Kaarten
Ieder kind gaat bijna elke dag van huis naar school, en weer terug. Als je in de buurt van de school woont kun je lopen en kinderen die verder van school wonen kunnen met de fiets.
In kleine dorpen zijn soms geen basisscholen.
De kinderen uit een dorp gaan daarom vaak in de stad naar school.
Hoe lang het duurt voordat je op school bent, ligt aan de afstand tussen jouw huis en de school.
Als je ergens de weg niet weet, kun je op een kaart kijken.
Op een kaart staan straten, wegen en gebouwen. Ook kun je op een kaart rivieren en spoorlijnen vinden. Op een kaart staan ook kleuren. Daaraan kun je herkennen wat een weiland is en wat een bos. Een blauwe kronkellijn is voor een rivier en lichtgroen voor een weiland. Donkergroen is voor de bomen bij het dorp. Behalve kleuren heeft de kaart ook tekens. Die staan in de legenda. Zoals een kruis voor een kerk. Als twee wegen een groot kruis maken op de kaart dan is dat een kruispunt.
Je ziet ook tekens waaraan je kunt zien wat noord of oost is. Alles op een kaart is veel kleiner dan in het echt. Auto’s, mensen of lantaarnpalen staan er niet op.
Alleen dingen die altijd op dezelfde plaats blijven staan. Alles moet kloppen op een kaart want anders kun je gemakkelijk verdwalen.
Je hebt alle vragen beantwoord. Je kunt je antwoorden bekijken door terug te gaan naar de vragen.