 3 uur.

3. Het is half 5.

4. Het is kwart over 2.

5. Het is kwart voor 1.

6. Het is 5 over 6.

7. Het is 5 voor 8.

8. Het is 5 voor half 4.

9. Het is 5 over half 9.

10. Het is 12 uur 's middags.

 


Video

Task 6 Practice Test

Goals

  • I can tell the time in English. Afbeeldingsresultaat voor thinking

Instructions

  1. Listen to the audio. / Luister naar het geluidsfragment.
  2. Pick the right indication of time. / Kies de goede tijd.

Task 6.1

Task 7 Writing

GoalsAfbeeldingsresultaat voor writing time

  • I can tell the time in English.

Instructions

  1. Look at the watch faces. / Bekijk de horloges,
  2. Write the indication of time in your notebook. / Schrijf de tijdsaanduiding in je schrift.
  3. Use full sentences. / Gebruik hele zinnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Answer key

 

 

 

Task 9 Speaking

Goal

  • I can tell the time in English. Afbeeldingsresultaat voor speaking

Instructions

  1. Work together with a classmate. /  Ga tegenover een klasgenoot zitten.
  2. Have a look at the clocks below. / Bekijk de klokken hieronder.
  3. In turns, one of you tells the time and the other tries to guess which of the clocks the other is talking about. / Om de beurt zegt een van jullie de tijd die op een van de klokken wordt aangegeven. De ander probeert te raden welke klok er wordt bedoeld.

 

Clocks


 

Task 10 Study

Goals

  • I can tell the time in English. Afbeeldingsresultaat voor to study

Instructions

Deze week ga je woorden en zinnen leren die iets te maken hebben met het aangeven van tijd in het Engels.
Hieronder vindt je ook een uitleg van hoe je de tijd aangeeft in het Engels.

 

Link naar Quizlet LJ2 Unit 8: lesson 1 Timetable.


Vocabulary

English Dutch
1st /  first 1e / eerste
2nd / second 2e / tweede
3rd / third   3e / derde
4th / fourth   4e / vierde
5th / fifth   5e / vijfde
6th / sixht    6e / zesde
7th / seventh 7e / zevende
8th / eighth 8e / achtste
9th / ninth 9e / negende
10th / tenth 10e / tiende

 


Phrases

English Dutch
Do you have the timetable? Heeft u de dienstregeling.
Does your brother play basketball every Sunday? Speelt jouw broer elke zaterdag basketbal?
He often does an interview. Hij doet vaak een interview.
His aunt loves gymnastics. Zijn tante houdt van gymnastiek.
How long does it take?   Hoe lang gaat het duren?
How much does it cost?   Hoeveel kost het?
I always throw a birthday party.   Ik geef altijd een verjaardagsfeestje.
I never run in the woods.   Ik ga nooit hardlopen in het bos.
It's now a quarter to eight. Het is nu kwart voor acht.
My brother goes to sleep at five to eleven. Mijn broer gaat naar bed om vijf voor elf.
My bus leaves at three fifteen. Mijn bus vertrekt om kwart over drie.
My grandfather loves a concert.   Mijn opa houdt van een concert.
My sister goes on a trip every year.   Mijn zus gaat elk jaar op reis.
Our parents often swim on Wednesday.   Onze ouders zwemmen vaak op woensdag.
School starts at nine thirty. School begint om half tien.
The film starts at eight o' clock.   De film begint om acht uur.
The train arrives at ten past six.

De trein komt aan om tien over zes.

This is my schedule.   Dit is mijn rooster.
When does the film start? Wanneer start de film?
When does the next bus leave?   Wanneer vertrekt de volgende bus?
When does the train arrive?   Wanneer komt de trein aan?

 


Telling time

  • Klokkijken in het Engels gaat soms iets anders dan in het Nederlands. Het gaat als volgt:
  • De klok is in halve uren verdeeld. Je begint met één minuut over en eindigt bij 29 minuten over. Al die 29 minuten noem je 'past'. Als het halve uur is geweest, begin je weer opnieuw, maar je telt wel terug, van 29 minuten voor tot 1 minuut voor. Van het halve uur tot het hele uur noem je de minuten 'to'.
  • De kwartieren noem je 'a quarter past' (kwart over) of 'a quarter to' (kwart voor).
  • Bij het halve uur kijk je in het Engels naar het uur waar je vandaan komt en niet naar het uur waar je naar toe gaat, zoals in het Nederlands. Half 8 is dus een half uur na 7: half past 7. De 'past' wordt ook vaak weggelaten, maar dan blijft 'half 7' in het Engels nog steeds half 8 in het Nederlands!
  • Ben je weer bij het hele uur aangekomen, dan noem je dat 'o'clock'
  • Vaak wordt achter het tijdstip de aanduiding 'am' of 'pm' vermeld om aan te geven of het voor de middag is of na de middag.
    am = ante meridiem -> van 24:00 uur tot 12:00 uur (voor de middag)
    pm = post meridiem -> van 12:00 uur tot 24:00 uur (na de middag)

 

 

 

 

 

 

KBL/TL task 11 - Listening 1

Goals

  • I can tell the time in English.Afbeeldingsresultaat voor what time is it?

