Thema: Aarde, weer en klimaat - vmbo12

Thema: Aarde, weer en klimaat - vmbo12

Aarde, weer en klimaat

Inleiding

Thema: Aarde, Weer en Klimaat

In dit thema leer je over:
 

Het zonnestelsel

Ons zonnestelsel heeft één zon en acht planeten die eromheen draaien.
Er zijn ook manen, sterren en kometen in de ruimte.


De aarde

De aarde draait om de zon, en de maan draait om de aarde.
Daardoor krijgen we dag en nacht, én de vier seizoenen.


Het weer

Het weer is wat je dagelijks buiten voelt en ziet: zon, wind, regen, temperatuur.
Weerkundigen meten het weer met instrumenten, zoals een thermometer.
Zo kunnen ze het weer voorspellen.


Klimaatzones

Een klimaatzone is een groot gebied met ongeveer hetzelfde soort weer.
Er zijn warme, koude, droge en gematigde zones.


Klimaatfactoren

Soms is het weer in twee landen toch anders, terwijl ze in dezelfde klimaatzone liggen.
Dat komt door bergen, zeeën, wind of hoogte. Dat noem je klimaatfactoren.


Neerslag

Neerslag is alles wat uit de lucht valt: regen, sneeuw, hagel.
Je meet dit met een regenmeter.


Extreme klimaten

Bij de Noordpool en Zuidpool is het heel koud.
Bij de evenaar is het juist heel warm.
Mensen en dieren passen zich aan aan deze omstandigheden.

Introductie - opdracht

Belangrijke woorden in dit thema zijn:

aardeweerklimaat


Wat ga je doen?

  1. Zoek online een plaatje dat gaat over de aarde.

  2. Doe hetzelfde voor: weer en klimaat

  3. Plak de drie afbeeldingen in een Word-document.

  4. Schrijf bij elke afbeelding 3 of meer woorden die je erbij vindt passen.

  5. Laat het aan een klasgenoot zien.
    Leg elkaar uit waarom je deze afbeeldingen hebt gekozen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

  Opdracht
Uitleggen waar de aarde ligt in ons zonnestelsel. Zonnestelsel
Aarde

Toelichten hoe de aarde is opgebouwd:

  • aardkorst;
  • mantel;
  • kern;
  • atmosfeer.
Aarde

Uitleggen wat het gevolg is van de scheve stand van de aardas:

  • seizoenen;
  • dag en nacht;
  • waar landen liggen op de wereld: meridianen, parallellen, lengte- en breedtegraad.
Aarde
Benoemen wat de vier klimaatzones zijn in de juiste volgorde aangeven vanaf de evenaar naar de polen.

Klimaat-zones

Vergelijken van de klimaatzones:

  • verschil in temperatuur;
  • verschil in flora en fauna.

Klimaat-zones

 

Uitleggen waarom het klimaat op plekken anders is door deze klimaatfactoren:

  • breedteligging;
  • hoogte;
  • invloed van zee;
  • ligging van gebergten.
Klimaat-factoren
Benoemen welke vier factoren bepalend zijn voor het weer. Het weer
Benoemen wat verschillende vormen van neerslag zijn. Neerslag

Uitleggen wat het verschil is tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.

En aangeven waar deze  regens voorkomen.

Neerslag
Benoemen wat de kenmerken zijn van extreem warm en extreem koude klimaatomstandigheden. Extreme klimaten
Uitleggen met een voorbeeld hoe mensen zich aanpassen aan extreme klimaten. Extreme klimaten

Wat ga ik doen?

Het thema 'Aarde, weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5 Afbeeldingen Aarde, weer en klimaat
Opdracht: Ons zonnestelsel 1,5

A: Toets Zonnestelsel

B: Ezelsbruggetje bedenken: volgorde onze 8 planeten

Opdracht: Aarde 2 Toets Aarde
Opdracht: Het weer 2

A: Toets het weer

B: Jouw weerbericht

Opdracht: Klimaatzones 2

A: Toets Klimaatzones

B: Poster

Opdracht: Klimaatfactoren 2

A: Toets Klimaatfactoren

B: Moodboard klimaat

Neerslag 2

A: Toets Neerslag

B: Maak een wolk in een potje

Extreme klimaten 2 Brief schrijven
Afsluiting 2 Grote weer- of klimaatspel
Totaal 16  

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Zonnestelsel

Zonnestelsel

Intro

Een zonnestelsel is alles wat om de zon draait: planeten, manen en andere hemellichamen, zoals sterren.

In de ruimte zijn veel meer zonnestelsels.

Ons zonnestelsel bestaat uit de zon, met daaromheen acht planeten:

  1. Mercurius

  2. Venus

  3. Aarde

  4. Mars

  5. Jupiter

  6. Saturnus

  7. Uranus

  8. Neptunus

Wil je de volgorde van de planeten makkelijk onthouden? Gebruik dan dit ezelsbruggetje:

Mijn Vader At Meestal Jonge Spruitjes Uit Noordwijk.

De eerste letter van elk woord hoort bij een planeet.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Na deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat een zonnestelsel is.
  • de planeten in de juiste volgorde zetten (vanaf de zon).
  • voorbeelden geven van andere hemellichamen, zoals manen, kometen en asteroïden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kent de unieke eigenschappen van de aarde (als een van de planeten in ons zonnestelsel).

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leert over onze zon en het ontstaan van ons zonnestelsel.

En over de acht planeten die rond de zon draaien.

Je kijkt naar filmpjes hierover en beantwoordt vragen.

Stap 2

Je leert over hoe de aarde is ontstaan en hoe lang dat geleden is.

Je maakt er een oefening over.

Stap 3

Je leest de Kennisbank en leert dat er nog andere hemellichamen zijn.

Je maakt er een oefening over.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen op de zon en het zonnestelsel begrijp je.
Eindopdracht Je maakt de toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Aan de slag

Stap 1: Wat is een zonnestelsel?

