Vermenigvuldigen met negatieve getallen - 1
Een positief getal met een negatief getal vermenigvuldigen
Je weet al hoe je negatieve getallen moet optellen.
En je weet ook dat vermenigvuldigen hetzelfde is als herhaald optellen.
Dus:
\(\small\text{2}\times\text{-}{3}=\text{-}{6}\)
\(\small\text{3}\times\text{-}{3}=\text{-}{9}\)
\(\small\text{4}\times\text{-}{3}=\text{-}{12}\) enzovoort.
Dus als je een positief getal met een negatief getal vermenigvuldigt,
dan is het antwoord negatief.
Vermenigvuldigen met negatieve getallen - 2
Een negatief getal met een positief getal vermenigvuldigen
Je weet al dat als je twee getallen met elkaar vermenigvuldigt en je wisselt deze twee getallen om, dan blijft het antwoord hetzelfde.
Bijvoorbeeld: \(\small\text{3}\times\small\text{7}={21}\) en ook \(\small\text{7}\times\small\text{3}={21}\)
Dus geldt als \(\small\text{2}\times\small\text{-}{3}=\small\text{-}{6}\) dan is ook \(\small\text{-}{3}\times\small\text{2}=\small\text{-}{6}\)
en als \(\small\text{3}\times\small\text{-}{3}=\small\text{-}{9}\) dan is ook \(\small\text{-}{3}\times\small\text{3}=\small\text{-}{9}\)
en als \(\small\text{4}\times\small\text{-}{3}=\small\text{-}{12}\) dan is ook \(\small\text{-}{3}\times\small\text{4}=\small\text{-}{12}\) enzovoort.
Dus als je een negatief getal met een positief getal vermenigvuldigt,
dan is het antwoord negatief.
Vermenigvuldigen met negatieve getallen - 3
Een negatief getal met een negatief getal vermenigvuldigen
Kijk eens naar \(\small\text{2}\times\small\text{3}={6}\) en \(\small\text{2}\times\small\text{-}{3}=\small\text{-}{6}\)
Je ziet dat als één van de twee getallen die je vermenigvuldigt, een minteken heeft, dan heeft het antwoord ook een minteken. Het antwoord is dus negatief.
We spreken af, dat als allebei de getallen die je vermenigvuldigt een minteken hebben, dan is het antwoord positief.
Dus \(\small\text{-}{2}\times\small\text{-}{3}=\small\text{6}\)
Dus als je een negatief getal met een negatief getal vermenigvuldigt,
dan is het antwoord positief.
Vermenigvuldigen met negatieve getallen - 4
Samenvatting:
Voorbeelden |
Onthoud |
\(\small\text{2}\times\small\text{3}=\small\text{6}\) |
\(\small\text{positief }\times\small\text{ positief}=\small\text{positief}\) |
\(\small\text{2}\times\small\text{-}{3}=\small\text{-}{6}\) |
\(\small\text{positief }\times\small\text{ negatief}=\small\text{negatief}\) |
\(\small\text{-}{2}\times\small\text{3}=\small\text{-}{6}\) |
\(\small\text{negatief }\times\small\text{ positief}=\small\text{negatief}\) |
\(\small\text{-}{2}\times\small\text{-}{3}=\small\text{6}\) |
\(\small\text{negatief }\times\small\text{ negatief}=\small\text{positief}\) |