Instructions

  1. Listen to the audio.
  2. Task 11.1 Complete the sentences in your notebook.
  3. Check your answers with the answer key.

Audio


Task 11.1

1. Our class begins at __________________________________.
2. My mother left this morning at __________________________.
3. I'm going to catch my bus at ____________________________.
4. Let's get together at ___________________________________.
5. The store ____________________________________________.
6. The ____________ starts at _____________________________.
7. She called this morning _______________________________.
8. Their plane arrives____________________________________.
9. Please come to my office_______________________________.
10. I have to work at half past three._______________________.


Answer key

Lesson 2: Jobs and chores

Introduction

Leerdoelen voor deze week:

- ik kan iets vertellen over mijn dagelijkse routine.

- Ik kan iets vertellen over de taken die ik heb en de klusjes die ik doe. 

Task 1 Listening 1

Goals
-I can talk about my daily routine.
-I can talk about my daily chores.Afbeeldingsresultaat voor daily routine


Instructions

  1. Do task 1.1 Schrijf in je schrift zoveel mogelijk klusjes op die je in huis kunt doen. Zet een sterretje * bij de klusjes die jij wel eens doet.
  2. Do task 1.2 Match the vocabulary and the pictures.
  3. Do task 1.3 Listen to the audio and answer the questions. / Luister naar de audio en beantwoordt de vragen.
  4. Check your answers the key / Controleer je antwoorden met de antwoordsleutel.

Task 1.1

  1. Iedereen moet wel eens klusjes doen thuis.
  2. Schrijf in je schrift zoveel mogelijk klusjes op die je in huis kunt doen.
  3. Zet een sterretje * bij de klusjes die jij wel eens doet.

Task 1.2

  • Bekijk het plaatje hieronder.
  • Schrijf in je schrift de nummers van de plaatjes, 1 tot en met 10 op.
  • Zet achter elk nummer de Engelse woorden voor dit klusje (chore).


Task 1.3  

  • Luister naar het tussen de vader en zijn zoontje. Welke klusjes moet hij allemaal doen? Beantwoord de vragen in je schrift.

Questions.

1. What does the boy want to do at the beginning of the conversation?

A. go play outside

B. watch TV

C. play video games

2. What is one thing the boy is NOT assigned to do around the house?

A. clean the garage

B. vacuum the floors

C. wash the walls

3. What does the boy have to do in his bedroom?

A. put away his books

B. make his bed

C. pick up his dirty clothes

4. What is the father going to do while the boy is doing his household chores?

A. wash the car

B. paint the house

C. work in the yard

5. Where will the father and son go after the housework is done?

A. to a movie

B. out to eat

C. to a ball game


Answer key 1.2Answer key 1.3

Task 2 Reading 1

Goals

  • I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor notice board school

Instructions

  1. Do task 2.1 Predict / Voorspellen.
  2. Do task 2.2 Answer the questions in your notebook. / Beantwoordt de vragen in je schrift.
  3. Check your answers with the key.

Task 2.1

  1. Bekijk de advertentie hieronder en lees de titel.
  2. Waar denk je dat de advertentie over gaat?
  3. Schrijf jouw voorspelling in je schrift.

Advertisement


Task 2.2

Beantwoordt de vragen in je schrift.

  1. In welk seizoen gaan de activiteiten gebeuren?
  2. Welke activiteiten gaan er gegeven worden?
  3. Wat voor mensen zoeken ze?

Answer key 2.2

Task 3 Reading 2

Goals

  • I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor daily routine

Instructions

  1. Read the email. / Lees de email.
  2. Task 3.1 Copy the registration form in your notebook. / Kopieer het registratie formulier in je schrift.
  3. Task 3.1 Complete the form with information from the email. / Vul het formulier in met de informatie uit de tekst.
  4. Check your answers with the key.

 

Email


Task 3.1

Registration form

1. First name: _______________

2. Last name: _______________

3. University: _______________

4. Courses you want to teach: _______________

5. Weeks you can work: _______________


Answer key


Task 4 Vocabulary

Goals
-I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor vocabulary
-I can talk about my daily chores.


Instructions

  • Oefen de woorden voor deze week hieronder.

 

Task 5 Grammar 1

Goals
-I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor present simple explained
-I can talk about my daily chores.


