Je kunt een tekst indelen in betekenisvolle delen en de relaties tussen die delen benoemen.
Je kunt in een tekst meningen, feiten en argumenten aanwijzen
Je kunt de inleiding, het middenstuk en een slot van een tekst aanwijzen.
Je kent de tekstverbanden: voorbeeld, opsomming, tegenstelling, reden, middel-doel, oorzaak-gevolg, uitleg, samenvatting, voorwaarde en vergelijking. En kunt hier signaalwoorden bij noemen.
Je kunt alinea's aanwijzen.
Je kunt de kernzin van een alinea benoemen.
Je kunt in een tekst hoofd- en bijzaken onderscheiden en aanwijzen.