Sterke versus zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die zo sterk zijn dat in de verleden tijd de klinker in de stam verandert: singen - sang (zingen - zong).
- Andere voorbeelden zijn:
trinken - trank (drinken-dronk), schreiben - schrieb (schrijven, schreef)
- Zwakke werkwoorden zijn zwak; ze veranderen niet van klinker in de verleden tijd:
machen - machte (maken - gemaakt).
- Andere voorbeelden zijn:
reisen - reiste (reizen - reisde), kaufen - kaufte(kopen - kocht)