Werkwoorden bestaan soms uit twee gedeeltes: een werkwoord met een voorzetsel. Een voorzetsel is bijvoorbeeld in, bij, voor, uit enz. In de zin staan deze delen niet meer aan of bij elkaar.
Voorbeeld:
Hij maakt zijn huiswerk af. ► Het hele werkwoord is afmaken
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.