Opdracht 1

Opdracht 1

In iedere cel van jouw lichaam zitten chromosomen.
In alle normale cellen zitten 46 chromosomen. Alleen in jouw geslachtscellen zitten er maar 23 chromosomen.

Bij de bevruchting komen de eicel (van de vrouw) en de zaadcel (van de man) samen. Beide hebben 23 chromosomen, dus samen 46 chromosomen. Samen vormen zij de basis voor een nieuwe mens!

Alle eicellen van de moeder hebben het X-chromosoom.

 

De zaadcellen van de vader hebben of het X-chromosoom of het Y-chromosoom.

De zaadcel en eicel samen bepalen of het kind een jongen of een meisje wordt.

XX      =          Meisje
XY      =          Jongen