De infrastructuur van je lichaam
Transport van stoffen door ons lichaam is van levensbelang.
Zuurstof gaat vanuit je longen naar je tenen, koolstofdioxide vanuit je vingers naar je longen.
Hormonen gaan vanuit je hypofyse naar je geslachtsorganen.
Voor al dat transport zijn drie dingen belangrijk. Een pomp, een buizenstelsel en een transportmiddel.
Je hart werkt als pomp en laat het bloed stromen door het bloedvatenstelsel.
In dit thema staan zij centraal.
Succes!
Ophalen voorkennis
Wat weet je al over bloed en bloedsomloop?
Maak de volgende vragen:
Klik op de knop 'Test je kennis' om de toets te starten
Voor ieder goed antwoord krijg je 2 punten.
Je voorkennis is voldoende als je meer dan 25 punten haalt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Post wil je graag op tijd ontvangen.
Transportfirma's doen alles voor een probleemloze en snelle bezorging.
In de file staan hindert dat transport.
De aanleg van snelwegen moet het transport zo makkelijk mogelijk maken.
In een organisme worden bloedvaten gebruikt om probleemloos stoffen van hoofd naar teen te transporteren. Hoe complexer een organisme in elkaar zit, hoe belangrijker goede transportmogelijkheden. In deze module kijk je naar het bloedvatenstelsel.
De vaatchirurg is bij uitstek de medicus die 'transportproblemen' in je lichaam kan oplossen.
Bekijk de eerste drie minuten van het filmpje:
Doelen-Concepten
Leerdoelen
Aan het eind van deze module kun je:
de bouw, werking en functie van de bloedsomloop en bloedvaten bij eukaryoten, in het bijzonder de mens, beschrijven;
verschillen en overeenkomsten tussen organen en orgaanstelsels van de mens en verschillende diersoorten herkennen;
Deelconcepten
Hart, slagader, ader, haarvat, open en gesloten bloedsomloop, enkele en dubbele bloedsomloop, grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop, lymfevatenstelsel.
De module 'De weg van het bloed' bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Op bijgaand werkplan kun je invullen welke opdrachten je gedaan hebt.
Zo houd je goed overzicht.
Download hier het Werkplan 'De weg van het bloed' .
Werkvorm
Je werkt in deze module alleen, in tweetallen of in groepen.
Open, gesloten, enkel, dubbel?
In de loop van de evolutie zijn organismen steeds complexer geworden.
Een amoebe kan, net als een witte bloedcel, alle transport binnen zijn cel regelen.
Wij bestaan uit enorm veel cellen die allemaal door een transportstelsel bereikt moeten worden.
Opdracht 1. Bloedvatenstelsels bij dieren
Lees in de Kennisbank over het Bloedvatenstelsel de inleiding en de theorie over verschillende vormen bloedsomlopen. KB: Bloedvatenstelsel
Verdeel de volgende organismen: regenworm, zeester, slak (met of zonder huisje), inktvis, libel, haring( of andere vis), kikker, krokodil, duif, mens.
Maak een overzicht van de bloedsomloop van het organisme.
Zet daarin per organisme:
Kenmerken van de bloedsomloop (open/gesloten/enkel/dubbel).
Kenmerken van het hart (aantal boezems/kamers).
Ademhalingsorgaan (long/kieuw/trachee/huid).
Schematische tekening van het bloedvatstelsel.
Gebruik in het overzicht zoveel mogelijk de begrippen die je in de kennisbank hebt gelezen.
Bespreek de antwoorden met je docent.
Stap2
Bouw van slagaders, aders en haarvaten
Lees in de Kennisbank.
Het bloed moet je leven lang rond gepompt worden, om alle delen van je lichaam van allerlei stoffen te voorzien.
Het bloed stroomt altijd één kant uit.
Practicum Bloedsomloop zichtbaar
Opdracht 1 bloedvaten
Voer deze testen uit bij iemand waarbij de aderen goed aan de oppervlakte van de bovenzijde van de hand of aan de onderzijde van de arm te zien zijn.
Druk bij de proefpersoon aan de onderzijde van de arm een goed zichtbaar bloedvat dicht.
Welke bijzonderheden zie je aan het bloedvat?