Instructions

  1. Watch the video to learn about the Present Simple.
  2. Schrjf de aantekeningen uit de powerpoint over in je schrift.

Video



Aantekeningen - Powerpoint

Hieronder vind je de aantekeningen die je in je schrift moet overschrijven.

Task 6 Grammar 2

Goals
-I can talk about my daily routine.
-I can talk about my daily chores.Afbeeldingsresultaat voor daily routine


Instructions

  • Do task 6.1.
  • Do Task 6.2

 


Task 6.1

Je maakt tijdens de instructie met je docent een werkblad over de Present Simple.

Heb je deze les gemist? Download het werkblad dan hier.


Task 6.2

Vond je het moeilijk? Kies en maak minstens 3 oefeningen en schrijf de scores op in je schrift.

Om te testen of je het snapt, kun je de 'final test' maken.

Exercise 1               Exercise 2

Exercise 3               Exercise 4

Exercise 5               Exercise 6

Exercise 7               Exercise 8

Exercise 9               Exercise 10

Exercise 11             Exercise 12

Final test

Task 7 Practice Test

Task 8 Writing

Goals
-I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor chores are fun
-I can talk about my daily chores.


Instructions

  1. Do task 8.1 in your notebook.
  2. Do task 8.2 in your notebook.
  3. Share and compare with a classmate.

Task 8.1

Welke 'chores' vind je leuk, vind je niet erg of vind je vreselijk?

Neem de tabel over in je schrift. Zet de 'chores' in de kolom waar ze voor jou horen.


Task 8.2

Welke 'chores' doe jij? Schrijf voor elke dag een zin in je schrift.

Vertel welke taakjes je wel of niet doet (I have to / I don't have to).

Task 9 Speaking

 

Goals
-I can talk about my daily routine. Afbeeldingsresultaat voor speaking english
-I can talk about my daily chores.


Instructions

  1. Do task 9.1.
  2. Do task 9.2
  3. Show your table to your teacher.

Task 9.1

Voor deze spreekopdracht ga je 5 vragen stellen aan klasgenoten.

Verzin eerst 5 vragen in het Engels over 'chores' en schrijf ze in je schrift. Wil je weten of ze hun bed moeten opmaken, of de afwas moeten doen?


Task 9.2

Neem nu de tabel over in je schrift.

Aan de linkerkant zet je de 'chores'. Stel nu aan minstens 6 klasgenoten je vragen in het Engels.

Zet een plusje in de tabel als ze dat taakje wel doen, en een kruis als ze het niet doen.

Task 10 Study

Goals
-I can talk about my daily routine. Gerelateerde afbeelding
-I can talk about my daily chores.


Instructions

Deze week ga je woorden en zinnen leren die te maken hebben met 'Jobs and Chores'.

 

Oefen de zinnen ook op Quizlet 


Vocabulary

I answer the phone.

Ik beantwoord de telefoon.

You talk to the clients.

Jij praat tegen de klanten.

We write reports.

Wij schrijven rapporten.

They interview job applicants.

Zij interviewen sollicitanten.

I attend meetings.

Ik woon de vergaderingen bij.

He books meeting rooms.

Hij boekt de vergaderruimtes.

I arrange appointments.

Ik regel afspraken.

She takes messages.

Zij neemt berichten aan.

He checks his email.

Hij controleert zijn email.

You give presentations.

Jij geeft presentaties.

We plan events.

Wij plannen evenementen.

I contact people.

Ik neem contact op met mensen.

We solve problems.

Wij lossen problemen op.

A teacher helps someone to learn.

Een leraar helpt iemand om te leren.

An artist paints pictures.

Een artiest schildert schilderijen.

A musician plays in a band.

Een musicus speelt in een band.

A filmstar acts in a film.

Een filmster acteert in een film.

A musicproducer makes music.

Een muziekproducer maakt muziek.

A waitress works in a restaurant.

Een serveerster werkt in een restaurant.

Her male colleague is called a waiter.

Haar mannelijke collega noemt men een ober.

I always have to do the dishes.

Ik moet altijd de afwas doen.

My sister sometimes mows the lawn.

Mijn zus maait het gras soms.

My brother never cleans his room.

Mijn broer ruimt nooit zijn kamer op.

Do I have to clean the bathroom?

Moet ik de badkamer schoonmaken?

My mother wants me to vacuum the living room every week.

Mijn moeder wil dat ik de woonkamer stofzuig.

My father always does the laundry on Saturday.

Mijn vader doet de was altijd op zaterdag.

I hate doing chores.

Ik haat klusjes doen.


Quizlet
Oefen de zinnen van deze les ook op Quizlet.

