Turks fruit - Jan Wolkers

De roman Turks fruit van Jan Wolkers is een zeldzaam mooi en boek. Het is een liefdesverhaal.

Het boek is inderdaad opgedragen aan Olga Stabulas, terwijl het vrouwelijk hoofdpersonage ook Olga heet. Bovendien is de vertellende ik-figuur een beeldhouwer, net als Jan Wolkers zelf.

Na zeven boeken waarin steeds weer de relatie van de schrijver tot zijn ouderlijk milieu werd afgeschilderd, komt «Turks fruit» als een verrassende vernieuwing, al was deze reeds min of meer aangekondigd in Wolkers' vorige roman «Horrible Tango». Thans werd een volledig nieuw thema aangeboord: de ondergang van een huwelijk.

Wanneer men het verhaal van «Turks fruit» reduceert tot zijn schema, merkt men dat de intrige eigenlijk erg sentimenteel is, maar het geheel is zo briljant geschreven, zo knap geconstrueerd, getuigt van een meesterlijke opmerkingsgave wat kleine details uit het dagelijkse leven betreft, dat men onwillekeurig terugdenkt aan de grootse eenvoud van «De Avonden» van G.K. van het Reve.

Gans het boek is eigenlijk opgebouwd met de herinneringen van de ik-figuur, die zijn heimwee naar de verloren liefde van zijn vrouw uitschrijft. In zijn wanhopig verlangen naar deze vrouw roept hij in zijn verbeelding de verschillende scènes van hun liefdesgeluk weer op, maar zijn relaas is eerder een lange klacht om de gruwelijke zinloosheid van het menselijk bestaan.

Wanneer het verhaal aanvangt, heeft de mooie, roodharige en curvenrijke Olga reeds de ik-figuur verlaten, zodat het boek onmiddellijk begint op de typische droefgeestige en tegelijk harde, nuchtere toon: «Ik was aardig in de rotzooi terechtgekomen nadat ze bij me weggegaan was. Ik werkte niet meer, ik at niet meer.» Opvallend is de sterke erotische inslag van deze roman, die we bij Wolkers niet gewoon zijn. Wat de sekstaferelen betreft, moet «Turks fruit» zeker niet onderdoen voor de romans van Jan Cremer of «Gangreen I» van Jef Geeraerts. De ik-figuur is als het ware seksueel bezeten door de jonge vrouw Olga en deze bezetenheid lijkt niet te verminderen wanneer zij zijn echtgenote is geworden. Integendeel, het overmatige seksueel verlangen van de man (hij eist zijn vrouw soms tot zeven maal op een dag op) ligt aan de basis van de ondergang van het huwelijk. Olga zal hem verlaten, het komt tot een echtscheiding en voor haar zullen de mislukte huwelijken elkaar opvolgen.

Volledig nieuw bij Wolkers is de humor die hij bij de seksualiteit betrekt. In zijn erotische esbattementen wordt de ik-figuur telkens weer belachelijk gemaakt en de grappen die Wolkers vertelt zijn bovendien telkens zeer geslaagd. Dit is het vreemde bij dit boek, een zeer droevig, zelfs een tragisch verhaal, en tegelijk is het ook een bijzonder humoristisch boek.

Wolkers heeft in deze roman ook een aantal merkwaardige portretten geschilderd. De ik-figuur wordt verteerd door zijn levensdrift. Helder en direct worden de ontladingen van zijn emoties, drift en agressiviteit beschreven.
Olga voelt aan hoe zij ten onder gaat onder deze consumerende liefde, die volledig haar persoonlijkheid vernietigt. Zij kan niet anders dan deze man verlaten om zelf nog enige kans op leven over te houden.

Als een stukje menselijke miserie wordt de schoonvader beschreven die ontgoocheld in een crapaud vegeteert en volledig door zijn vrouw wordt gedomineerd.

De haat voor de vader, die in het vroeger werk van Wolkers steeds het hoofdthema uitmaakte, heeft thans een metamorfose ondergaan en komt tot uiting in de beschrijving van de schoonmoeder, die het karikaturale benadert. Wolkers agressiviteit komt volledig tot uiting in zijn portret van deze enggeestige burgervrouw, die eerst het leven van haar man heeft vernietigd en nadien het geluk van het jonge echtpaar wil breken.

Benevens de nieuwe elementen van erotiek en humor vindt men in «Turks fruit» trouwens nagenoeg het hele arsenaal van Wolkers' vroegere thematiek weer, zij het in sterke mate vernieuwd. Dood, verderf en ondergang, gruwel en zinloosheid van het leven, hardheid en wreedheid komen weer terug, maar de sadistische details zijn nu fel verzacht.

Tot tweemaal toe wordt de dood van een dier beschreven. Eerst is er de mooie scène waarin kinderen een dode mus vinden. «Vlak onder ons raam begroeven ze hem in het plantsoen. Op zijn rug met zijn kopje boven de aarde omdat hij anders zand in de oogjes zou krijgen.» Later wordt de dood van een eendje beschreven, dat door Olga werd gekoesterd en door de ik-figuur per ongeluk wordt doodgetrapt. «Terwijl ik achteruitliep om van een afstand naar het beeld en Olga te kijken trapte ik op hem. Er klonk een gekraak of er een houten raamwerkje in hem zat. Stuiptrekkend lag hij aan mijn voeten en Olga kromp met een schreeuw in elkaar.» Met enkele kernachtige woorden weet Jan Wolkers bijzonder sterk een scène op te roepen, die telkens functioneel blijkt te zijn en zodanig in het geheel is geïntegreerd dat zij ongemerkt een voorbode is van de ontknoping. Ook keren vaak gelijkaardige scènes terug, zoals de braakscène van de hond en deze van de ik-figuur, waardoor blijkt hoe deze tonelen eigenlijk dubbele bodems hebben en door de constructie van het boek heen naar elkaar verwijzen.

Na haar mislukte huwelijken en haar zwerftocht keert Olga tot de ik-figuur terug, maar een hereniging blijkt onmogelijk. Olga zal sterven aan een hersentumor, die haar langzaam het bewustzijn en het gezicht zal ontnemen. De ik-figuur, die nooit het verlies van deze liefde heeft kunnen aanvaarden, zal nu zijn trouw tot aan de dood bewijzen. Wanneer hij de stervende vrouw een rode pruik brengt en haar deze op haar laatste tocht laat behouden, bereikt Wolkers een beklemmend slot van een aangrijpende soberheid.

Jan Wolkers blijkt niet bang om de menselijke emoties te beschrijven en aldus het gevaar te lopen om in sentimentaliteit te vervallen. Dat hij dit romantisch verhaal zo realistisch beschrijft, dat men in het autobiografisch karakter ervan kan geloven, is meer dan een krachttoer.

«Turks fruit» is een voorbeeld van virtuose schriftuur, een van de aangrijpendste romans van de laatste jaren.

 

Bron: https://www.scholieren.com/recensie/33822