In deze oefening staat het voltooid deelwoord centraal. Zoek telkens de stam van het woord op. Hier kom je achter door -en eraf te halen. Vervolgens kijk je naar de slotklank van de stam. Zit die in ´t (e) x - f (o) k s c h (aa) p? Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t en anders doe je het met een -d. Kijk eventueel naar de verleden tijdsvorm om te bepalen of de laatste letter een -t of een -d is.