Wat zijn de 'verdikkingen' in het bloedvat?
Welk type bloedvat is door het dichtdrukken goed zichtbaar geworden?
Zoek een goed zichtbaar bloedvat aan de bovenkant van de hand. Strijk het bloed weg in de richting van de vingertoppen. Doe hetzelfde in de richting van de pols.
Hoe kun je je waarneming verklaren?
Welk type bloedvat heb je bekeken?
Opdracht 2 Angiografie
Artsen maken (delen van) het bloedvatenstelsel op een andere manier zichtbaar, bijvoorbeeld met digitale subtractie angiografie.
Een angiografie heet ook wel een bloedvatkatheterisatie.
Bestudeer het artikel en maak hiervan een korte samenvatting (enkele zinnen zijn voldoende).
Zorg ervoor dat je daarna aan een brugklasser kunt uitleggen wat een angiografie inhoudt.
Welke andere manieren zijn beschikbaar om bloedvaten te onderzoeken?
AFP practicum aders en slagaders van dichtbij: Bloed stroomt van het hart af door slagaders.
In de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats.
In de aders stroomt het bloed terug naar het hart.
Opdracht 3 histologie
Materiaal:
Preparaten doorsnede ader en slagader. Dit onderdeel is uitvoerbaar tijdens het AFP practicum.
Conclusie:
Welke verschillen heb je gezien? Welke verschillen heb je niet in het practicum gezien, maar wel gezien in het filmpje of Binas of gelezen in de Kennisbank?
Werkwijze:
Bekijk de preparaten met verschillende vergrotingen.
Kies een vergroting waarmee je de verschillen in bouw tussen een ader en een slagader duidelijk kunt maken.
Maak tekeningen om de verschillen zichtbaar te maken.
Benoem de onderdelen. Gebruik hierbij de Kennisbank en Binas.
Maak nu een tekening hoe een doorsnede van een haarvat eruit zou zien.
Welke verschillen heb je gezien? Welke verschillen heb je niet in het practicum gezien, maar wel gezien in het filmpje of Binas of gelezen in de Kennisbank?
Opdracht 4 Uitzonderingen
Onderstaande zinnen lijken wel vaststaande regels, maar zijn het niet.
Welke uitzonderingen kun je erbij bedenken?
Gebruik bij het beantwoorden Binas:
Aders vervoeren bloed dat van organen naar het hart stroomt.
Alleen in grote organen vind je een haarvatennet dat voor uitwisseling zorgt.
Weet je nog meer uitzonderingen op de regels?
Stap3
Dit onderdeel is verdieping en geen onderdeel van Hart en bloedvaten.
Je hoeft het dus niet te doen :-)
Een tweede transportstelsel
In het lichaam van gewervelde dieren kun je een tweede transportstelsel aantreffen; het lymfevatenstelsel. Het bestaat uit vaten en er zijn 'knopen' op de kruispunten. De manier waarop de vloeistof, lymfe, in dat stelsel wordt getransporteerd verschilt van die in het bloedvatenstelsel.
Opdracht 1 Lymfevatenstelsel
Lees de onderstaande kennisbanken.
Opdracht 2 Vergelijken van transportstelsels
In tweetallen.
Maak een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de stelsels van bloedvaten en lymfevaten. Let op de bouw van de vaten, hun ligging en de 'motor' achter hun transport.
Vergelijk jullie antwoorden met die van een ander tweetal.
Kijk ter controle ook op: Wikipedia - Lymfevatenstelsel
Opdracht 3 Lymfeknopen
In tweetalen
In het lymfevatenstelsel komen lymfeknopen voor.
Die knopen zijn niet gelijkmatig verspreid over het lichaam. Vergelijk de antwoorden met een ander tweetal.
Overleg met je docent als er onduidelijkheden blijven bestaan.
Welke functies hebben lymfeknopen?
Op welke plaatsen in het lichaam liggen veel lymfeknopen bij elkaar?
Soms heb je last van opgezwollen lymfeknopen langs de onderrand van je onderkaak?
Waar kan dit op wijzen?
Bekijk het filmpje van Angelina Jolie:
Bij een borstamputatie wordt ook onderzoek gedaan aan de poortwachtersklier (schildwachtklier).