Ons zonnestelsel: zon met 8 planeten

Een zonnestelsel bestaat uit één of meerdere zonnen.
Daaromheen draaien hemellichamen, zoals planeten en hun manen.

In ons zonnestelsel hebben wij maar één zon.
Dat is het enige hemellichaam dat zelf licht geeft.

Andere objecten, zoals de aarde en de maan, weerkaatsen het zonlicht.

De aarde draait om de zon.

Bekijk het filmpje Onze zon.
Astronaut André Kuipers legt uit hoe het werkt.


 

Lees in de Kennisbank de onderdelen Zonnestelsel en Zonnestelsel-2.
Maak daarna de oefening.

Stap 2: De planeet aarde

 

De aarde is één van de acht planeten die om de zon draaien. De aarde is ontstaan uit gas, stof en puin.

Wetenschappers zeggen dat de aarde 4,5 miljard jaar oud is.

Pas ongeveer 2 miljard jaar geleden was er leven mogelijk op de aarde.

 

Lees uit de Kennisbank het onderdeel Aarde.
Maak daarna de oefening.

Stap 3: Andere hemellichamen

De komeet Halley

Lees de Kennisbank Manen en Andere hemellichamen.

Maak de oefeningen.

Afronding

Begrippen

Zon
De zon is een enorme bol van gas die door zwaartekracht bij elkaar wordt gehouden. Het binnenste van de zon (de kern) is extreem heet. Aan de buitenkant (fotosfeer) straalt de zon die energie uit.
Corona
De uitgerekte atmosfeer rond de zon noem je de corona.
Zonnevlammen
Een zonnevlam is een explosie op het oppervlak van de zon. Die explosie ontstaat door het plotseling vrijkomen van een grote hoeveelheid energie.
Mantel
Gedeelte van de zon. Het gedeelte rond de kern wordt de mantel genoemd. De mantel wordt naar buiten toe steeds minder dicht en ook steeds minder heet.
Fotosfeer
De zichtbare buitenkant van de zon noem je de fotosfeer. De fotosfeer is de laag waar het voor ons zichtbare licht vandaan komt.
Kern
Het binnenste deel van de zon noem je de kern. De kern heeft een doorsnede van 200.000 km. Hier is de temperatuur het hoogst, ruim 15 miljoen graden.

Convectiezone
De convectiezone is het gebied tussen de mantel en de fotosfeer. Vanuit dit gebied stijgen hete gasbellen op naar de buitenkant van de zon.

Zonnestelsel
De zon, aarde, planeten, maan en andere hemellichamen zoals sterren vormen samen het zonnestelsel.
Planeten
Hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.
Aarde
Bewoonbare planeet in het zonnestelsel. De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as en in 365 dagen om de zon (draaiing van de aarde om de zon).
Atmosfeer
De lucht om de aarde die door zwaartekracht aan de aarde gebonden is.
Ozonlaag
Een laag in de atmosfeer die ons beschermt tegen de schadelijke straling die afkomstig is van de zon.
Volle maan
De stand van de maan ten opzichte van de zon. Wanneer de maan met de volledig verlichte kant naar ons toe staat, spreken we van volle maan.
Nieuwe maan
De maan staat precies tussen de aarde en de zon.
Planetoïden, kometen, meteorieten
Hemellichamen.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je een toets.
De toets bestaat uit gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Onze 8 planeten

De acht planeten van ons zonnestelsel staan vanaf de zon gezien in een bepaalde volgorde.

Weet jij het nog?

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen wat een zonnestelsel is.
  • de planeten in de juiste volgorde zetten (vanaf de zon).
  • voorbeelden geven van andere hemellichamen, zoals manen, kometen en asteroïden.

Hoe ging het?

Inhoud

  • Wist je al veel over het zonnestelsel?
  • Geef aan wat nieuw voor je was.

Eindopdracht A

  • Wist je het antwoord op de meeste vragen?
  • Welke vond je nog lastig?

Eindopdracht B

  • Lukte het je om een ezelsbruggetje te verzinnen voor de volgorde van de acht planeten?

Aarde

Aarde

Intro

Stel je voor: je staat op een grote wereldbol en kijkt om je heen.
Je ziet de Noordpool, de Zuidpool en in het midden de evenaar.

Maar hoe weet je precies waar je bent?
Daarvoor gebruiken we speciale lijnen: de parallellen en meridianen.

In dit thema ga je leren hoe je met lengte- en breedtegraden elke plek op aarde kunt vinden.
Maar dat is niet alles!

We kijken ook naar de beweging van de aarde.
Waarom is het soms dag en soms nacht?
En waarom hebben we vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter?

Je gaat ontdekken hoe de aarde draait en hoe dat alles verandert.
Stap voor stap leer je meer over onze planeet.

 

 

 

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de Noordpool, Zuidpool en evenaar aanwijzen.

  • uitleggen wat parallellen en meridianen zijn.

  • een plaats vinden met lengte- en breedtegraad.

  • vertellen dat de aarde in 365 dagen om de zon draait.

  • uitleggen wat een schrikkeljaar is.

  • zeggen waarom er zomer, winter, dag en nacht zijn.

  • vertellen wat een tijdzone is en hoeveel er zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
Je leert de gevolgen van de scheve stand van de aardas begrijpen.

 

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je kijkt een filmpje over hoe dag en nacht ontstaan.

Ook kijk je een filmpje over de stand van de aarde en dat dit ervoor zorgt dat we vier seizoenen hebben.

Je leest de Kennisbank.

Vervolgens maak je vragen.

Stap 2

Je leert wat een tijdzone is en hoe de aarde is verdeeld in tijdzones.

Daarna beantwoord je vragen over dit onderwerp.

Stap 3

Je leert in de  Kennisbank hoe je een plaats op aarde kunt vinden.

Je leert hoe het aardoppervlak is verdeeld.

