Voordat je je werkplan opschrijft, moet je eerst (in je logboek of op een kladblaadje) bedenken wát je precies moet gaan doen en hóe je dat moet doen.
Maak daarbij gebruik van de volgende hulpmiddelen:
Bij grotere opdrachten voer je eerst een 'gidsexperiment' uit om te zien of het experiment wel kan, op de manier die jij bedacht hebt. Op grond van de resultaten van je gidsexperiment stel je je werkplan bij.
Als je weet wat je gaat doen en hoe je het gaat doen, schrijf je al je ideeën in de vorm van een werkplan uit.