Leg uit wat het verband is tussen de poortwachtersklier en
het lymfevatenstelsel.
Stap4
Bloed voor de organen
Het is voor een vaatchirurg belangrijk om te weten op welke manier onze organen door bloedvaten met elkaar zijn verbonden. Veel problemen die om een chirurgische oplossing vragen zijn ontstaan door het slecht functioneren van de bloedvaten.
Lees in de kennisbank.
Opdracht 1 Even puzzelen
Maak deze opdracht individueel en gebruik geen internet, Binas of andere naslagwerken.
Verbind de organen die op het werkblad Even puzzelen staan zo met elkaar dat de bloedsomloop correct is. Vergelijk je antwoord met dat van een medeleerling.
Controleer daarna je antwoord met BINAS 84A.
Opdracht 2 Bloedsomloop
In drietallen.
Verdeel de vragen en bespreek samen de antwoorden.
Een methaanmolecuul wordt in de het eerste deel van de dikke darm geresorbeerd en gaat via de kortste weg naar de longen.
Via welke bloedvaten zal dit methaamolecuul van de dikke darm naar de longen gaan?
Een groeihormoonmolecuul verplaatst zich via het bloed van de hypofyse naar de lever. Via welke bloedvaten?
Een insulinemolecuul wordt door de longblaasjes opgenomen en komt zo in het bloed terecht.
Via welke bloedvaten?
Een rode bloedcel stroomt van de linker- naar de rechter long.
Via welke vaten gaat dat?
Opdracht 3 Bloed voor de organen
In de tabel staan gegevens over de stroomsnelheid van het bloed naar de organen toe bij een man van 70 kg in rust.
Neem de tabel over of download hier de tabel. Vul de vierde lege kolom in.
Welke vier organen krijgen per minuut de grootste hoeveelheid bloed?
Hoeveel procent van het lichaamsgewicht vormen die organen?
Voorspel wat er gaat gebeuren als deze man in beweging gaat komen.
De man gaat eten en staat snel op.
Hij heeft namelijk afgesproken op de sportschool en maakt haast.
Tijdens het opstaan wordt hij duizelig in zijn hoofd. Hoe komt dit?
Op de sportschool gaat hij flink aan de slag.
Al snel krijgt hij last van spierkramp. Leg uit hoe dit komt.
Verklaar de verkleuring van zijn huid tijdens het sporten.
Welke functie of functies van het bloed kun je hieraan verbinden?
Opdracht 4 Doorbloeding
Wanneer een orgaan of een groep spieren extra arbeid moeten verrichten wordt de doorbloeding vergroot.
Leg uit waarom eten vlak voor een sportwedstrijd niet verstandig is.
Op welke manier wordt de doorbloeding van de hartspier verzorgd?
Welke rol speelt het zenuwstelsel bij de regeling van de doorbloeding?
fMRI en doorbloeding
Het is moeilijk om de mate van doorbloeding van een bepaald weefsel in levende lijve te meten.
Met een MRI scanner kun je een beeld krijgen van de doorbloeding van een orgaan.
Gebruik de informatie van Wikipedia om de vragen te beantwoorden.
Waarvoor staan de letters in de afkorting fMRI?
Wat houdt kernspin in?
Welk verband bestaat er tussen hemoglobine-zuurstof en fMRI?
Op welke manier zou je de verandering in doorbloeding van een orgaan zichtbaar kunnen maken?
Welk voordeel heeft het werken met een fMRI scanner?
www.lvoorl.nl
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder vier video's die goed passen bij deze opdracht.
Bekijk de video's.
Haarvaten van de dikke darm – poortader – haarvaten van de lever – leverader – (onderste) holle ader-
(hart van rechterboezem naar rechterkamer) – longslagader – longhaarvaten.
Longhaarvaten-longader- (hart van linkerboezem naar linkerkamer)-aorta-leverslagader-leverhaarvaten.
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.
Opdracht 4 Doorbloeding
Om voedsel te verteren wordt de doorbloeding van je maag en darmen vergroot. Om te sporten hebben je spieren veel bloed nodig. Dat gaat niet samen.
Door de kransslagaders die als eerste uit de aorta vertakken en de kransaders die naar de holle ader lopen.
Het autonome zenuwstelsel (sympathicus en parasympathicus) kan de samentrekking van de kringspiertjes regelen.
Stap 5
fMRI en doorbloeding
Functionele kernspintomografie.
De elektronen die om de kern van een atoom draaien (= spin in het Engels) zorgen voor een klein magnetisch veld.
Hemoglobine bevat een ijzeratoom. Gebonden aan zuurstof verandert het oxihemoglobine het magneetveld.
De verandering is door de fMRI scanner te meten.
Een computerbewerking maakt de verandering zichtbaar.
De fMRI beelden geven door kleurverschillen de hoeveelheid bloed aan die door een orgaan loopt.
Je kunt de doorbloeding bij een bepaalde activiteit meten en je hoeft geen chirurgische ingreep te doen.
Hartkloppingen
Intro
Het is gelukt, de eerste date is afgesproken!
Met kloppend hart sta je te wachten.
Want je hart klopt ook voor hem of haar!
Maar wat zorgt ervoor dat je hart klopt?
Regelt je hart, die uitzonderlijk gebouwde spier, dat ritme zelf?
Wanneer is het begonnen met kloppen?
Je hart, motor voor alle levensverschijnselen en onderwerp van deze module.
Bekijk de website en het filmpje om een beeld te krijgen van het werk van de cardioloog.
Het hart van dichtbij
Cardiologie is het medisch specialisme dat zich bezighoudt met het opsporen, diagnosticeren en behandelen van ziekten van het hart.
De cardioloog maakt hiervoor gebruik van een aantal onderzoeken, zoals de polsslag, de bloeddruk, het ECG of 'hartfilmpje', de echografie van het hart en de hartkatheterisatie. Bij veel van deze onderzoeken speelt de hartfunctielaborant een belangrijke rol.
Opdracht 1 Bouw van het hart
Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over de bouw van het hart.
Maak een schematisch tekening van het hart en zet de begrippen uit de kennisbank daarin.
Controleer je antwoord met dat van een medeleerling.
Practicum Bouw van het hart
Je gaat in twee- of drietallen het hart van een varken of een schaap ontleden.
Volg de aanwijzingen op het werkblad.
Maak tekeningen van de bouw en benoem de onderdelen.
Bekijk eventueel het filmpje:
Opdracht 2 Grootte van het hart
Omschrijf het verband dat bestaat tussen lichaamsgrootte en hartgrootte?
Bestudeer de grafiek.
Op welke manier is de grootte van de eenheden opbeide assen weergegeven?
Omschrijf de relatie tussen lichaamsgewicht en hartgrootte zo correct mogelijk.
In een wiskundige vergelijking opgeschreven ziet de relatie er als volgt uit.
Hartmassa= 0.0059 massa lichaam 0.98.
Dat komt erop neer dat de massa van het hart 0.6% van het lichaamsgewicht is.
Bereken het gewicht van je eigen hart.
Zoek het lichaamsgewicht (gebruik de bronnen).
Bereken het gewicht van het hart van een dwergspitsmuis en een blauwe vinvis.
Bereken hoeveel keer jouw lichaamsgewicht en het gewicht van je hart passen in het gewicht van een hart van de blauwe vinvis.
Werking van het hart
Het hart is een sterke spier die je onbewust samentrekt en ontspant.
Hoe werkt het hart?
Opdracht 1 Hoe werkt het hart, deze opdracht heb je al in het practicum gedaan, dus deze tekening gebruik voor het begrip van deze opdracht.
Lees in de kennisbank Bouw en werking van het hart (behalve Wiggersdiagram) en herhaal of lees de kennisbank over het bloedvatenstelsel.
Maak een schema waarin je de waarin je de werking van het hart uitlegt.
Geef daarin aan: grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop, linker- en rechterboezem, linker- en rechterkamer, longader, longslagader, aorta, holle aders, sinusknoop, vlezige hartkleppen (twee- en drieslippige kleppen), halvemaanvormige kleppen (aortakleppen).
Het hart is verdeeld in een linker- en een rechterkant.
Het bestaat uit kamers, boezems en kleppen.
Het bloed wordt door het hart door je hele lichaam gepompt.
Opdracht 2 Practicum Polsslag meten
In tweetallen.