Je maakt er een oefening over.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst gaat over tijdzones, aarde, maan, geografische coördinaten, enz.
Eindopdracht Als eindopdracht maak je een toets.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Aan de slag

Stap 1: De aarde

Bekijk het filmpje dat gaat over onze aarde.

Lees ook in de Kennisbank de onderdelen: Aarde en Aarde rond de zon - maan rond de aarde

Beantwoord daarna de vragen.

 

Stap 2: Dag en nacht

De aarde is rond en draait om zijn as.
Daarom hebben we dag en nacht.

Bekijk het filmpje over dag en nacht.
Schooltv – Dag en Nacht

 

Lees ook in de Kennisbank het onderdeel Dag en nacht.

Stap 3: De vier seizoenen

We hebben vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

De aarde staat een beetje schuin. Door die schuine stand krijgt Nederland in de winter minder zonlicht. Daarom is het overdag korter licht en blijft het langer donker.
Hoe komt dat?

Bekijk het filmpje over de seizoenen.
YouTube – Seizoenen

Bekijk in de Kennisbank het onder Zomer en winter en de filmpjes over Seizoenen.

 

Stap 4: Tijdzones

Tijdzones

Als het in Nederland 3 uur 's middags is, dan is het in New York nog maar 9 uur in de ochtend.
Nederland loopt dus vóór op New York.

Dit komt omdat Nederland in een andere tijdzone zit dan New York.

Lees meer over tijdzones in de Kennisbank bij het onderdeel Tijdzones.

 

Maak nu de oefening over tijdzones in de wereld.

Stap 5: Geografische coördinaten

Indeling van de aarde

Als je weet hoe de aarde is ingedeeld, kun je een plaats bepalen op aarde.

 

Bekijk in de Kennisbank de filmpjes over Parallellen en meridianen en Lengtegraden en breedtegraden.

 

Het aardoppervlak breng je in kaart met het geografische coördinatenstelsel.
Bekijk het volgende filmpje daarover. Filmpje geografische coördinaten

Maak nu de volgende oefening over geografische coördinaten.

Afronding

Begrippen

Aarde
Planeet in het zonnestelsel waarop we wonen. 
Aardrotatie
Het ronddraaien van de aarde rond haar eigen as. De aarde draait iedere 24 uur om haar eigen as.
Aardas
De as waar de aarde om draait, een denkbeeldige lijn tussen de Noord- en Zuidpool.
Aardbaan
De baan van de aarde rond de zon.
Dag-nacht
De periode dat het licht is (dag) en de periode dat het donker is (nacht).
Evenaar
Denkbeeldige cirkel halverwege de Noordpool en Zuidpool.
Geografische coördinaten
Cijfers die een bepaalde plek op aarde aanwijzen ten opzichte van de evenaar en nulmeridiaan.
Parallel
Een lijn evenwijdig aan de evenaar (horizontaal). De parallellen geven de breedtegraden aan.
Meridiaan
Een lijn evenwijdig aan de nulmeridiaan (verticaal). De meridianen geven de lengtegraden aan.
Oosterlengte
Het gebied ten oosten van de nulmeridiaan.
Westerlengte
Het gebied ten westen van de nulmeridiaan.
Noordelijk halfrond
Het gebied ten noorden van de evenaar.
Zuidelijk halfrond
Het gebied ten zuiden van de evenaar.
Tijdzone
Een gebied op aarde met dezelfde tijd. Er zijn 24 tijdzones op aarde.
Noordpool
Geografisch gezien het meest noordelijke punt van de aarde.
Zuidpool
Geografisch gezien het meest zuidelijke punt van de aarde.

 

 

Eindopdracht: Toets

Beantwoord de vragen die over de aarde gaan. Als je alle vragen hebt beantwoord, zie je jouw score.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • de Noordpool, Zuidpool en evenaar aanwijzen.

  • uitleggen wat parallellen en meridianen zijn.

  • een plaats vinden met lengte- en breedtegraad.

  • vertellen dat de aarde in 365 dagen om de zon draait.

  • uitleggen wat een schrikkeljaar is.

  • zeggen waarom er zomer, winter, dag en nacht zijn.

  • vertellen wat een tijdzone is en hoeveel er zijn.

Hoe ging het?

Tijd

  • Had je voldoende tijd alle theorie te lezen en de oefeningen te maken?

Eindopdracht

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Het weer

Het weer

Intro

Wat is weer eigenlijk? Is het moeilijk om weer te voorspellen? Hoe doe je dat?

In de opdracht leer je meer over het weer.

Mensen willen graag van tevoren weten wat voor weer het wordt. Dat doen ze al duizenden jaren.
Het weer is belangrijk omdat het invloed heeft op wat mensen doen en hoe ze zich voorbereiden.

Bijvoorbeeld:

  • Als je ’s ochtends je kleding aantrekt, wil je weten wat voor weer het wordt.
  • Wordt het warm? Dan trek je luchtige kleren aan en neem je extra water mee.
  • In de zomer, als het lang niet heeft geregend, moet je zuinig zijn met water.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • noemen wat vier factoren zijn die het weer bepalen.
  • aangeven waarmee je de temperatuur meet en wat de maateenheid voor temperatuur is.
  • omschrijven wat luchtdruk betekent, hoe je luchtdruk kunt meten en wat de maateenheid voor luchtdruk is.
  • aangeven hoe je windsnelheid meet en met welke eenheid je de windsnelheid aangeeft.
  • omschrijven wat de relatie tussen luchtdruk en wind is.
  • uitleggen met twee voorbeelden waarom het weer belangrijk is in ons dagelijkse leven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je onderzoekt de rol van het weer in het dagelijks leven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leest de Kennisbank over de vier factoren die het weer bepalen.

Je leert ook met welke vijf kenmerken meteorologen rekening houden bij het bepalen van het weer.

Je beantwoordt vragen daarover.

Stap 2 Je leert welke meetinstrumenten worden gebruikt bij de weersvoorspelling.
Stap 3 en Je leest een weerbericht en bespreekt het met een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over het weer.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je op basis van weerkaarten en een tabel een weersverwachting voor Nederland.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Wat is het weer?

