Theorie

Een tekst bestaat als het ware uit bouwstenen. Een tekst begint met woorden, als je die samenvoegt heb je een zin. Als je verschillende zinnen samenvoegt, krijg je een alinea en tot slot als je de alinea's op de juiste manier samenvoegt, krijg je een tekst. 
Er is een hoofdgedachte, een onderwerp en deelonderwerpen. De hoofdgedachte geeft in één zin weer waar de tekst over gaat. Het onderwerp zegt in één woord waar de tekst over gaat. De deelonderwerpen geven in één woord weer waar iedere alinea over gaat.

Boven de tekst staat de titel. Hierin kan je vaak al een beetje het onderwerp van de tekst vinden. Soms staan er boven de verschillende alinea's ook titels, dit noemen we tussenkopjes. In iedere alinea zit een kernzin. De kernzin geeft de hoofdgedachte van de alinea weer. Het is de belangrijkste zin van de alinea en het is vaak (maar let op, niet altijd!) de eerste zin. 

Een tekst is altijd opgebouwd volgens een vaste structuur. De tekst begint met een inleiding (dit is meestal de eerste alinea, soms zijn het twee alinea's) In de inleiding staat het onderwerp en vaak ook de hoofdgedachte van de tekst. De inleiding is een aandachtstrekker, die de lezer moet overhalen om de hele tekst te lezen. De inleiding eindigt vaak met een vraag, met een mening of met een vooraankondiging.

Na de inleiding volgt het middenstuk. In het middenstuk van een tekst worden de verschillende kanten (deelonderwerpen) van het onderwerp besproken.

De tekst eindigt met het slot (dit is meestal de laatste alinea). In het slot komt vaak de hoofdgedachte van de tekst terug. Dat kan in de vorm van een mening, aanbeveling, conclusie of een korte samenvatting.  Het slot kan beginnen met woorden als 'Kortom....', 'Al met al.....' of 'Dus...'. Het slot heeft als doel dat de boodschap van de tekst goed blijft hangen bij de lezer.

Bekijk het volgende filmpje.
Het filmpje gaat over de hoofdgedachte en het onderwerp in een tekst, maar de theorie geldt ook voor de hoofdgedachte en het onderwerp in een video.

Hoofdgedachte en onderwerp

Tips
Geluids- en beeldfragmenten hebben ook een hoofgedachte en een onderwerp. 
Op het examen wordt er soms naar gevraagd.

  1. Onderwerp: Het onderwerp is waar het gehele fragment over gaat.
    Je kunt het onderwerp aangeven met één woord of een klein groepje woorden.
    Maak dus geen hele zin.
  2. Deelonderwerpen: Een geluids- of beeldfragment kan veel onderwerpen bevatten,
    deze worden deelonderwerpen genoemd.
  3. Hoofdgedachte: De inhoud van een fragment kun je vaak in een zin samenvatten.
    Dit wordt de hoofdgedachte genoemd.