 

Lesson 3: Sports

Start

Leerdoelen voor deze week:

- ik kan iets vertellen over mijn dagelijkse routine en sport

Task 1 Before you listen and read

Goals

I can talk about my hobbies and sports. Afbeeldingsresultaat voor sports


Instructions.

  • Welke sporten vind jij leuk om te doen? En om naar te kijken?
  • Neem de tabel over en zet er minstens 10 verschillende sporten in.
  • Hoe heten deze sporten in het Engels? Doe de oefeningen op deze site om de Engelse namen te vinden die je niet weet.

Nederlands Engels
voetbal soccer
   
   
   
   
   
   
   
   

Task 2 Listening 1

Goals

I can talk about my hobbies and sports.


Instructions

  1. Listen to the audio.
  2. Task 2.1 Answer the questions in your notebook.

Task 2.1

Audio


Questions

1. What does the man usually do on Mondays and Wednesdays?

A. He runs.

B. He plays tennis.

C. He does aerobics.

2. What does the man do before the activity in Question 1?

A. He swims.

B. He does push-ups.

C. He stretches.

3. Why does the man lift weights?

A. to strengthen his muscles

B. to improve his endurance

C. to increase his flexibility

4. Why does the man go hiking on Saturdays?

A. It helps him get rid of his worries from the week.

B. Hiking allows him to burn off weight from overeating.

C. Walking with his dog provides opportunities to enjoy nature.

5. What does the man do on Sundays?

A. He relaxes and watches TV.

B. He goes for a walk.

C. He goes swimming.


Answer key 2.1

 

 

Task 3 Reading

Goals
I can talk about my hobbies and sports.


Instructions

  1. Do task 3.1 Predict
  2. Read Alex' letter
  3. Do task 3.2 Answers True/False questions
  4. KBL/TL Do task 3.3

Task 3.1

  • Hieronder zie je een brief. Lees de titel van de tekst en bekijk de foto's.
  • Waar denk je dat de tekst over gaat?
  • Schrijf je voorspelling in je schrift.

Letter


Task 3.2

Are the senteces True or False?

1. Newquay is in the north of England.

2. Newquay is near the coast.

3. Newquay is a good place to go surfing.  

4. Alex loves to do outdoor activities.

5. Coasteering is similar to surfing.

6. There is a zoo in Newquay.


Task 3.3

Read the list of topics below.

Copy the topics Alex writes about in his letter. 

  • The weather in Newquay
  • Places to visit in Newquay
  • Things to do in Newquay
  • Food in Newquay
  • History of Newquay
  • Where Newquay is located

Answer key

Task 4 Vocabulary

Instructions

Practice this week's vocabulary below.



Some people play football or tennis Sommige mensen spelen voetbal of tennis.
Others prefer to do aerobics or pilates. Anderen doen liever aerobics of pilates.
I like running. Ik hou van hardlopen.
I need tot be alone with nature. Ik moet alleen met de natuur zijn.
Running gives me everything I need. Hardlopen geeft me alles wat ik nodig heb.
I do aerobics. Ik doe aerobics.
You play rugby. Jij speelt rugby.
He plays soccer. Hij speelt voetbal.
My dad plays golf. Mijn vader speelt golf.
My sister does gymnastics. Mij zus doet aan gymnastiek.
My mother goes jogging. Mijn moeder gaat joggen.
My best friend loves skiing. Mijn beste vriend houdt van skiën.
My older brother loves to go swimming. Mijn oudere broer gaat graag zwemmen.
Do you like to play tennis? Hou jij van tennissen?
Why do you love to play volleyball? Waarom hou jij van volleyballen?
He's doing gymnastics at the moment. Hij is nu aan het gymmen.
She always plays golf on Thursdays. Ze speelt altijd golf op donderdag.
She never plays volleyball at school. Zij speelt nooit volleybal op school.
Every Tuesday she goes jogging. Elke dinsdag gaat ze joggen.

Task 5 Grammar

Goals

I can talk about my hobbies and sports.


Instructions

  1. Lees de uitleg 'Play,go or do?' hieronder.
  2. Schrijf de uitleg over in je schrift.
  3. Task 5.1 Maak de 2 opdrachten. Schrijf de scores in je schrift.
  4. Task 5.2 Zijn de zinnen correct of incorrect. Schrijf jouw antwoorden in je schrift.
  5. Check your answers with the key.

Uitleg Play, go or do?

Bij welke sport gebruik je het werkwoord 'play', 'go' of 'do'?

Schrijf de aantekeningen over in je schrift.


Play

‘play’ gebruik je bij balsporten of spelletjes waarbij je van een persoon kunt winnen.

   'How often do you play tennis?' - Tennis is een balsport.

   'I play poker with my friends.' - Poker speel je tegen een persoon waarvan je kunt winnen.

