t(s) | s (cm) |
0 | 0 |
0,2 | 2 |
0,4 | 9 |
0,6 | |
Teken op ruimtjespapier het (s,t)-diagram van de beweging
Wat kun je zeggen over het verband tussen s en t?
A - Het verband is evenredig
B - Het verband is lineair
C - Het verband is kwadratich
D - Het verband is omgekeerd evenredig
Sietze wil onderzoeken hoe een wagentje beweegt. Om de beweging vast te leggen, gebruikt hij een tijdtikker. Dat is een apparaatje dat met regelmatige tussenpozen stippen zet op een strook papier.
Voor de proef maakt Sietze een strook papier vast aan het wagentje. Daarna geeft hij het wagentje een duw en laat het uitrijden tot het stilstaat. Het wagentje trekt de strook papier ondertussen door de tijdtikker, zodat er een serie stippen op het papier komt te staan.
In de figuur zie je het laatste gedeelte van Sietzes tikkerstrook. De tijdtikkér heeft een frequentie van 50 Hz. Dat betekent dat hij 50 stippen per seconde zet.
Vul de tabel verder in. Tip de afstand tussen de eerste twee stipjes (van links naar rechts) is 3,6 cm. Wanneer dit in jouw afbeelding niet het geval is bereken dan een verhoudingsgetal en vermenigvuldig hiermee al je metingen.
t (s) | s (cm) |
0 | 0 |
0,02 | 3,6 |
Teken het (s,t)-diagram van de beweging en vul de getallen op de assen van de grafiek in.
Een deelnemer aan de triatlon legt de 3,8 km zwemmen af in 2 uur. De 180 km fietsen doet hij in 5 uur. Over de 42 km marathon doet hij 3 uur.
Bereken de gemiddelde snelheid voor elk van de drie onderdelen afzonderlijk.
Bereken de gemiddelde snelheid voor de hele triatlon.
Reken de volgende snelheden om van km/h naar m/s
a Een gewone snelheid voor een wandelaar: 5 km/h.
b Een gewone snelheid voor een fietser: 18 km/h.Reken de volgende snelheden om van m/s naar km/h.
De topsnelheid van een zwemmer: circa 2,0 m/s.
b De topsnelheid van een schaatser: circa 13 m/s.
Gert-Jan rijdt in zijn auto over de snelweg. Hij doet 25 minuten over de afstand Groningen-Drachten (34 km).
Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h. Rond af op twee decimalen.