De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd kun je op drie manieren schrijven.
Enkelvoud:
Na ik schrijf je gewoon de ik-vorm.
Na jij/je/u of hij/zij/het schrijf je de ik-vorm+t.
Meervoud:
Na wij/jullie/zij schrijf je het hele werkwoord.
Bekijk het schema hieronder met de werkwoorden werken en vinden.
Enkelvoud |
ik |
werk |
vind |
jij/je/u |
werkt |
vindt | |
hij/zij/het |
werkt |
vindt | |
Meervoud |
wij |
werken |
vinden |
jullie |
werken |
vinden | |
zij |
werken |
vinden |
Je kunt dus alleen dt krijgen, als er al een d in het werkwoord staat.
De onderwerpen hij, zij, het en zij (meervoud) kun je vervangen door andere woorden, zoals mijn vader, Anne, het hondje van de buurman en de docenten.
LET OP: als er je of jij nĂ¡ de persoonsvorm staat, is er iets speciaals aan de hand. Bekijk hiervoor de uitleg 'je/jij na persoonsvorm tt' onder het kopje hiernaast.
Vind je het nog moeilijk of wil je de uitleg gewoon (nog) eens horen? Bekijk dan het filmpje hieronder.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd https://www.youtube.com/watch?v=T97pFlh68Zc