   'I don't like to play computer games.' - Computer spelletjes speel je om te winnen.


Do

‘do’ gebruik je voor één-tegen-één sporten zonder bal, en voor spelletjes die je niet kunt winnen.

   'I heard that you do karate.' Karate is één-tegen-één.

   'I do crossword puzzles in my free time.' Kruiswoordpuzzels kun je niet winnen.


Go

‘go’ gebruik je bij activiteiten die eindigen op –ing.

   ‘Susan is going swimming tommorrow.’

   ‘We can go skiing this winter.’

   ‘Mike likes to go fishing on Saturday.’



​​Task 5.1

Maak deze oefeningen. Schrijf de scores in je schrift.

Exercise 1: _____

Exercise 2: _____


Task 5.2

1. I like to play bowling. (correct/ not correct)

2. Jim likes to play basketball. (correct/ not correct)

3. Mary likes to go skiing. (correct/ not correct)

4. We like to play hiking. (correct/ not correct)

5. They usually do golf. (correct/ not correct)

6. Mike and Carol play karate. (correct/ not correct)


Answer key 5.2

Task 6 Practice Test

Goals

I can talk about my hobbies and sports.


Instructions

Maak de practice test om te kijken of je alles snapt. 


 

Practice test

Task 7 Writing

Goals

I can write about my daily routine.


Instructions

  1. Do task 7.1 Help James to describe his daily routine.
  2. Do task 7.2 Describe your own daily routine.

 

Task 7.1

  • De man hieronder, James, heeft een dagelijkse routine.
  • Bedenk hoe de dag van James eruit ziet. Hoe laat staat hij op? Wat doet hij daarna?
  • Schrijf over elk plaatje een zin. Gebruik ook een tijdsaanduiding.

Example

James always gets up at 7 o'clock.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Task 7.2

  • Hoe ziet jouw dagelijks routine eruit? Wanneer sta jij op? Hoe laat ga je naar school? En naar je sport?
  • Schrijf in je schrift minstens 10 zinnen over jouw dagelijkse routine.
  • Laat het aan je docent zien.

 

Task 8 Speaking

  1. Goals

I can write about my daily routine.


Instructions

  1. Werk samen met een klasgenoot.
  2. Bedenk 7 vragen in het Engels over de dagelijks routine van je klasgenoot.
  3. Eén van de vragen moet over sport gaan!
  4. Stel de vragen aan je klasgenoot en schrijf de antwoorden op.
  5. Laat je vragen en antwoorden aan je docent zien. 
  •  Voorbeeld
    1) What time do you get up?
    - I get up at 7 o'clock.

Task 9 Study

Goals

Afbeeldingsresultaat voor to study I can talk about my hobbies and sports.


Instructions

Deze week leer je zinnen die te maken hebben met 'Sports and Hobbies'.

 

Oefen de zinnen ook op Quizlet. 


Vocabulary

 

Some people play football or tennis Sommige mensen spelen voetbal of tennis.
Others prefer to do aerobics or pilates. Anderen doen liever aerobics of pilates.
I like running. Ik hou van hardlopen.
I need tot be alone with nature. Ik moet alleen met de natuur zijn.
Running gives me everything I need. Hardlopen geeft me alles wat ik nodig heb.
I do aerobics. Ik doe aerobics.
You play rugby. Jij speelt rugby.
He plays soccer. Hij speelt voetbal.
My dad plays golf. Mijn vader speelt golf.
My sister does gymnastics. Mij zus doet aan gymnastiek.
My mother goes jogging. Mijn moeder gaat joggen.
My best friend loves skiing. Mijn beste vriend houdt van skiën.
My older brother loves to go swimming. Mijn oudere broer gaat graag zwemmen.
Do you like to play tennis? Hou jij van tennissen?
Why do you love to play volleyball? Waarom hou jij van volleyballen?
He's doing gymnastics at the moment. Hij is nu aan het gymmen.
She always plays golf on Thursdays. Ze speelt altijd golf op donderdag.
She never plays volleyball at school. Zij speelt nooit volleybal op school.
Every Tuesday she goes jogging. Elke dinsdag gaat ze joggen.
 

KBL/TL Task 10 Reading

 

Goals

I can read a text for specific information.


Instructions

  1. Read the text about 'base jumping'.
  2. Task 10.1 Answer the True/False - questions in your notebook.
  3. Check your answers with the key.
  4. Task 10.2 Write about an extreme sport.

Base Jumping

Kristen Ulmer went on her first ski trip when she was a kid. Ever since then, she has been hooked on adventure and risk. Now in her thirties, she has skied down some of the world’s tallest mountains, in Afbeeldingsresultaat voor extreme sportsremote places from Tajikistan to New Zealand. She has also gone mountaineering in Tibet and ridden a bike solo across India. She goes rock-climbing to relax! Kristen is skillful and fearless – and some might say crazy!

