6: inflatie, wat doet dat met je budget?

6: inflatie, wat doet dat met je budget?

Indexcijfers

Stap 1: Indexcijfers

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

KB: Indexcijfers

Tabel indexcifers: Lonen per bedrijfstak (2010 = 100)

  2010     2012     2014     2016     2018    
Landbouw     100 109 112 114 117
Horeca 100 111 116 117 118
Onderwijs 100 108 112 114 116

 

  1. Welk jaar is het basisjaar? Wat wordt bedoeld met het basisjaar?
  2. In 2012 waren in de landbouw de lonen 9% hoger dan in 2010. Hoe zie je dat?
  3. Met hoeveel % zijn de lonen in het onderwijs gestegen tussen 2010 en 2014?
  4. In welke bedrijfstak zijn de lonen tussen 2010 en 2018 het meest gestegen?
  5. Kun je uit de tabel afleiden dat iemand in de horeca in 2018 meer verdiende dan iemand in het onderwijs. Leg je antwoord uit.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap 2: Rekenen met indexcijfers

Hieronder zie je nogmaals de loonontwikkeling in een aantal bedrijfstakken tussen 2010 en 2018.

Lonen per bedrijfstak (2010 = 100)

  2010     2012     2014     2016     2018    
Landbouw     100 109 112 114 117
Horeca 100 111 116 117 118
Onderwijs 100 108 112 114 116


Reken uit.

  1. Herman Glas werkt in de horeca. In 2010 verdiende hij € 2000,- per maand.
    Hoeveel verdiende Herman in 2018 per maand?
  2. Yvonne Jager werkt in de landbouw. In 2010 verdiende zij € 1800,- per maand.
    Hoeveel verdiende Yvonne in 2018 per maand?
  3. Ito Markouc werkt in het onderwijs. In 2010 verdiende zij € 2400,- per maand.
    Hoeveel verdiende Ito in 2018 per maand?

Stap 3: Rekenen met indexcijfers - 2

In de tabel zie je hoe het maandsalaris van Roland Hendrixs de afgelopen jaren is veranderd.

jaar salaris indexcijfer
2014 € 1500,- 100
2015 € 1590,- 106
2016 € 1725,- .. 1 ..
2017 € 1620,- .. 2 ..
2018 € 1470,- .. 3 ..

 

  1. Laat met een berekening zien dat het indexcijfer in 2015 klopt.
  2. Bereken het indexcijfer in 2016, 2017 en 2018.

 

Stap 4: Prijsindexcijfer

Ook de ontwikkeling van de prijzen van producten wordt vaak weergegeven met indexcijfers. Een grafiek die de prijsontwikkeling in een land over een aantal jaren weergeeft zou er zo uit kunnen zien.

Gebruik de grafiek bij het beantwoorden van de volgende vragen.

  1. De grafiek loopt steeds omhoog.
    Wat betekent dat voor de prijzen van de producten.
  2. Hoe noem je het duurder worden van producten?
  3. Volgens de grafiek is het prijsindexcijfer in jaar 5 gelijk aan 110. Dat betekent dat de prijzen met 10% zijn gestegen ten opzichte van het basisjaar.
    Betekent dat dat alle producten in dat land 10% duurder zijn geworden? Leg je antwoord uit.
  4. Het duurder worden van producten kan gevolgen hebben voor je koopkracht. Leg dat uit.

Stap 5: Lonen en prijzen

Bekijk de gegevens in de tabel.

jaar indexcijfer lonen indexcijfer prijzen
2015 100 100
2018 105 108


Beantwoord de volgende vragen.

  1. Met hoeveel procent zijn de lonen gestegen tussen 2015 en 2018?
  2. En met hoeveel procent zijn de prijzen gestegen tussen 2015 en 2018?
  3. Is de koopkracht van de consumenten er op vooruit of op achteruit gegaan tussen 2015 en 2018? Leg je antwoord uit.

De hoeveelheid geld die je verdient, wordt ook wel je nominale inkomen genoemd. Het aantal producten dat je van je inkomen kunt kopen, noem je je reële inkomen.
Je reële inkomen is hetzelfde als de koopkracht van je inkomen.

Stap 6: Nominaal of reëel?

In Astraland is de munteenheid de Astra. Een leraar in Astraland heeft een maandinkomen van 150 Astra.

  1. Is 150 Astra het nominale inkomen of het reële inkomen van een leraar in Astraland?
  2. Waar moet je iets over weten om iets te kunnen zeggen over het reële inkomen van een leraar in Astraland?

Je hebt het afgelopen jaar 10% zakgeldverhoging gekregen.
De inflatie was het afgelopen jaar ongeveer 3%.

  1. Wat klopt? Kies het juiste antwoord.
  1. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 10% verhoogd.
  2. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 10% verhoogd.
  3. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 7% verhoogd.
  4. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 7% verhoogd.
  5. Je zakgeld is nominaal met 10% verhoogd en reëel met ong. 3% verhoogd.
  6. Je zakgeld is nominaal met 7% verhoogd en reëel met ong. 3% verhoogd.

