Weet jij het verschil tussen een sterk en een zwak werkwoord? Zo niet, zoek dat dan op voor je verder leest.
Zwakke werkwoorden worden regelmatig (= altijd hetzelfde) vervoegd.
Dat maakt het makkelijker ze te leren. Om deze werkwoorden te kunnen vervoegen is het wel belangrijk de stam van het werkwoord te bepalen. Dat doe je in het Duits meestal door '-en' van het werkwoord af te halen.
Voorbeelden:
Werkwoord | Stam | Nederlands |
---|---|---|
spielen | spiel- | spelen |
kommen | komm- | komen |
arbeiten | arbeit- | werken |
reisen | reis- | reizen |
Soms hebben werkwoorden geen 'e' voor de 'n' en kan de 'e' er dus ook niet af gehaald worden:
Voorbeelden:
Werkwoord | Stam | Nederlands |
---|---|---|
regeln | regel- | regelen |
segeln | segel- | zeilen |
Het makkelijke van zwakke werkwoorden is dat achter de stam van het werkwoord voor elke persoon een vaste uitgang komt.
Als je deze uitgangen leert kun je veel van de Duitse werkwoorden zonder problemen vervoegen in de onvoltooid tegenwoordige tijd.
We gaan nu naar drie voorbeelden kijken!