She is part of a new kind of sport where risk is the most important thing. Heart-stopping activities such as mountain biking, snowboarding and skydiving are known as ‘extreme sports’. And they are attracting more and more people. Rock-climbing, for example, is now enjoyed by more than half a Afbeeldingsresultaat voor extreme sportsmillion Americans. Only 50,000 were doing it in 1989. One of the most extreme of all these sports is BASE jumping.
First done in 1980, BASE jumping is jumping off tall buildings, towers, and bridges using a parachute. It’s dangerous, but of course, that’s why BASE jumpers love it. Like other extreme sports, it’s the risk of disaster that makes BASE jumping so exciting. As one BASE jumper puts it, ‘There aren’t many injuries in BASE jumping; you either live or you die. Some experts predict that extreme sports will become the major sports of the 21st century. They may become more popular than traditional favorites like soccer and baseball.

At one recent extreme sports show in Chicago, most of the crowd were kids under sixteen. As they stood watching in their baggy pants and hooded sweatshirts, one excited eleven-year-old spoke for the next generation of athletes. ‘That is so cool!’ he exclaimed. ‘I gotta do that!


Task 10.1

Read the sentences below and decide if they're True or False. Write Doesn't say if it's not in the text.

1. These days fewer and fewer people are doing extreme sports.
2.People can die when BASE jumping.
3. Experts predict that baseball and soccer could be even more popular in the future.
4.It’s best not to wear shoes when BASE jumping.
5.BASE jumpers can use mobile phones or radios to call for help if they need it.
6.Bob says that he did lots of exciting things at the weekend.


Answer key 11.1

 


Task 10.2

Doe een klein onderzoekje naar een van de extreme sporten hieronder.

Creeking, BASE jumping, Free Soloing, Wingsuit Flying en Ice Climbing.

 

Probeer er een kleine stukje in het Engels over te schrijven. Beschrijf het volgende ;

  • Wat is de bedoeling? Wat maakt de sport extreem?
  • Waar kun je de sport het best beoefenen?
  • Wat heb je er voor nodig?
  • Zou je het zelf ooit willen gaan doen? Waarom wel of waarom niet?

Laat je verslag lezen door je docent.

Lesson 4: On the move

Start

Leerdoelen voor deze week:

- I can ask for/give directions

-I can invite somebody.

-I can accept and decline invitations. 

Task 1 Listening

Goals

  • I can ask for/give directions.

Instructions

Daisy heeft een briefje gekregen van het afdelingshoofd op school. Ze belt haar moeder om het te vertellen. Heeft Daisy iets verkeerds gedaan...?

  • Kijk het filmpje hier.
  • Task 1.1 Beantwoord daarna de vragen in je schrift.
  • Vind je het luisteren nog lastig? Hier kun je de tekst meelezen.
  • Controleer je antwoorden met de antwoord sleutel.

Task 1.1

Answer the multiple-choice questions.

1. Where is Daisy's mother?

a) in Goa

b) at home

c) at the travel agent's

2. When does the headmaster want to meet Daisy's mother?

a) in December

b) in summer

c) on Monday or Tuesday

3. What time does he want to meet?

a) at 3.30

b) at 4.30

c) at 5.00

4. Where will Daisy's mother be in April?

a) in Goa

b) in Russia

c) in Brazil

5. When does Daisy have a party?

a) in an hour

b) on Saturday night

c) at the weekend


Answer key

Task 2 Reading

Goals

  • I can ask for/give directions.

Instructions

  1. Bekijk het reisschema en het treinkaartje hieronder.
  2. Do task 2.1 Match
  3. Do task 2.2 Fill in the gaps.
  4. Check your answers with the key

Train schedule and train ticket.


Task 2.1

Match de Engelse woorden met de omschrijving.

1) depart a) tijd die de trein erover doet
2) arrive b) aankomen
3) duration c) vertrekken
4) platform d) perron waar de trein aankomt/vertrekt

Task 2.2

Schrijf de zinnen over en maak de compleet. Gebruik de getallen uit het vakje.

    58          12:14          11:16          1          22          22.50  

 

1. This ticket is for the ______________nd July only.

2. The ticket costs £______________.

3. The 11:07 train from Oxford arrives in London at ______________.

4. The 11:01 train from Oxford takes ______________ minutes.

5. All trains from Oxford leave from platform ______________.

6. The train at London Paddington platform 4 leaves Oxford at ______________.


Answer key

 

Task 3 Vocabulary

Goals

- I can ask for/give directions

-I can invite somebody.

-I can accept and decline invitations.


Instructions 

Oefen beide woordenlijsten voor deze week.


