Beantwoord de vragen. Denk eraan dat je de goede tijd van de werkwoordspelling gebruikt, hier wordt alleen naar gekeken. Gebruik voor elk stukje tekst minstens vijf zinnen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.