De hartslag is goed te meten door het tellen van de polsslag.
Open je linkerhand met je handpalm naar je toe.
Voel met je vingertoppen op de plaats die is aangegeven in de tekening.
Schuif een beetje heen en weer met je vingertoppen totdat je de hartslag voelt.
Tel gedurende een minuut het aantal hartslagen.
Wacht een minuut en tel nog een keer.
Berken het gemiddelde aantal hartslagen per minuut.
Let op: deze meting is niet geheel betrouwbaar!
Maak je dus niet direct zorgen als jouw polsslag niet overeenkomt met die van klasgenoten.
Wil je meer weten over jouw hartslag, ga dan eerst naar je huisarts!
Opdracht 3 Hartslagfrequentie
Je krijgt een man van 30 jaar op het spreekuur. Zijn gewicht is 72 kg.
Je onderzoekt de invloed van inspanning op zijn hartminuutvolume.
De massa van zijn bloed is die van een gemiddelde man van zijn leeftijd: ongeveer zeven procent van het lichaamsgewicht. Het onderzoek begint met metingen in rust. Zijn hartslagfrequentie is 70 per minuut en het slagvolume van zijn linker hartkamer is in rust 70 mL. Na de rustperiode fietst hij met volle kracht vijf minuten op de hometrainer. Zijn hartslagfrequentie neemt toe tot 200. Uit metingen blijkt dat zijn hartminuutvolume bij die hartslagfrequentie vijfmaal zo hoog is.
Beantwoord de volgende vier vragen:
Ook het slagvolume is tijdens het fietsen op de hometrainer veranderd.
Met welk percentage is het slagvolume van de linkerkamer toegenomen?
De omlooptijd van een rode bloedcel is de tijd die verstrijkt tussen vertrek uit de linkerkamer en terugkomst in die kamer. Met de gegevens van de man en de meetresultaten in rust en bij inspanning is het mogelijk een inschatting te maken van de gemiddelde omlooptijd van het bloed door zijn lichaam in rust.
Je mag aannemen dat de snelheid van de rode bloedcellen hetzelfde is als die van het bloedplasma.
Hoe lang duurt het bij deze proefpersoon in rust gemiddeld voordat de rode bloedcel terug is in de linkerkamer?
De omlooptijd van het bloed is afhankelijk van de route. Alle routes beginnen in de aorta. Het toeval bepaalt of een rode bloedcel een lange of een korte route aflegt voordat hij vanuit de aorta in de rechter hartkamer arriveert. Welke slagader hoort bij de kortste route vanuit de aorta naar de rechter hartkamer?
Extra vraag:
Twee routes van het bloed, vanuit de aorta naar de rechterkamer, worden vergeleken. De ene route blijkt driemaal langer te zijn (qua lengte) dan de andere. Het is niet zo dat de omlooptijd via die ene route ook driemaal langer (qua tijd) is. Leg dit uit.
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Opdracht 4 Stethoscoop
Soms hoor je met de stethoscoop bij iemand een hartruis.
Dit ontstaat als een klep niet goed sluit.
Het hart gaat harder werken ter compensatie van de niet goed sluitende hartklep.
Op welke wijze compenseert het hart dit?
Stap3
Het hart in beeld
In de vorige stap heb je de harttonen beluisterd en de polsslag gemeten. Wanneer een cardioloog of ambulancepersoneel snel iets over je hart willen weten dan is een cardiogram (ECG) een goede informatiebron.
Opdracht 1 Rekenen aan relaties
Bestudeer de figuur.
Hoe ziet de relatie tussen hartslagfrequentie en lichaamsgewicht eruit?
Omschrijf de relatie tussen lichaamsgewicht en hartslag.
In een formule komt de relatie neer op
hartslagfrequentie = 241 lichaamsgewicht –0.25
bereken hoe groot jouw hartslagfrequentie volgens de formule zou moeten zijn.
Klopt je antwoord met de meting uit stap 2?
Opdracht 2 Het hart in beeld
Lees in de kennisbank de werking van boezems en kamers, Hartslagfrequentie en slagvolume.
Download de grafiek van een ECG en bekijk deze.