 

Task 4 Grammar

Goals

-I can ask for/give directions

-I can invite somebody.

-I can accept and decline invitations.


Instructions

Je ontmoet iemand op vakantie en je maakt een afspraak. Hoe vertel je in het Engels waar en wanneer je wilt afspreken? Op welke plek en om hoe laat?

  • Bekijk eerst het filmpje met uitleg over de woorden 'on, in, at'. Je gebruikt ze om te praten over tijd en plaats.
  • Teken de piramide met de voorzetsels van tijd over in je schrift.
  • Maak taak 4.1. Schrijf de scores in je schrift.
  • Plaatje voorzetsels van plaats. Schrijf bij alle woorden de Nederlandse vertaling. 
  • Maak taak 4.2. Schrijf de scores in je schrift. 

Filmpje met uitleg over de woorden 'on, in, at'.


Piramide met de voorzetsels van tijd

\


Task 4.1

Maak de oefeningen over voorzetsels van tijd en schrijf de scores op in je schrift.

Exercise 1: _______

Exercise 2: _______

Exercise 3: _______


Plaatje voorzetsels van plaats 

 

 

Task 4.2 

Maak de oefeningen over voorzetsels van plaats en schrijf de scores op in je schrift.

Exercise 1: _______

Exercise 2: _______

Exercise 3: _______

Task 5 Practice Test

Speel de Kahoot met een klasgenoot!

Task 6 Writing

Goals

-I can invite somebody.

-I can accept and decline invitations.


Instructions

Invitation to an event!

Voor de eindopdracht van deze Unit ga je een uitnodiging maken voor een event. Je mag zelf kiezen; is het een sportwedstrijd, een sweet sixteen, een barbecue, verzin het maar!

Op de uitnodiging staat:

  • wanneer het event is;
  • waar het event is;
  • hoe laat het event begint én hoe laat het is afgelopen;
  • of er een thema is (moeten je gasten verkleed komen of sportspullen aan?);
  • of je gasten iets te eten of te drinken mee moeten nemen;
  • een routebeschrijving hoe je bij het event komt (in zinnen, je mag er als hulp een kaart bij doen).

Je maakt de uitnodiging in Word, Powerpoint of op papier.

Task 7 Speaking

Opdracht H.

Je gaat een vriend of vriendin uitnodigen voor je event. Werk samen met een klasgenoot.

Kopieer het gesprek hieronder naar Word, en pas het aan.

Je neemt je gesprek op bij het inleveren op Itslearning. 

Je zegt zelf de 'groene zinnen', vraag een klasgenoot om de 'blauwe zinnen' voor te lezen.

 

Hey there, how are you? Good to see you!

Good to see you, too. I'm fine, how are you?

Good, thanks. Listen, I am having a __________ (soort event). Do you want to come?

Sure, I'd love to! When is it?

Great! It's on ______________(datum).

The party starts at _________ (begin tijd) and finishes at _________ (eind tijd).

Okay, I'll be there. Can I bring anything? 

Kies één van deze twee antwoorden:

1) Oh no presents, please. Just bring something to drink  or eat, that would be great.

2) Yes, please bring _____________________________________.

Sure, I'll do that. Can I bring my boyfriend/girlfriend, too?

Of course! The party is at ________________ (adres).

So I will see you two on Friday!

Yes, thanks for the invitation!

 

 

​Beoordeling eindopdracht 'Invitation to a party'

Your grade

Waar krijg je punten voor?  
Je groet en neemt afscheid.  2 punt
Je praat rustig en duidelijk. 2 punt
Je geeft alle nodige informatie (wat, wanneer, waar, waarom enz.) 2 punt
Je bent goed te verstaan voor iemand die alleen Engels spreekt, maar gewend is aan luisteren naar anderstaligen. 2 punt

 

 

Inleveren uitnodiging en gesprekje 'Invitation to a party'

Ga naar de opdracht inleveren in Itslearning: klik hier

Om je gesprekje op te nemen doe het volgende:

  1. Klik in Itslearning op 'antwoord inleveren'
  2. Klik op het microfoontje (nieuwe geluidsopname maken)
  3. Neem het gesprek met je klasgenoot op.
  4. Ben je tevreden over het gesprek? Klik dan op 'invoegen'.
  5. Daarna kun je op 'inleveren' klikken.
  6. Je bent nu klaar met de opdracht!

Inleveren uitnodiging en gesprekje 'Invitation to a party'

Task 8 Study

Goals

- I can ask for/give directions

-I can invite somebody.

-I can accept and decline invitations.


Instructions

Leer de zinnen van deze les hieronder.

 

Je kunt de zinnen ook op Quizlet. 