Stap 7: Samengestelde indexcijfers

Samengesteld indexcijfers
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel:KB:    en/of bekijk de Video

Consumenten prijs index (CPI)                                       

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Geef een omschrijving van het begrip inflatie.
  2. In de Kennisbank staat: "Bij het bepalen van de inflatie, houd je rekening met het belang van de prijsstijging van de verschillende producten."
    Maak met een voorbeeld duidelijk wat met deze zin wordt bedoeld.
  3. Geef een omschrijving van het begrip samengesteld indexcijfer.
  4. Leg uit waarom het CPI een samengesteld indexcijfer is.

 

Stap 8: Samengestelde indexcijfers

Op pagina 2 in het volgende Kennisbankitem staat een voorbeeld van hoe je een samengesteld indexcijfer kunt berekenen. Bestudeer dat voorbeeld goed.

KB: Consumentenprijsindex (CPI)

Gebruik de informatie uit de Kennisbank om de volgende vragen te beantwoorden.

  1. De uitgaven van een gezin zijn onderverdeeld in vier productgroepen.
    Welke vier?
  2. Iedere productgroep heeft een wegingsfactor.
    Welke productgroep heeft de hoogste wegingsfactor?
    Wat betekent dat?
  3. In de kolom prijsverschil zie je hoeveel de prijzen gestegen of gedaald ten opzichte van het vorige jaar.
    Van welke productgroep is de prijs het meest gestegen?
  4. Hoe wordt het CPI berekend?
    Wat betekent een CPI van 101,5?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

 

Stap 9: Samengesteld indexcijfer

Bekijk de tabel hieronder.

Berekening CPI

productgroep wegingsfactor prijsverschil  
wonen 25% 104 0,25 x 104 = ....
voeding 20% 102  
kleding 20% 96  
ontspanning 15% 110  
overig 20% 104  
totaal 100%    


Neem de tabel over.
Bereken het CPI op basis van de gegevens uit de tabel.

 

Antwoorden

Stap 1

  1. 2000 is het basisjaar, dit is het uitgangspunt
  2. indexcijfer is 109, dit betekent 9% gestegen t.o.v. het basisjaar
  3. 12% vann 100 naar 112
  4. In de horeca zijn de lonen procentueel het meest gestegen
  5. De indexcijfers zeggen alleen iets over de stijging van het loon t.o.v. het basisjaar, maar niet om hoeveel geld het gaat. 

Stap 2

  1. 2000 : 100 x 118 = 2360
  2. 1800 : 100 x 117 = 2106
  3. 2400 : 100 x 116 = 2784 

 

Stap 3

  1. 1590/1500 = 1,06, dus indexcijfer is 106. Klopt!
  2. 2010: 1725/1500 = 1,15, dus indexcijfer is 115.
    2011: 1620/1500 = 1,08, dus indexcijfer is 108.
    2012: 1470/1500 = 0,98, dus indexcijfer is 98.

 

Stap 4

  1. prijzen stijgen
  2. inflatie
  3. nee, het is een gemiddelde prijsstijging van wat mensen uitgeven 
  4. als je loon niet mee stijgt kan je minder kopen met je  geld.

 

Stap 5

  1. 5%
  2. 8%
  3. achteruit;  loonsverhoging - inflatie  = reële inkomen.  5-8 = -3. Dus negatief reëel inkokmen

 

Stap 6

  1. nominaal
  2. Het prijspeil in dit land, dus hoe duur zijn producten en daarmee hoeveel kan een leraar kopen van zijn 150 Astra
  3. C

 

Stap 7

  1. inflatie = stijgen van het prijspeil
  2. Als bijvoorbeeld de prijs van huishoudelijke apparatuur stijgt dan is dit minder erg dan wanneer de prijzen van voeding enorm stijgen (gezinnen kopen vaker en meer voedsel dan apparaten).
  3. De verschillende prijsstijgingen (van een productgroep) krijgen een weging (dus hoeveel tellen ze mee). Alle gewogen prijsstijgingen worden bije alkaar opgeteld. 
  4. Bestaat uit meerdere productgroepen dit is van belang om de koopkracht van gezinnen goed uit te kunnen rekenen.

 

Stap 8

  1. wonen, voeding, ontspanning en overig
  2. 35% aan voeding, deze prijsstijgingen tellen/ wegen het meeste mee
  3. ontspanning 5%
  4. weging x indexcijfer (van productgroep) =   uitkomst. Alle uitkomsten bij elkaar optellen = gemiddelde prijsstijging

 

Stap 9

productgroep wegingsfactor prijsverschil  
wonen 25% 104 0,25 x 104 = 26
voeding 20% 102 0,2 x 102 = 20,4
kleding 20% 96 0,2 x 96 = 19,2
ontspanning 15% 110 0,15 x 110 = 16,5
overig 20% 104 0,2 x 104 = 20,8
totaal 100%   102,9
  • Het arrangement 6: inflatie, wat doet dat met je budget? is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Auteur Kunskapsskolan
    Laatst gewijzigd
    2019-10-21 09:28:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC-BY SA licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62278/Indexcijfers__vmbo_kgt34
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2019).

    Opdracht: Indexcijfers - vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/62278/Opdracht__Indexcijfers___vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.