Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Maak eerst onderstaand toetsje over de regels. Je mag pas aan de volgende opdrachten beginnen als je alles goed hebt! Maak je een fout, lees dan de theorie opnieuw door en bekijk de filmpjes.

Als je alles goed hebt beantwoord in het toetsje, mag je aan de volgende opdracht beginnen. Bij deze opdracht moet je de werkwoorden vervoegen.

Had je nul of één fout, dan ben je klaar. Je kunt doorgaan met het volgende deel van B dat je moet doen. Bekijk wel nog even je ene fout. Wat heb je gemist?

 

Had je twee of drie fouten dan mag je door naar de volgende oefening. Lees wel eerst de theorie van de persoonsvorm tegenwoordige tijd nog eens door of bekijk het filmpje. Schrijf op hoeveel fouten je had en waarom je het fout had: wat moest het zijn?

 

Had je vier of meer fouten moet je de theorie nog eens goed bekijken. Lees eerst de theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd door. Bekijk óók het filmpje. Schrijf in je schrift welke zinnen je fout had en wat jouw antwoord was. Kijk met de theorie erbij wat het goede antwoord moet zijn. Schrijf ook per fout op waarom je antwoord fout was en hoe je weet wat het nu wel moet zijn. Maak nu de oefening opnieuw.

Had je nul of één fout, dan ben je klaar. Je kunt doorgaan met het volgende onderdeel van B dat je moet doen. Bekijk wel nog even je ene fout. Wat heb je gemist?

 

Had je twee of meer fouten moet je de theorie nog eens goed bekijken. Lees eerst de theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd door. Bekijk óók het filmpje. Schrijf in je schrift welke zinnen je fout had en wat jouw antwoord was. Kijk met de theorie erbij wat het goede antwoord moet zijn. Schrijf ook per fout op waarom je antwoord fout was en hoe je weet wat het nu wel moet zijn. Maak nu de oefening opnieuw.

 

Moet je de oefening voor de tweede keer opnieuw maken, roep dan je docent erbij.