Geen van de genoemde getallenparen zijn direct geschikt. We hebben in les 11 immers geleerd dat de getallen onderling relatief priem moeten zijn en in alle vier de gevallen is de ggd ongelijk aan 1. Als we de getallenparen delen door hun ggd zijn ze wel geschikt: In opgave 8: 148104/99=1496 en 47223/99=477. Een geschikt paar is dus (477,1496) In opgave 9a: 96/2=48 en 22/2=11. Een geschikt paar is dus (11,48) In opgave 9c: 47957/31 = 1547 en 32395/31 = 1045. Een geschikt paar is dus (1045,1547)