'Het wordt lekker weer vandaag.'

Waar hebben we het eigenlijk over als we zeggen dat het lekker weer wordt?
Wat is weer eigenlijk?

Er zijn vier factoren die het weer bepalen:

  1. temperatuur
  2. neerslag
  3. luchtdruk
  4. wind

 

Lees in de Kennisbank over Temperatuur en neerslag.
Maak dan de oefening.

 


Weerkundigen (dat zijn mensen die het weer bestuderen) letten op de vier factoren van het weer.

 

1. Neerslag

Neerslag kan van alles zijn: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.
Weerkundigen letten op hoe lang de neerslag duurt, welk soort het is, of het verandert en hoeveel er valt in bijvoorbeeld 24 uur.
 

2. Wind

Weerkundigen meten hoe hard het waait, of de wind sterker of zwakker wordt en uit welke richting de wind komt.
De windrichting kan veranderen.
 

3 Temperatuur

De temperatuur wordt meerdere malen per dag gemeten in graden Celsius.
Zo weten we wanneer het warmer of kouder wordt.
 

4. Luchtdruk

Luchtdruk wordt gemeten in millibar. Weerkundigen meten het vaak om te zien of de luchtdruk stijgt of daalt.
 
Dat zijn allemaal dingen die weerkundigen kunnen meten. Maar ze kijken ook vaak nog naar: de bewolking
Ze kijken dan of de bewolking meer of minder wordt. Zo kunnen ze bijvoorbeeld regen voorspellen.
Daar gebruiken ze een satelliet voor om te kijken hoe de bewolking zich verplaatst. 

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Stap 2: Het weer meten

Weerkundigen (dat zijn mensen die het weer bestuderen) letten op verschillende kenmerken van het weer.
Denk aan temperatuur, regen, wind en luchtdruk.
Om deze dingen goed te meten, gebruiken ze speciale meetinstrumenten.

  • Barometer (A)
    Hiermee meet je de luchtdruk (dat helpt bij het voorspellen van weerveranderingen).
  • Thermometer (B)
    Hiermee meet je de temperatuur (hoe warm of koud het is).
  • Windmeter (anemometer) (C)
    Hiermee meet je de windsnelheid (hoe hard het waait).
  • Regenmeter (D)
    Hiermee meet je hoeveel regen er is gevallen.

Maak de volgende oefening om het juiste instrument naar de juiste meting te slepen.

Stap 3: Weersverwachting

Lees het weerbericht en klik in de tekst waar iets staat over:

  • temperatuur

  • neerslag

  • wind

  • zon

  • bewolking

 

Afronding

Begrippen

Temperatuur
Met het meetinstrument de thermometer kun je meten hoe warm of koud het is. Temperatuur wordt gemeten in °C, Celsius.
Neerslag
Water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen. Meetinstrument: regenmeter.

Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk. Meetinstrument: anemometer.

Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden. Meetinstrument: anemometer kun je de windkracht meten.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting. Wind waait van een gebied met een hoge luchtdruk naar een gebied met een lage luchtdruk. Meetinstrument: windvaan.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak. Meetinstrument: barometer
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau. Meetinstrument: barometer
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau. Gebieden met lage luchtdruk noem je depressies. Meetinstrument: barometer

Eindopdracht A: Toets

Beantwoord de vragen over het weer.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je jouw score.

Eindopdracht B: Jouw weerbericht

Je gaat zelf een weerbericht maken .

Maak het weerbericht voor de plaats of provincie waar jij woont.

Gebruik de kaarten en de tabel om een weersverwachting te maken.
Neem in je weersverwachting informatie op over de vier kenmerken:

  • neerslag
  • wind
  • temperatuur
  • luchtdruk

Schrijf het weerbericht in je schrift of op een los blaadje.
Zorg dat de weersverwachting goed te begrijpen is.
Zeg ook iets over de bewolking.


Klaar?
Lees jouw weersverwachting nog even door op spelfouten.
Laat je weersverwachting beoordelen door de docent.

 
       
   

       

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • noemen wat vier factoren zijn die het weer bepalen.
  • aangeven waarmee je de temperatuur meet en wat de maateenheid voor temperatuur is.
  • omschrijven wat luchtdruk betekent, hoe je luchtdruk kunt meten en wat de maateenheid voor luchtdruk is.
  • aangeven hoe je windsnelheid meet en met welke eenheid je de windsnelheid aangeeft.
  • omschrijven wat de relatie tussen luchtdruk en wind is.
  • uitleggen met twee voorbeelden waarom het weer belangrijk is in ons dagelijkse leven.
  • Kun je de vier factoren noemen die het weer bepalen? En weet je welk meetinstrumenten er worden gebruikt? Ken je meeteenheden die daarbij horen?

Hoe ging het?

  • Eindopdracht A:
    Lukte het om de vragen van de toets te maken? Welke vragen vond je lastig?
  • Eindopracht B:
    Je hebt je eigen weerbericht geschreven. Wat ging goed? Wat kon beter?

  •  

Klimaatzones

Klimaatzones

Intro

Verschillende klimaten op de aarde

Er zijn verschillende klimaten op aarde.

Een klimaat is hoe het weer meestal is op een bepaalde plek.

In Nederland hebben we een gematigd klimaat.
Dat betekent: het is niet superheet en ook niet ijskoud.


We hebben warme zomers en koude winters.
Het regent ook regelmatig in ons land.

 

 

Wat kan ik straks?

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen wat het verschil tussen klimaat en weer is.
  • benoemen welke vier klimaatzones er zijn: tropisch, droog, gematigd, koud.
  • kenmerken noemen van de belangrijkste klimaatzones.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Deze opdracht helpt je om te leren waar op de wereld verschillende klimaten en landschappen liggen.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leert dat er verschil is tussen weer en klimaat.

Je leest daarover in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje met uitleg over het klimaat.

