Voor het spellen van de verleden tijd en het voltooid deelwoord heb je de stam nodig. Het is belangrijk
dat je het verschil kent tussen de stam en de ik-vorm.
De ik-vorm is de vorm die je gebruikt na de eerste persoon enkelvoud, na ik dus.
De stam is de vorm die je krijgt als je van het hele werkwoord –en afhaalt.
Bekijk onderstaande voorbeelden.
Werkwoord |
Ik-vorm |
Stam |
Werken |
Werk |
Werk |
Vinden |
Vind |
Vind |
Lopen |
Loop |
Lop |
Vallen |
Val |
Vall |
Verven |
Verf |
Verv |
Niezen |
Nies |
Niez |
Gluren |
Gluur |
Glur |
Zoals je bij de eerste twee werkwoorden ziet, kunnen de ik-vorm en de stam soms hetzelfde zijn.
Omdat dit lang niet altijd hetzelfde is, moet je toch het verschil weten.
Vind je het nog moeilijk of wil je de uitleg gewoon (nog) eens horen? Bekijk dan het filmpje hieronder.
De stam en de ik-vorm https://www.youtube.com/watch?v=H_DrbLnsrA8