Tekst over ontstaan sterren

Sterren bestaan niet voor altijd. Net als mensen maken sterren een levensloop door, ze worden geboren en sterven weer. De vorming van een nieuwe ster begint eigenlijk met het sterven van een zware ster. De ster knalt aan het eind van zijn leven uit elkaar. Deze explosie noemen we een supernova.
 
In het melkwegstelsel bevinden zich grote stofwolken, die allemaal uit gasdeeltjes bestaan. Daarom noemen we deze stofwolken ook wel interstellair gas. Als er dicht bij de plek van de supernova van deze stof- en gaswolken rondzweven, dan zorgt de kracht van de supernova ervoor dat zo’n stofwolk uiteen valt in kleinere deeltjes. Dit zijn voor het grootste gedeelte waterstofmoleculen.
 
Doordat op deze gasdeeltjes zwaartekracht werkt, trekken ze elkaar aan en ontstaat er een gasbol. Hoe dichter de gasdeeltjes bij elkaar komen (hoe groter de dichtheid wordt), hoe sneller de gasbol gaat ronddraaien en hoe hoger de temperatuur stijgt. Er ontstaat dan een hete gasbol en dat noemen wij een ster.
 
De deeltjes in de gasbol blijven net zolang samentrekken totdat de temperatuur en dichtheid groot genoeg is voor kernfusies. Bij kernfusiessmelten twee lichte atomen samen tot een zwaarder atoom. Bij de kernreactie bij het ontstaan van een ster smelten twee waterstofatomen samen tot één heliumatoom. Dit heliumatoom wordt dan de kern van de pasgeboren ster. Zo’n ster staat dan aan het begin van zijn levenscyclus, daarom noemen we het een protoster.