 

Buy your bus tickets here. Koop je buskaartjes hier.
Take your ticket, please. Pak uw kaartje, alstublieft.
Pull to open. Trek om te openen.
Emergency exit: break glass to open. Nooduitgang: breek glas om te openen
Use hammer to break glass. Hamer gebruiken om glas te breken.
Please keep feet off seats. Geen voeten op de zitplaatsen alstublieft.
Ring the bell once in plenty of time. Druk tijdig eenmaal op de stopknop.
Please remain seated until the bus has come to a stop. Blijft u alstublieft zitten totdat de bus is gestopt.
The seat opposite me. De stoel tegenover me.
The table next to you. De tafel naast jou.
The bag between us. De tas tussen ons in.
The bus in front of the station. De bus voor het station.
London has a lot of red buses. London heeft veel rode bussen.
I like all the black cabs. Ik vind alle zwarte taxi's leuk.
The light is green, let's go! Het licht is groen, laten we gaan!
We're on a domestic flight. We zitten op een binnenlandse vlucht.
The plane leaves from gate 7. Het vliegtuig vertrekt van poort 7.
Our plane is boarding now. Ons vliegtuig laat nu mensen aan boord.
Yeah, we are taking off! Ja, we stijgen op!
Which platform does the train leave from? Van welk platform vertrekt de trein?
The first flight to Edingburgh is now boarding. De eerste vlucht naar Edinburgh laat nu mensen aan boord.
Please proceed to gate number 27. Ga naar poort nummer 27.
That bus doesn't go as far as London. Die bus gaat niet helemaal naar Londen
You have to change at Oxford. U moet overstappen in Oxford.
We arrived there in time. We kwamen daar op tijd aan.
The local bus was five minutes early. De plaatselijke bus was vijf minuten te vroeg.
How long does the journey take to Cardiff? Hoe lang duurt de reis naar Cardiff?
The taxi fare to the airport is expensive. Het tarief van de taxi naar de luchthaven is duur.

KBL/TL task 9 - Directions

Goals

-I can ask for/give directions


Instructions

  1. Use the town map to complete tasks 9.1 & 9.2.
  2. Check your answers with the key.

Town map


Task 9.1

Answer the True / False questions in your notebook.

  1. The school is next to the pharmacy                                                             
  2. The bar is on the corner of Main St and Pine St.                                       
  3. The police station is next to the Fire Department                                       
  4. The toy store is across from the Chinese Restaurant                                   
  5. The pharmacy is between the trains station and the hospital                     
  6. The hospital is across from the parking lot                                                 
  7. The newsstand is between the library and the clothing store                   
  8. Cal’s Cafe is on the corner of Hill Ave. and Main St.                           
  9. The movie theater is next to the dry cleaners                                             
  10. The gas station is across from Cal’s café.

Task 9.2

Copy and complete the dialogues in your notebook.

Dialogue 1

A: Excuse me. Where’s the supermarket?

You: The supermarket? Go _______ on ____________________ turn __________ on __________ it’s __________ from the museum.

A: Thank you!

Dialogue 2

A: Excuse me. Where’s the bank?

You: Go __________ on __________ turn __________ on __________ and turn __________ on __________ and again turn __________ on__________. The bank is __________ the Italian restaurant and the bus stop.


Answer key

Extra opdrachten

Extra 1. Sports

Op deze website kun je spelletjes spelen en oefeningen doen over Sports.

Extra 2. Railway Station

Op deze website kun je spelletjes spelen en oefeningen doen over treinen en het treinstation.

Extra 3. Home

Op deze website kun je spelletjes spelen en oefeningen doen over je huis. 

Herhaling

Woorden leren

Op deze pagina kun je de woorden uit Unit 2 nog een keer leren.

 

 

Grammatica

Klik op de kaart om de grammatica nog een keer te oefenen.

 

  • Het arrangement 2BBL/KBL/TL Unit 8: People is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Het Perron
    Laatst gewijzigd
    2018-10-18 15:12:31
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    2BBL/KBL/TL Unit 2: People
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames; Engels; Dagelijks leven; Gesprekken voeren; Spreken; Luisteren naar aankondigingen en instructies; Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Speel de Kahoot met een klasgenoot!
    https://play.kahoot.it/#/k/a029ec9a-a0da-46e1-acbb-cbaecc446b5b
    Link
    Inleveren uitnodiging en gesprekje 'Invitation to a party'
    https://csv.itslearning.com/essay/read_essay.aspx?EssayID=207548
    Link

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Het Perron Engels Onderbouw. (z.d.).

    2KBL/TL Unit 2: People (in bewerking)

    https://maken.wikiwijs.nl/102020/2KBL_TL_Unit_2__People__in_bewerking_

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    A day in the life of Paula Radcliffe

    Task 6.1

    Practice test 2

    Practice test 3

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.