Stap 2

Je leest over tropische klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 3

Je leest de pagina over droge klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 4

Je leest de pagina over gematigde klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje en beantwoordt vragen.

Stap 5

Je leest de pagina over koude klimaatzone in de Kennisbank.

Je bekijkt een filmpje. en beantwoordt vragen.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst gaat over klimaten en klimaatzones.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B en Kies je voor eindopdracht B: dan maak een je een poster van een wereldkaart met klimaatzones. Bij iedere klimaatzone komen passende afbeeldingen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Aan de slag

Stap 1: Weer en klimaat

Het weer heeft grote verschillen.
Op de Noordpool is het ander weer dan in de tropen.
Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen.

Het weer is niet hetzelfde als het klimaat.
Maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.
 

 

Bekijk van dit filmpje de eerste 45 seconden.

De presentator legt uit wat een klimaat is.

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel Weer en klimaat.

Stap 2: Tropische klimaatzone

Bekijk het filmpje vanaf 0:45 tot 1:30.
In dit stukje gaat het over de tropische klimaatzone: warm, vochtig en veel regen.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Tropische klimaatzone.

Stap 3: Droge klimaatzone

Bekijk het filmpje van 0:45 tot 1:30.
Dit stukje gaat het over de droge klimaatzone: weinig regen, veel woestijn.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel Droge klimaatzone.

Stap 4: Gematigde klimaatzone

Bekijk het filmpje van 2:15 tot 3:00.
Dit stukje gaat het over de gematigde klimaatzone: niet te warm, niet te koud, regelmatig regen.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel over de Gematigde klimaatzone.

Bekijk ook het filmpje in de Kennisbank over Weer en klimaat in Nederland.

Stap 5: Koude klimaatzone

Bekijk het filmpje van 3:00 tot 3:45.
Dit stukje gaat het over de koude klimaatzone: vaak sneeuw en ijs, heel koud.

 

 

Lees in de Kennisbank het onderdeel over de Koude klimaatzone.

Afronding

Begrippen

Klimaat
Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode.
Tropisch regenklimaat
Warm klimaat.
Savanneklimaat
Warm klimaat. Het savanneklimaat lijkt op het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Warm klimaat. In het tropisch regenwoud is de temperatuur het hele jaar boven de 18 °C en regent het het hele jaar door veel (meer dan 2.000 mm per jaar).
Droog klimaat
Klimaat met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Droog klimaat met weinig neerslag. 
Woestijnklimaat
Zeer droog klimaat met weinig neerslag.
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat, zoals het Middellandse Zeeklimaat, is vochtig. De temperaturen zijn niet te hoog of te laag. In gematigde klimaten zijn er duidelijke seizoenen en het verschil tussen winter en zomer is niet heel groot.
Poolklimaat
Koud klimaat.
Toendraklimaat
Valt onder de koude klimaten. In de winter is de gemiddelde temperatuur onder de -3 °C en in de zomer tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Valt onder de koude klimaten. In de koudste maand is de gemiddelde temperatuur onder de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde temperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Valt onder de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze bergen komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.

 

 

Eindopdracht A: Toets

Test nu je kennis over de vier verschillende klimaatzones.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.

Eindopdracht B: Poster maken

Wat ga je doen?
Je gaat een wereldkaart zelf tekenen en daarop de vier grote klimaatzones tekenen en kleuren.


  1. Teken een eenvoudige wereldkaart.

    • Doe dit op een A4-blad.

    • Je hoeft de landen niet precies te tekenen, maar wel de grote vormen van de werelddelen (zoals Afrika, Europa, Azië, Noord- en Zuid-Amerika).

  2. Verdeel de wereldkaart in klimaatzones.

    • Teken met potlood vier zones/lijnen over de wereldkaart.

    • Gebruik eventueel een atlas, boek of het schoolbord als hulp.

    • Tip: Kijk in de Kennisbank, daar staat ook een kaartje met de klimaatzones.

  3. Kleur de vier grote klimaatzones in.
    Bijvoorbeeld:

    • Tropisch klimaat: groen

    • Droog klimaat: geel

    • Gematigd klimaat: blauw

    • Koud klimaat: paars

  4. Maak een legenda:
    Zet rechtsonder op je blad een legenda met de kleuren en de namen van de klimaten.

  5. Klaar?
    - Zijn de vier klimaatzones op de kaart aangegeven?
    - Staan de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster?
    - Is per klimaatzone aangegeven welke flora en fauna je er aantreft?
    - Zet rechtsonder op je blad een legenda met de kleuren en de namen van de klimaten.

  6. Lever je tekening in bij de docent.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen wat het verschil tussen klimaat en weer is.
  • benoemen welke vier klimaatzones er zijn: tropisch, droog, gematigd, koud.
  • kenmerken noemen van de belangrijkste klimaatzones.

Hoe ging het?

Tijd

  • Had je voldoende tijd om de opdrachten te maken?

Eindopdracht A:

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B:

  • Heeft het tekenen van de klimaatzones geholpen bij wat je moet weten over klimaatzones?

Klimaatfactoren

Klimaatfactoren

Intro

Er zijn vier verschillende klimaatzones op de wereld.

In Nederland is er een gematigd klimaat.
In Polen is er ook een gematigd klimaat.

Toch is het weer in Nederland niet helemaal hetzelfde als in Polen.

Maak nu de opdracht.
Kijk goed of je verschillen kunt vinden tussen het weer in Nederland en het weer in Polen.

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat het klimaat niet overal op aarde hetzelfde is (klimaatverschillen)

  • vertellen waardoor die verschillen in klimaat ontstaan (klimaatfactoren)

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt verschillende klimaatfactoren beschrijven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je onderscheidt vier klimaatzones. Je zoekt op internet in welke klimaatzone een aantal steden liggen.
Stap 2 Je vergelijkt het weer in drie steden in de gematigde klimaatzone; je zoekt informatie daarover op en vult de tabel aan.
Stap 3 Je leert dat het klimaat in een bepaald gebied afhangt van een aantal factoren. Je bekijkt een video en maakt een aantal 'hoe..hoe'-zinnen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippenlijst gaat over klimaten en klimaatfactoren.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan maak je een moodboard over de klimaatfactoren.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verschillen in klimaat

Amsterdam

Klimaatverschillen zijn de verschillen in klimaat tussen plekken.

