Liberalen wilden dat de staat zich zo min mogelijk bemoeide met het leven van mensen. Iedereen was zelf verantwoordelijk voor zijn geluk.
Socialisten waren het daar niet mee eens. Zij wilden juist dat de staat zou zorgen voor goede werkomstandigheden en een normaal loon voor de arbeiders.
Naast de liberalen en socialisten was er nog een derde groep: de confessionelen (gelovigen).
De confessionelen bestonden uit twee groepen: de katholieken en de protestanten.
Liberalen wilden een sterke scheiding tussen kerk en staat.
De meeste socialisten vonden de kerk een nutteloze organisatie.
De confessionelen wilden juist dat het geloof de basis was van de politiek.
Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over de politieke situatie in de 19e eeuw: