Lees het verhaal van Karel ende Elegast.
Het was nacht en koning Karel de Grote lag te slapen. Opeens schoot hij wakker. Voor de derde keer was in zijn dromen een engel verschenen die tegen hem had gezegd: ‘Ga vannacht uit stelen.’ Drie keer dezelfde droom, dacht Karel. Nu moet ik wel gehoorzamen. Maar wat is de reden dat ik moet stelen? Ik ben rijk en weet niets van stelen. Maar hij verborg zijn gezicht achter een vizier en reed op zijn paard de donkere nacht in… In het bos reed een zwarte ridder hem tegemoet. Een roofridder, dacht Karel. Hij daagde de ridder uit tot een tweegevecht. Dat liep bijna verkeerd af, want de ridder was sterk en listig. Toch wist Karel te winnen en hij vroeg de ridder naar zijn naam. ‘Mijn naam is Elegast,’ antwoordde de ridder. Die naam gaf Karel een schok. Ooit was Elegast een van zijn ridders geweest. Maar hij had slechte dingen gedaan en Karel had hem verbannen van het hof. ‘Ik was ridder van de koning, maar ben verraden,’ vertelde Elegast. ‘Mijn koning weet dat niet. Nu ben ik gedwongen ’s nachts te leven en te roven.’ Karel besloot zijn gezicht verborgen te houden. ‘Laten we samen gaan en uit wraak de koning bestelen,’ stelde hij voor. Maar Elegast werd woedend. ‘Nooit zal ik mijn koning kwaad doen!’ riep hij. Toen Karel dat hoorde glimlachte hij. ‘Goed, goed,’ zei hij. ‘Dan nemen we iemand anders. De buit verdelen we. Ik zal delen, dan mag jij kiezen… Elegast vertelde dat hij van plan was naar het kasteel van Eggeric van Eggermonde te gaan. ‘Hij is degene die mij verraden heeft. Hij heeft mijn plaats bij de koning ingenomen.’ Bij de muur van het kasteel stond Karel te stuntelen en Elegast zei: ‘Laat mij alleen gaan.’ Hij klom over de muur en sloop naar het slaapvertrek van Eggeric. Tot zijn schrik merkte hij dat Eggeric wakker was. ‘Morgen ben ik de machtigste man van het rijk,’ hoorde Elegast hem tegen zijn vrouw zeggen. ‘Morgen als Karel hof houdt, ga ik hem vermoorden.’ Eggerics vrouw, Karels zus, protesteerde heftig, maar Eggeric sloeg haar in het gezicht. Bloed druppelde neer op een handschoen die daar lag. Elegast hield zich stil. Toen Eggeric en zijn vrouw sliepen, stal hij diens zwaard en zadel, nam de handschoen mee en keerde terug naar Karel. Hij vertelde wat hij gehoord had en liet hem de bebloede handschoen zien. Toen wist Karel waarom god hem die nacht uit stelen had gestuurd. ‘Ik moet mijn koning waarschuwen,’ zei Elegast. ‘Maar hij zal niet naar mij willen luisteren.’ ‘Laat mij gaan,’ stelde Karel voor. En zo gingen zij uit elkaar. Karel ging terug naar zijn kasteel Ingelheim en kroop weer in zijn bed. De volgende dag kwamen de ridders naar het hof en Eggeric was er ook bij. Karel liet hem gevangennemen. ‘Ik weet dat je van plan was mij te doden,’ zei hij. Toen gaf hij opdracht om Elegast te zoeken en hem naar het hof te brengen. ‘Ik veroordeel jullie tot een tweegevecht op leven en dood,’ besliste Karel. ‘Dan zullen wij weten wie gelijk had.’ En zo gebeurde het. Het werd een fel gevecht en Elegast won. Koning Karel nam hem terug als ridder. Hij gaf hem Eggerics kasteel en land en diens vrouw. Zo keerde god alles ten goede. |