Vul in wat op de tijdstippen 1, 2, 3 en 4 met de verschillende delen van het hart gebeurt. Gebruik BINAS om het verloop van de prikkelgeleiding van het hart ook onder de ECG-grafiek te zetten. Controleer je antwoord met de docent.
Opdracht 3 De hartwerking
Tijdens de samentrekkingen van de boezems en kamers van het hart gebeuren er veel dingen tegelijkertijd.
Bestudeer de animatie op bioplek .
In tweetallen.
Bij de zesde muisklik start een animatie over de hartwerking.
Je kunt die animatie op elk gewenst moment stoppen.
Teken in de afbeelding de verschillende fasen van de hartcyclus.
Maak de oefening "De hartwerking" onderaan deze pagina.
Bespreek de antwoorden met je docent.
Opdracht 4 Wiggersdiagram
In tweetallen.
Lees de kennisbank over de Wiggersdiagram. Wiggersdiagram Bestudeer de figuur van het Wiggersdiagram in Binas
Ga na in welke eenheden de tijd, bloeddruk, stroomsterkte en ECG-spanning opgegeven worden.
Noteer de veranderingen in de bloeddruk in de linkerharthelft bij diastole en systole van boezem en kamer.
Doe hetzelfde voor de rechter harthelft.
Is te zien wanneer de boezems samentrekken?
Is te zien wanneer de kleppen in het hart en de slagaders dichtgaan?
Kun je uit de grafiek het verband tussen verloop van de bloeddruk in de aorta en het stromen van bloed in de aorta zien?
Is het oorzakelijk verband tussen het QRS-complex en de eerste harttoon uit de grafiek op te maken?
Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot en bespreek ze daarna met je docent.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een verstoord hartritme
Bestudeer de onderstaande informatie op de website,
in de kennisbank en in de videofragmenten: Hartritme - www.hartstichting.nl
Opdracht 1 Pacemakers
Lees de tekst en beantwoord vervolgens de vier vragen:
Bij sommige mensen werkt het opwekken van de prikkel die ervoor zorgt dat de hartspier zich gaat samentrekken niet optimaal.
Bij anderen is de voort geleiding van de impuls (die het gevolg is van de prikkel) niet goed.
Artsen spreken in beide gevallen van een hartritmestoornis.
De laatste jaren krijgen meer patiënten met een hartritmestoornis een apparaat ter grootte van een luciferdoosje ingebouwd dan vroeger. Het onderzoek naar het gebruik van deze pacemaker staat niet stil.
De oude pacemakers hadden één draadje, de nieuwe hebben er drie.
Cardioloog dr. R. Tukkie heeft meegewerkt aan een langdurig, internationaal onderzoek naar de driedraads pacemaker.
Oude pacemakers gaven regelmatig een stroomstootje zodat het hart keurig bleef kloppen.
De nieuwere types geven alleen een stroomstootje als het hart het laat afweten.
In afbeelding 1 en 2 is schematisch weergegeven hoe de driedraads pacemaker op twee momenten zijn signalen afgeeft aan het hart.
Oude pacemakers bevatten maar één draad die regelmatig een stroomstootje afgeeft, waardoor de hartspier na de rustfase zich gaat samentrekken.
Met welk draadje van de driedraads pacemaker (zie afbeelding 1 en 2) komt die ene draad uit de oude pacemakers overeen?
Artsen spreken niet meer van hartritmestoornissen maar van hartfalen als ook de samentrekking van de hartspiercellen niet meer synchroon verloopt.
Het hart pompt dan niet efficiënt. Kleppen staan open als ze dicht moeten zijn.
Leg in twee stappen uit waardoor het hart inefficiënt werkt als de hartkleppen openstaan terwijl ze dicht moeten zijn.
De hartslag begint met het samentrekken van de boezems.
Bij mensen met hartfalen reageren de boezems te traag of juist te vroeg.
Wat is het directe gevolg van het te vroeg samentrekken van de spieren van de rechterboezem?
Meestal wordt de pacemaker onder het sleutelbeen aangebracht.
De draden worden via bloedvaten naar het hart geleid en met kleine haakjes op drie plaatsen in of aan het hart vastgemaakt.
Welk bloedvat is het meest geschikt om de draden het hart binnen te laten komen?