Bijvoorbeeld: in Nederland is het vaak nat en zacht, maar in Egypte is het heet en droog.

Dat verschil noem je klimaatverschillen.

 

Stap 2: Klimaatfactoren

Er bestaan op aarde meerdere klimaten.

Het klimaat op een plek wordt bepaald door dingen als:

  • De afstand tot de evenaar: In landen dicht bij de evenaar, zoals Brazilië, is het warm.

  • De hoogte: In hoge gebieden, zoals de Alpen in Zwitserland, is het kouder.

  • De ligging bij de zee: In Nederland is het klimaat zachter omdat we dicht bij de zee wonen.

  • De wind en zeestromen: In Engeland brengt de warme Golfstroom warm water en zachtere temperaturen.

Die dingen (zoals afstand tot de evenaar, ligging bij zee, hoogte, wind) zijn klimaatfactoren.

 

Dus:

  • Klimaatfactoren = waarom het klimaat anders is.

  • Klimaatverschillen = hoe het klimaat anders is op verschillende plekken.

Dit filmpje legt uit hoe het komt dat er zulke temperatuurverschillen op aarde zijn.


Afronding

Begrippen

Breedteligging
de afstand van een plek tot de evenaar.

Hoogteligging

Hoe hoog een plek ligt vergeleken met de zeespiegel (het gemiddelde zeeniveau, ook wel NAP genoemd).

Ligging ten opzichte van zee/oceaan
hoe ver een plek van de zee of oceaan ligt.
Boomgrens
de lijn op een berg waarboven het zo koud is dat er geen bomen meer kunnen groeien.
Sneeuwgrens
de hoogte op een berg waarboven altijd sneeuw ligt.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Aanlandige wind
Wind die vanaf de zee het land op waait.
Aflandige wind
Wind die vanaf het land naar de zee waait.
Zeestroom/Oceaanstroom
grote bewegingen van zeewater die altijd doorgaan, veroorzaakt door de warmte van de zon en de wind.

 

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Klimaatfactoren'. Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je jouw score.

Eindopdracht B: Moodboard klimaat

Maak een moodboard. Laat zien welke factoren het klimaat beïnvloeden.

Doe het zo:

  1. Kies een onderwerp. Bijvoorbeeld: poolklimaat, woestijnklimaat, Nederland, of een klimaatverschil.

  2. Zoek plaatjes die passen bij je onderwerp. Denk aan foto’s, stukjes uit tijdschriften, plaatjes van internet, of zelfgemaakte tekeningen.

  3. Kies kleuren die passen bij het gevoel. Bijvoorbeeld wit en blauw voor kou, of geel en rood voor warmte.

  4. Plak alles mooi bij elkaar op een groot vel papier of maak het digitaal (bijvoorbeeld in Canva of Word).

  5. Schrijf eventueel een paar korte woorden erbij die het onderwerp nog duidelijker maken.



Klaar?
Is het duidelijk welk onderwerp het moodboard heeft?

  • Past alles wat erop staat echt bij het onderwerp?

  • Is het netjes en goed verzorgd gemaakt?

  • Zijn er verschillende soorten beelden (foto’s, kleuren, woorden)?

  • Roept het moodboard echt het goede gevoel op dat hoort bij het onderwerp?

 

 

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • uitleggen dat het klimaat niet overal op aarde hetzelfde is (klimaatverschillen)

  • vertellen waardoor die verschillen in klimaat ontstaan (klimaatfactoren)

Hoe ging het?

Tijd

  • Had je genoeg tijd om de opdrachten te maken?

Eindopdracht A

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B

  • Wat vond je van de eindopdracht?
  • Vond je het leuk om het moodboard te maken?

Neerslag

Neerslag

Intro

Weet jij hoe regen ontstaat?
En hoe het kan dat er soms sneeuw of hagel uit de lucht komt?
Of waarom er soms een regenboog verschijnt na een bui?

In deze opdracht ga je dat allemaal uitzoeken.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen
Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • beschrijven hoe neerslag ontstaat.
  • benoemen welke verschillende vormen van neerslag er zijn: regen, sneeuw, dauw, mist, hagel.
  • omschrijven wat het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
Je onderzoekt de rol van het weer in het dagelijks leven.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leest de Kennisbank.

Zo leer je hoe neerslag ontstaat en in welke vorm neerslag valt.

Je maakt een oefening waarin je eerst filmpjes bekijkt en daarna vragen beantwoordt over neerslag.

Stap 2 Je leest een tekst over de neerslaghoeveelheid in Nederland en beantwoordt er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over allerlei vormen van neerslag.
Eindopdracht A Kies je voor eindopdracht A: dan maak je de toets.
Eindopdracht B Kies je voor eindopdracht B: dan ga je samen met een klasgenoot aan de hand van een video een regenmeter maken. Je downloadt ook een werkblad.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Neerslag

Neerslag, zoals regen, ontstaat als water in de lucht afkoelt.
De waterdamp verandert dan in kleine waterdruppels of ijskristallen.
Als er te veel druppels of ijskristallen zijn, worden ze te zwaar.
Ze vallen dan naar beneden als regen, sneeuw of hagel.

Bekijk het filmpje over hoe neerslag, zoals regen, sneeuw, hagel en dauw ontstaat.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Het weer - neerslag.

Stap 2: Neerslaghoeveelheid

Er zijn drie manieren waarop regen kan ontstaan:

1. Stijgingsregen
Als het warm is, stijgt warme lucht op. Bovenin is het kouder, dus de lucht koelt af.
De waterdamp verandert in waterdruppels en het gaat regenen.

2. Stuwingsregen
Als lucht tegen een berg of heuvel aan komt, wordt de lucht omhoog geduwd.
Daarboven is het kouder, dus de lucht koelt af. De waterdamp wordt dan regen.

3. Frontale regen
Als warme lucht en koude lucht tegen elkaar botsen, gaat de warme lucht omhoog.
Daar koelt het af en ontstaat er regen.

Lees in de Kennisbank het onderdeel Soorten neerslag.

Afronding

Begrippen

Neerslag
Water dat uit de lucht komt. Dat kan regen, sneeuw, ijzel, hagel, dauw of mist zijn.
Stuwingsregen
Regen die ontstaat als lucht tegen een berg omhoog wordt geduwd en afkoelt.
Stijgingsregen
Regen die ontstaat in warme gebieden, zoals bij de evenaar, waar warme lucht omhoog gaat en afkoelt.
Front
De plek waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen..
Wolk
Een wolk is een groep hele kleine waterdruppeltjes of ijskristallen die in de lucht zweven.
Hagel
Hagel is regen die bevroren is. De ijsbolletjes noem je hagelstenen.
Sneeuw
Sneeuw is bevroren neerslag. Het bestaat uit kleine ijsvlokjes.
IJzel
IJzel is regen die meteen bevriest als het de grond raakt.
Mist
Mist is een soort wolk die laag bij de grond hangt. Het bestaat uit hele kleine waterdruppeltjes in de lucht.
Dauw

Dauw zijn kleine waterdruppeltjes die je ’s ochtends of ’s avonds op gras of auto’s ziet.

Eindopdracht A: Toets

Test je kennis over neerslag.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je jouw score.

Eindopdracht B: Maak een wolk

Maak je eigen wolk in een potje

Je maakt zelf een kleine wolk en ziet hoe waterdamp verandert in neerslag!
Overleg eerst met je docent of je deze opdracht mag maken.

Let op!: Werk rustig en veilig. Vraag hulp bij het hete water of de lucifer.


Wat heb je nodig? (per groepje)

  • 1 glazen pot met deksel
  • Heet water (vraag je docent!)
  • IJsklontjes
  • Haarspray of lucifer
  • Keukenpapier

Stappenplan

  1. Doe heet water in de pot (ongeveer 1/3 vol).

  2. Droog de binnenkant van het deksel met keukenpapier.

  3. Leg 3–5 ijsklontjes op het deksel (bovenop).

  4. Wacht 1 minuut.

  5. Haal het deksel er kort af en spuit 1x haarspray in de pot (of laat de docent een lucifer uitblazen en in de pot houden)

  6. Doe het deksel snel terug op de pot (met de ijsklontjes erop).

  7. Kijk goed! Wat zie je gebeuren in de pot?


Vragen om te beantwoorden (in je schrift):

  1. Wat stelde het hete water voor?

  2. Wat deed de waterdamp toen het het koude deksel raakte?

  3. Wat gebeurde er daarna?

  4. Wat laat dit experiment zien over neerslag?


 

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • beschrijven hoe neerslag ontstaat.
  • benoemen welke verschillende vormen van neerslag er zijn: regen, sneeuw, dauw, mist, hagel.
  • omschrijven wat het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens is.

Hoe ging het?

Eindopdracht A

  • Kon je de meeste vragen goed beantwoorden?
  • Of zijn er nog dingen die je lastig vond?

Eindopdracht B

  • Wat vond je van de eindopdracht?
  • Is het jullie gelukt een wolk in een potje te maken?
  • Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot?

Extreme klimaten

Extreme klimaten

Intro

Er is een Zuidpool en een Noordpool.

Het klimaat van beide polen is extreem koud.

In het midden van de aarde, rond de evenaar is het klimaat extreem warm.

 

In deze opdracht leer je hoe het is om te wonen in extreem warme of extreem koude omstandigheden.

 

Wat kan ik straks?

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • herkennen wat een extreem klimaat is.

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in koude gebieden zoals de poolgebieden, bijvoorbeeld de Noordpool.

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in een hete en droge plek zoals de woestijn, bijvoorbeeld de Sahara.

Wat ga ik doen?

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1

Je leest de pagina's over koude klimaatzones en droge klimaatzones.

Je beantwoordt vragen over het poolgebied en over woestijnen.

Stap 2

Je bekijkt video's over het leven op de Noordpool en leven in de woestijn.

Je gaat informatie erover verzamelen.

Deze informatie gebruik je in de eindopdracht.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen gaan over droge- en poolklimaten.
Eindopdracht Jullie gaan elkaar een brief schrijven. Hierin beschrijven jullie het verschil van leven in een poolgebied en leven in de woestijn.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Poolgebied en woestijn

Op aarde zijn verschillende klimaten. Bekijk het filmpje:

Klimaatzones van de wereld - Schooltv.nl

Je bekijkt nu hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen. Schrijf bij ieder filmpje tien belangrijke woorden op over wonen in dit klimaat.

Bekijk dit filmpje over leven op de Noordpool:

De Noordpool - Schooltv.nl

Zou jij graag op de Noordpool wonen? Of liever in de Sahara?

Om een kijkje in het leven in de Sahara te hebben, bekijk je nu dit filmpje:

Mohamed woont in de woestijn - Schooltv.nl

Stap 2: Leven in extreme kou/hitte

Afronding

Begrippen

Droog klimaat
Klimaat met weinig neerslag.
Poolklimaat
Koud klimaat.
Woestijnklimaat
Klimaat met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is zeer droog(ongeveer minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Steppeklimaat
Klimaat met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat  (ongeveer 250 tot 500 mm neerslag per jaar).
Toendraklimaat
Koud klimaat. De gemiddelde temperatuur komt in de koudste maand niet boven de -3 °C. In de warmste maand blijft de temperatuur  tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Koud klimaat. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Koud klimaat. Komt bijvoorbeeld voor in de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 millimeter neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.

 

 

Eindopdracht: Brief schrijven

Maak de eindopdracht samen.
Schrijf elkaar een brief.

Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
Beeld je in dat je daar woont en de ander erover wilt vertellen.

De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Je leeft daar en wilt uitleggen wat het leven in de woestijn inhoudt.


Jullie schrijven over deze onderwerpen: huisvesting, vervoer, kleding, voedsel, weer.

 

  • In de gereedschapskist kun je bekijken hoe je een brief schrijft.
  • De brieven bevatten minimaal 150 en maximaal 250 woorden.
  • Je mag er afbeeldingen bij zoeken.
  • Let op dat de brieven niet teveel taalfouten bevatten.

Klaar?
Beoordeel de brief van jezelf en van je klasgenoot.

Let daarbij op:
- staat alle informatie over huisvesting, vervoer, kleding, voedsel en weer in de brief?
- is het geschreven alsof je er zelf woont?
- ziet de brief er verzorgd uit, zijn er afbeeldingen toegevoegd?

 

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • herkennen wat een extreem klimaat is

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in koude gebieden zoals de poolgebieden, bijvoorbeeld de Noordpool

  • uitleggen hoe mensen en dieren leven in een hete en droge plek zoals de woestijn, bijvoorbeeld de Sahara

Hoe ging het?

  • Tijd
    Had je voldoende tijd voor de opdrachten?

  • Eindopdracht 
    Had je voldoende informatie verzameld om een brief te schrijven?
    Hoe verliep de samenwerking met je klasgenoot?

Afsluiting

Kennisbanken

Het thema 'Weer en klimaat' bestaat uit de volgende Kennisbankitems.

Eindopdracht

Je hebt alle opdrachten van het thema 'Aarde, weer en klimaat' gemaakt.
Je sluit het thema af met het maken van 'Het Grote Weer- of Klimaten spel'.

In het spel verwerk je allerlei informatie en afbeeldingen over:

  • het zonnestelsel
  • de aarde
  • verschillende klimaatzones
  • verschillende weertypes.


Bedenk samen met een klasgenoot wat voor soort spel jullie gaan maken.
Voor ideeën en tips kijk in de gereedschapskist!
Jullie hebben ongeveer 2 uur de tijd om het te maken.

Als jullie klaar zijn, spelen jullie het spel met klasgenoten.

Klaar?
Hebben jullie getest of het spel werkt?
Lever het daarna in bij jullie docent.

Beoordeel het spel op de volgende punten:

  • inhoud: hebben jullie een spel gemaakt waarin informatie en afbeeldingen over dit thema verwerkt zijn?
  • inhoud: zijn de spelregels duidelijk, zodat je het spel makkelijk kunt spelen?  
  • vormgeving: is jullie spel origineel en ziet het er mooi vormgegeven uit? Bevat het geen fouten?

Spel maken

Een spel is een creatieve manier om informatie te presenteren. Een deel van de lesstof verwerk je in een spel en door deze te spelen onthoud je de kennis beter. Er zijn veel verschillende soorten spellen waarin je informatie kunt verwerken. Denk bijvoorbeeld aan ganzenbord, memory, galgje, een kaartspel, een dominospel, enzovoorts.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

Uitleggen waar de aarde ligt in ons zonnestelsel.

Toelichten hoe de aarde is opgebouwd:

  • aardkorst;
  • mantel;
  • kern;
  • atmosfeer.

Uitleggen wat het gevolg is van de scheve stand van de aardas:

  • seizoenen;
  • dag en nacht;
  • waar landen liggen op de wereld: meridianen, parallellen, lengte- en breedtegraad.
Benoemen wat de vier klimaatzones zijn in de juiste volgorde aangeven vanaf de evenaar naar de polen.

Vergelijken van de klimaatzones:

  • verschil in temperatuur;
  • verschil in flora en fauna.

Uitleggen waarom het klimaat op plekken anders is door deze klimaatfactoren:

  • breedteligging;
  • hoogte;
  • invloed van zee;
  • ligging van gebergten.
Benoemen welke vier factoren bepalend zijn voor het weer.
Benoemen wat verschillende vormen van neerslag zijn.

Uitleggen wat het verschil is tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.

En aangeven waar deze  regens voorkomen.

Benoemen wat de kenmerken zijn van extreem warm en extreem koude klimaatomstandigheden.
Uitleggen met een voorbeeld hoe mensen zich aanpassen aan extreme klimaten.

Wat vond je moeilijk of makkelijk?

  • Welk onderwerp ging goed?
  • Waar zou je nog extra mee willen oefenen?


Tijd

  • Had je genoeg tijd om alles te maken?
  • Ben je tevreden over je werktempo?


Inhoud

  • Wat heb je geleerd over dit thema?
  • Kun je het verschil uitleggen tussen bijvoorbeeld weer en klimaat?


Eindopdracht A of B

  • Wat vond je van de eindopdracht?
  • Heeft het maken van de opdracht je geholpen om alles beter te begrijpen?
  • Hoe was de samenwerking met je klasgenoten?


Tip: Je kunt een korte samenvatting maken of jouw antwoorden bespreken met een klasgenoot of de docent.

  • Het arrangement Thema: Aarde, weer en klimaat - vmbo12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-07 09:04:33
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema....
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Weer; Systeem aarde; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Aarde - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129339/Opdracht__Aarde___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Extreme klimaten - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129354/Opdracht__Extreme_klimaten___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Klimaatfactoren - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129352/Opdracht__Klimaatfactoren___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Klimaatzones - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129343/Opdracht__Klimaatzones___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Neerslag - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129353/Opdracht__Neerslag___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdracht: Zonnestelsel - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129338/Opdracht__Zonnestelsel___vmbo12

    VO-content Aardrijkskunde. (2025).

    Opdrachten: Het weer - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/129340/Opdrachten__Het_weer___vmbo12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Weer en Klimaat D-toets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.