Het meetplan beschrijft het experiment dat je gaat uitvoeren en bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Grootheden / handelingen
De grootheden die je tijdens het experiment moet meten of de handelingen die je tijdens het experiment moet doen om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Als je de grootheden uit je onderzoeksvraag niet direct kunt meten, maar bepaalt uit andere grootheden geef je bovendien aan van welke formules je gebruik gaat maken. Bij een onderzoek naar het verband tussen twee grootheden geef je aan welke grootheid de onafhankelijke grootheid is (d.w.z. de grootheid waarvan je zelf de waarde verandert) en welke de afhankelijke (dus de grootheid die daardoor mee verandert).
2. Opstelling en benodigdheden
De meetinstrumenten en andere benodigdheden die je gaat gebruiken om je metingen te doen. Maak een tekening van de proefopstelling!
3. Meetomstandigheden / blanco's
Geef aan welke omstandigheden (grootheden) tijdens het experiment constant moeten blijven, omdat ze anders de uitkomst van het experiment zouden kunnen beïnvloeden. Leg ook uit hoe je ervoor zorgt dat die omstandigheden niet veranderen en hoe je dat controleert. Beschrijf welke controleproeven (blancoproeven) je gaat uitvoeren.
4. Werkwijze
De werkwijze (methode): een nauwkeurige (liefst stapsgewijze) beschrijving van alle handelingen die je gaat verrichten. Vermeld hierbij ook hoe je de nauwkeurigheid van de proef zo groot mogelijk gaat maken.
5. Lege tabellen
Tabellen voor de meetresultaten. Door die in je werkplan op te nemen verklein je de kans dat je tijdens het meten iets vergeet te noteren. Maak de tabellen al in de juiste lay out (rijen, kolommen, denk aan grootheden en eenheden).
6. Veiligheid
De eventuele risico’s die voor jezelf of anderen aan het experiment zijn verbonden. Geef aan hoe je die risico’s zo klein mogelijk maakt.