Geschiedenis Tijdvak 03 04

Inleiding - Het feodalisme

In de Middeleeuwen was de adel heel belangrijk bij het besturen van een gebied. De koning of vorst had een leger nodig om zijn land te verdedigen en om oorlog te voeren. Hij was afhankelijk van zijn belangrijkste krijgsmannen (legerleiders). Krijgsmannen hoorden bij de adel. Deze krijgsheren worden ook wel vazallen genoemd. Ze kregen van de vorst een leen (een stuk grond). Van de opbrengst van hun leen konden ze leven en hun wapenuitrusting betalen.
De belangrijke krijgsheren konden delen van hun grond zelf weer in leen geven aan lagere krijgsheren (de lage adel).
Dit systeem wordt ook wel het feodale systeem genoemd.
Het feodalisme is kenmerkend voor de standenmaatschappij van de Middeleeuwen.

Naast krijgsheren konden ook bisschoppen beloond worden door ze een stuk grond in leen te geven. Op die manier werden ook geestelijken een onderdeel van het politieke stelsel.

Het leenstelsel

Het harnas kwam pas op in
de 13e eeuw.
Maliënkolder

Het leenstelsel was bij de Franken de basis van het bestuur. De Frankische hofmeier Karel Martel was de eerste die op deze manier grond als leen aan zijn krijgsheren gaf.

Hij voerde veel oorlogen en daarom was een sterk leger erg belangrijk. Omdat de wapenuitrusting van zijn krijgsheren erg duur was, gaf Martel zijn edelen grote stukken grond.

Het leenstelsel - 2

Leenheer:
Karel Martel gaf als leenheer zijn belangrijkste krijgsheren een leen. Zo kon hij rekenen op de steun van zijn leenmannen. Onder Karel de Grote kregen de leenmannen naast taken in het leger ook andere taken. Karel maakte zijn leenmannen ook de belangrijkste bestuurders van zijn rijk. Zij zorgden in hun gebied voor de rechtspraak en het innen van de belastingen.

Leenman:
Een leenman kreeg zijn leen van de vorst en zwoer aan hem een eed van trouw. Hij leefde van de opbrengst van zijn domein. In een oorlog steunde hij met zijn soldaten de koning of vorst. Omdat een leenman afhankelijk was van onderaanvoerders beloonde hij hen met een deel van zijn land. De leenman werd daardoor leenheer voor de achterleenmannen.

Achterleenmannen:
Een achterleenman zwoer trouw aan zijn leenheer en leefde van de opbrengst van zijn leen. Ook hij kon weer een deel van zijn leen opnieuw belenen aan lagere edelen.

Achter-achterleenmannen:
Ook deze categorie leenmannen had bepaalde voorrechten en verplichtingen naar de leenheer die hun baas was. De oorspronkelijke leenheer stond echter erg ver van hen af.

Ridder:
Ridders waren door de heer ingehuurde beroepssoldaten te paard. Zij waren door een eed van trouw verbonden aan hun heer. In de vroege Middeleeuwen droegen zij maliënkolders. Dat was leren kleding versterkt met opgenaaide metalen plaatjes. Een ridder was erg duur in het onderhoud. Om zijn paard, opleiding en gevechtsuitrusting te kunnen betalen was de landbouwopbrengst van een of meerdere dorpen nodig. Ridders kwamen vaak uit eenvoudige families. Een ridder was vaak de oudste zoon van een boerengezin.

Monnik:
Ook kloosters of bisschoppen konden van de vorst een leen ontvangen. In dat geval was een klooster of de bisschop het middelpunt van een hoeve. De verplichtingen van boeren en horigen bleven hetzelfde. Boeren pachtten (huurden) grond van een klooster en betaalden belasting. Horigen waren eigendom van een klooster of bisschop.

Boer:
De meeste gewone mensen in de vroege Middeleeuwen waren boeren en horigen. Zij vormen de derde stand. Ze waren arm en hadden weinig te vertellen. Ze waren erg afhankelijk van hun heer.
Uit deze groep kwamen de gewone soldaten voor het leger van de heer.

Standenmaatschappij

Een standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld.
Elke groep heeft eigen rechten en plichten.

Bovenaan in de standenmaatschappij van de Middeleeuwen stond de keizer of koning.
Onder de koning of keizer waren er drie standen:
De eerste stand was de geestelijkheid. Geestelijken traden ook op als bestuurders.
Ze hadden grote invloed op het dagelijks leven van de mensen.
De tweede stand bestond uit de adel. Ridders die land in leen kregen gaven de leen door aan hun kinderen. Zo werd de leen erfelijk.
De derde stand stond helemaal onderaan.
Het waren de boeren en later de burgerij.

  • Het arrangement Geschiedenis Tijdvak 03 04 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2020-01-20 15:06:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld