Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

Uitleggen waar de aarde ligt in ons zonnestelsel.

Toelichten hoe de aarde is opgebouwd:

  • aardkorst;
  • mantel;
  • kern;
  • atmosfeer.

Uitleggen wat het gevolg is van de scheve stand van de aardas:

  • seizoenen;
  • dag en nacht;
  • waar landen liggen op de wereld: meridianen, parallellen, lengte- en breedtegraad.
Benoemen wat de vier klimaatzones zijn in de juiste volgorde aangeven vanaf de evenaar naar de polen.

Vergelijken van de klimaatzones:

  • verschil in temperatuur;
  • verschil in flora en fauna.

Uitleggen waarom het klimaat op plekken anders is door deze klimaatfactoren:

  • breedteligging;
  • hoogte;
  • invloed van zee;
  • ligging van gebergten.
Benoemen welke vier factoren bepalend zijn voor het weer.
Benoemen wat verschillende vormen van neerslag zijn.

Uitleggen wat het verschil is tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens.

En aangeven waar deze  regens voorkomen.

Benoemen wat de kenmerken zijn van extreem warm en extreem koude klimaatomstandigheden.
Uitleggen met een voorbeeld hoe mensen zich aanpassen aan extreme klimaten.

Wat vond je moeilijk of makkelijk?


Tijd


Inhoud


Eindopdracht A of B


Tip: Je kunt een korte samenvatting maken of jouw antwoorden bespreken met een klasgenoot of de docent.