De hond en het bot Een magere, sterke hond, die niet erg goed bekend stond, kwam eens op een dag langs een slagerswinkel. Daar zag hij een hoop smakelijke botten op de toonbank liggen. Hij pakte er een en rende weg. Later, onderweg, passeerde hij een rivier. Halfweg de brug zag hij toevallig zijn spiegelbeeld in het water beneden zich. Omdat hij dacht, dat het een andere hond was, die een even smakelijk kluifje in zijn bek had, besloot hij handelend op te treden. Hij gromde en hapte naar de hond in het water. Hij deed zijn kaken van elkaar om zijn scherpe tanden te laten zien en zo zijn vijand bang te maken. Natuurlijk viel het bot toen prompt uit zijn bek en plonsde het in het water. Het bot zonk naar de bodem buiten zijn bereik en het was voor altijd weg. Wees tevreden met wat je hebt. De krekel en de mier De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was, terwijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door 't gras "Ik vrolijk je wat op," zei hij "Kom, luister naar mijn lied.". Zij schudde nijdig met haar kop: "Een mier die luiert niet!". Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op. Geen larfje of geen sprietje meer: droef schudde hij zijn kop. Doorkoud en hongerig kroop hij naar 't warme mierennest. "Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest Van deze barre winter. Ik betaal met rente terug, Nog vóór augustus, krekelwoord en zweren doe 'k niet vlug!" "Je weet dat ik aan niemand leen," Zei buurvrouw mier toen heel gemeen. "Wat deed je toen de zon nog straalde en ik mijn voorraad binnenhaalde?". "Ik zong voor jou," zei zacht de krekel. "Daaraan heb ik als mier een hekel! Toen zong je en nu ben je arm. Dus dans nu maar, dan krijg je 't warm!" Wie leeft van kunst gaat door voor gek. Vaak lijdt hij honger en gebrek. De vos en de druiven Een eenzame vos, die al een hele tijd geen eten had gehad en die dan ook erg mager was, kwam na veel omzwervingen bij een wijngaard. Er waren rijkelijk veel druiven, die in grote trossen hingen, rijp en zeer geschikt om te eten. Omdat er niemand in de buurt was, sloop de vos stiekem de wijngaard in. Maar - terwijl hij daar inging, ontdekte de vos, dat de druiven heel hoog hingen. Hij sprong er naar, maar miste. En hij sprong nog eens, en nog eens. Maar zijn inspanningen waren vergeefs. De druiven hingen te hoog. Zijn vermoeide lichaam begon pijn te doen door de vele pogingen zijn honger te stillen. Tenslotte, toen de teleurgestelde en boze vos van zijn laatste sprong terugviel, riep hij: "Ik wil de druiven helemaal niet. Ze zijn zuur en helemaal niet geschikt om te eten." Mensen doen alsof ze dingen, die ze niet kunnen krijgen, verachten. De leeuw en de muis Heel lang geleden woonde er in een ver land een machtige leeuw. Eens, toen hij uitgeput van het jagen en van de hitte was, ging hij terug naar zijn hol en viel daar in een diepe slaap. Terwijl hij sliep kwam er een muis voorbij, die in gedachten verzonken, niet oplette waar ze naar toeliep en zò in het hol van de leeuw terechtkwam. Haar kleine oogjes raakten langzamerhand gewend aan het donker. Ze werden steeds groter en groter, want daar voor haar lag het meest gevreesde wezen, dat ze ooit had gezien. Een ogenblik stond ze van schrik vastgenageld aan de grond. Toen sprong ze in paniek naar de deur. Daardoor struikelde de muis over de neus van de leeuw, die wakker werd. De geschrokken muis deed verwoede pogingen weg te komen, maar de grote klauw van de leeuw kwam boven op haar terecht. Ze dacht stellig, dat haar laatste uurtje geslagen had. En het is waar, de leeuw zou haar onmiddellijk verslonden hebben, als de muis haar spraak niet had teruggevonden. "Spaar me, hoogheid," pleitte ze. "Ik heb u per ongeluk beledigd. Uw klauw is tè voornaam om hem te bezoedelen met het bloed van een zò onbeduidende prooi." De grote leeuw keek peinzend naar de muis en overwoog wat hij moest doen. Hij zei niets. Toen, terwijl de muis lag te trillen, beurde de leeuw zijn klauw op en liet hij zijn nietige gevangene vrij. De muis, die bijna niet kon geloven, dat ze zoveel geluk had, rende weg zonder achterom te kijken. Zij vluchtte zo snel ze kon het bos in. Niet lang daarna was de leeuw weer eens aan het jagen in het bos. Per ongeluk liep hij daarbij in een val, die daar geplaatst was door een paar jagers. Hij worstelde wanhopig om uit het net, dat hem verstrikte, te komen. Maar het was vergeefs. Bang en zonder hoop vrij te komen stiet hij zo'n machtig gebrul uit, dat het overal in het bos te horen was. De muis hoorde het gebrul héél in de verte en begon vlug te rennen om de oorsprong ervan te ontdekken. Eindelijk, op een open plek in het bos, vond ze de gevangen leeuw, die ze herkende als dezelfde, die haar leven had gespaard en die haar vrij had gelaten. Zonder veel omslag en zonder angst begon de muis te knagen aan de touwen, die de leeuw stevig vastgebonden hielden. In een ogenblikje hadden de scherpe tanden van de muis het net verscheurd en het edele dier was bevrijd uit zijn gevangenschap. Goed zijn voor voornamen of eenvoudigen is zelden verspild.