Sterke versus zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die zo sterk zijn dat in de verleden tijd de klinker in de stam verandert: singen - sang (zingen - zong).

Andere voorbeelden zijn:
trinken - trank (drinken-dronk), schreiben - schrieb (schrijven, schreef)

Zwakke werkwoorden zijn zwak; ze veranderen niet van klinker in de verleden tijd:
machen - machte (maken - gemaakt).

Andere voorbeelden zijn:
reisen - reiste (reizen - reisde), kaufen - kaufte (kopen - kocht)

Immer wieder der Stamm!
Bij zowel zwakke als sterke werkwoorden is het belangrijk dat je de stam van het werkwoord kunt vinden. Dat gaat bij sterke en zwakke werkwoorden gelukkig op dezelfde manier. Zoals je je misschien wel herinnert, vind je de stam van het werkwoord in de Duitse taal door de uitgang -(e)n aan het eind van het hele werkwoord weg te laten.

Hele werkwoord Stam
trinken trink-
hören hör-
fliegen flieg-
sammeln sammel-


Achter deze stam plakken we nu telkens een uitgang. De uitgangen zijn: ich -e, du -st, er/sie/sie -t, wir -en, ihr -t, sie/Sie -en voor zowel zwakke als sterke werkwoorden.
Alleen de modalverben (zie thema 3) hebben andere uitgangen.