Stap5
Hoge of lage bloeddruk?
Bestudeer in de kennisbank het onderdeel over Bloeddruk en bekijk de filmpjes:
Opdracht 1 Practicum bloeddruk meten
In tweetallen bepaal je de bloeddruk bij elkaar. Noteer de bovendruk en onderdruk.
Tussen welke waarden zou de bloeddruk moeten liggen?
Van welke factoren is de bloeddruk afhankelijk?
Opdracht 2 Druk in de bloedvaten
Het meten van je bloeddruk zegt iets over de kracht die je hart als pomp gebruikt om het bloed door je lichaam te pompen. Gaandeweg vanaf de aorta neemt die druk af. Waardoor zal de weerstand die het bloed in de vaten moet overwinnen steeds groter worden?
Practicum Wet van Poiseulle - 1
De weerstand die het bloed in de bloedvaten moet overwinnen kun je uitdrukken in een formule (wet van Poiseuille). Werkblad Wet van Poiseulle .
De grootheden uit de formule kun je zelf kwalitatief bepalen.
Benodigdheden:
Bekerglas (50 ml) water
Bekerglas idem met honing
Rietje van 25 cm
Rietje
Stukje tuinslang (of elektriciteitsbuis) van dezelfde.
Onderzoek de invloed van
lengte (van je rietje)
diameter (rietje-buis) en
stroperigheid(viscositeit)
op de kracht die je nodig hebt om te zuigen.
Vergelijk je ontdekkingen met een ander tweetal.
Opdracht 3 Wet van Poiseulle - 2
Gebruik Wikipedia om een formule voor de wet van Poiseuille op te zoeken.
Welke grootheden uit die wet heb je bij vraag twee opgespoord?
Welke factor zal in ons lichaam de weerstand van het bloed door de vaten vooral beïnvloeden?
Leg uit welk effect vaatvernauwing en vaatverwijding op de weerstand en dus op de benodigde bloeddruk (om die te overwinnen) zullen hebben?
De stroomsnelheid van het bloed wordt bepaald door de diameter van de vaten waar het door heen stroomt.
Bestudeer de figuur.
Opdracht 4 In het kort
Vul de juiste antwoorden in.
De snelheid van het bloed meet je in ...
Het volume bloed dat per tijdseenheid door een bloedvat wordt getransporteerd meet je in ...
Dat getransporteerde volume is ... van de doorsnede van het bloedvat.
Hoe wijder een bloedvat hoe ... het bloed kan stromen.
De ... snelheid van het bloed in de haarvaten is nodig om tot een optimale uitwisseling van stoffen tussen ... te komen.
Opdracht 5 Slagaderverkalking
Bij hoge bloeddruk kan de binnenbekleding van de wand van bloedvaten beschadigd raken.
Deze binnenbekleding bestaat uit een dunne laag cellen.
Na beschadiging kan kalk en vet afgezet worden.
Bestudeer in de Kennisbank:
Noem een eigenschap van slagaders die door verkalking en vetafzetting verandert.
Eén van de effecten van cacao is het voorkómen van atherosclerose.
Leg uit dat atherosclerose leidt tot een hoge bloeddruk.
Stap6
Meer onderzoek
Een cardioloog gebruikt veel meer gegevens dan we in voorgaande stappen hebben bekeken, om tot een goede diagnose te komen. Naast eenvoudige metingen zoals hartslag en bloeddruk geeft een ECG veel informatie. Toch is er soms aanvullend onderzoek nodig.
Opdracht 1 Onderzoekstechnieken
In tweetallen.
Kies samen één van de onderzoekstechnieken uit en bekijk het filmpje.
Geef voor deze techniek antwoord op de volgende vragen:
Wat wil de cardioloog met dit onderzoek achterhalen?
Welke symptomen geven aanleiding voor dit onderzoek?
Wat gebeurt er tijdens het onderzoek?
Uit welke wetenschapsgebieden is kennis voor het onderzoek nodig?
Zijn er eventuele nadelen aan het onderzoek verbonden?
Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Bespreek de antwoorden met je docent.
Antwoorden
Stap 1
Opdracht 2 Grootte van het hart
Hoe groter het dier, hoe groter het hart.
De beide assen zijn logaritmisch.
