Bepaal van de volgende (werk)woorden of ze:
A – altijd een persoonsvorm zijn
B – soms een persoonsvorm zijn
C – nooit een persoonsvorm zijn
D – in deze vorm niet bestaan
TIP: het helpt om zinnen te maken met deze woorden!
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.