
De gelijkbenige driehoek in het plaatje staat ook twee keer op het werkblad.
- Teken heel precies de omgeschreven cirkel van driehoek \(ABC\).
- Teken in een nieuwe figuur heel precies de ingeschreven cirkel van de driehoek.
- Leg uit dat de de top van de driehoek, het middelpunt van de omgeschreven cirkel en het middelpunt van de ingeschreven cirkel op één lijn liggen.
De punten binnen driehoek \(ABC\) kun je verdelen in drie soorten: die het dichtst bij lijn \(AB\) liggen, die het dichtst bij lijn \(BC\) liggen en die het dichtst bij lijn \(AC\) liggen.
- Kleur de punten die het dichtst bij lijn \(BC\) liggen.
De punten binnen driehoek \(ABC\) kun je ook verdelen in drie andere soorten: die het dichtst bij punt \(A\) liggen, die het dichtst bij punt \(B\) liggen en die het dichtst bij punt \(C\) liggen.
- Kleur de punten die het dichtst bij \(B\) liggen.