Voorzetsels met lidwoord

De belangrijkste samentrekkingen van voorzetsels en lidwoorden zijn:

   
an +  das = ans in + das = ins
an + dem = am von + dem = vom
bei + dem = beim zu + der = zur
in + dem = im zu + dem = zum

 

Voorbeelden:  
Hij ging bij het raam staan. Er stellte sich ans Fenster.
Hij stond bij het raam. Er stand am Fenster.
Bij de bakker was ingebroken. Beim Bäcker war eingebrochen worden.
Het was donker in de gang. Es war dunkel im Flur.
Ze gingen naar de bioscoop. Sie gingen ins Kino.
Van vader kreeg ik geld voor mijn verjaardag. Vom Vater bekam ich Geld zum Geburtstag.


Let op:
Als je de klemtoon legt op het lidwoord kun je het niet samenvoegen.

Bij dié bakker moet je ook geen brood kopen!
➜ Bei dem Bäcker soll man auch kein Brot kaufen!
Naar dié disco ga ik nooit meer!
➜ Zu der Disko gehe ich nie wieder!

Let op:
Soms kom je wel eens tegen: aufs, durchs, hinterm, fürs, ums, übers, ü, unters, unterm, vorm, vors.

Dit zijn typische vormen uit de gesproken taal. In de schrijftaal kom je ze (nog) niet vaak tegen.