Haal de werkwoorden, lidwoorden en zelfstandige naamwoorden uit de zin. Noteer ze duidelijk per zin. Heb je een lidwoord gevonden? Benoem of het om een bepaald of onbepaald lidwoord gaat.
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.