Wanneer je lichaamsgewicht en hartgrootte op een logaritmische schaal uitzet dan is de relatie recht evenredig.
Eigen antwoord.
Dwergspitsmuis weegt 6 gram, hart is dus ongeveer 36 milligram
Blauwe vinvis weegt 136000 kilo, hart weegt ongeveer 816 kilo!
Stap 2
Opdracht 6 Stethoscoop
Alleen door het verhogen van de hartslagfrequentie.
Stap 3 Opdracht 1 Rekenen aan relaties
De hartslagfrequentie is omgekeerd evenredig met het lichaamsgewicht.
Stap 4
Opdracht 1 Pacemakers
In de rechterboezem.
De hartspier kan dan weinig druk opbouwen bij de samentrekking van de kamers waardoor er minder bloed in de slagaders stroomt/waardoor het bloed deels terugstroomt de boezem in.
Er stroomt minder bloed naar de rechterkamer.
De bovenste holle ader.
Stap 5
Opdracht 2 Druk in de bloedvaten
Naarmate de diameter van de bloedvaten kleiner wordt zullen de rode bloedcelen steeds meer tegen de wand gaan Botsen.
Opdracht 3 Wet van Poiseulle - 2
De afgelegde weg (L), de stroperigheid(η=viscositeit), straal (r).
De factor r ofwel de diameter van de bloedvaten. De afgelegde weg en de viscositeit blijven in ons lichaam zo goed als constant.
Vaatvernauwing (vasoconstrictie) zal de bloeddruk verhogen, vaatverwijding (vasodilatatie) doet de bloeddruk dalen.
Opdracht 4 In het kort
De snelheid van het bloed meet je in cm sec-1.
Het volume bloed dat per tijdseenheid door een bloedvat wordt getransporteerd meet je in ml sec-1 .
Dat getransporteerde volume is afhankelijk van de doorsnede van het bloedvat.
Hoe wijder een bloedvat hoe langzamer het bloed kan stromen.
De lage snelheid van het bloed in de haarvaten is nodig om tot een optimale uitwisseling van stoffen tussen bloed en weefselcellen te komen.
Opdracht 5 Slagaderverkalking
Elasticiteit en weerstand verandert in de slagaders.
Als bloedvaten minder elastisch/rekbaar zijn, kan er (bij inspanning) minder bloed door, waardoor de bloeddruk toeneemt.
Afsluiting
Stap1
Hoe haal je het in je hoofd?
Noteer de deelconcepten die voorkomen in module 1, 2 en 3.
Bekijk de documentaire van Body Atlas (Discovery Channel) over het hart:
Omcirkel de deelconcepten die voorbij komen in de documentaire.
Leg met eigen woorden uit wat het deelconcept inhoudt.
Begrijp je iets nog niet?
Overleg met een klasgenoot en/of zoek het op.
Stap2
Voor H8 uit het boek Biologie voor het MLO is ook een video van een les hierover beschikbaar.
Deze kun je dus ook bekijken om de theorie uit het boek uitgelegd te krijgen.
Het arrangement Thema: Hart en bloedvaten - AFP BioMedisch is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marco Verkaik
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-06-07 21:20:58
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Dit leerarrangement is gekopieerd vanuit de wiki, 'Thema: Bloed en bloedsomloop - v456' en is daarna aangepast.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit Thema is een verkorte aangepaste versie van het uitgebreidere Thema: Bloed en bloedsomloop.
Het is aangepast voor gebruik door studenten MBO Lifesciences.
Het hoofdondwerp is: Bouw, werking en functie van het Hart en de bloedvaten.
Leerniveau
MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
Leerinhoud en doelen
Biologische eenheid;
Biologie;
Instandhouding;
Orgaan;
Stofwisseling van het organisme;
Bloed, bloedsomloop en lymfe;
Kenmerken, bouw en functies van organen en orgaanstelsels;
Dit Thema is een verkorte aangepaste versie van het uitgebreidere Thema: Bloed en bloedsomloop.
Het is aangepast voor gebruik door studenten MBO Lifesciences.
Het hoofdondwerp is: Bouw, werking en functie van het Hart en de bloedvaten.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Hart en bloedvaten
De hartwerking
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.