Vragen over de klimaten van Europa
In Europa zijn verschillende klimaten. Aan de hand van de volgende opdrachten ga je deze bekijken. We gebruiken hiervoor de atlas (bv. BB 56) en de kaartjes die je hier voor in deze Wikiwijs zag. Je mag natuurlijk ook online zoeken. De informatie die je gaat vinden door middel van deze opdrachten kun je gebruiken bij het maken van de opdracht "Klimaten in Europa".
1. Welk klimaat heeft Nederland volgens de kaart?
2. Op welke breedtegraad ligt Nederland?
3. Wat is de meest voorkomende windrichting in Nederland.
Zeewater verandert veel minder snel van temperatuur dan het het land. In het voorjaar duurt het dus een aantal maanden voordat het zeewater is opgewarmd tot bijvoorbeeld 18 graden Celsius. De wind brengt dan ook in het voorjaar en aan het begin van de zomer koele lucht mee van zee naar ons land. Vandaar dat de gemiddelde temperatuur van ons klimaat in de zomer niet zo hoog is. In de winter werkt het eigenlijk andersom. Het zeewater doet er ook langer over dan het land om af te koelen. De aanlandige wind die over zee komt zorgt ervoor dat de temperatuur op hat land in de herfst en de winter nog heel aangenaam is.
4. Wat zijn (ecomomische) voordelen van ons zachte klimaat?
Naast dat we een zacht klimaat hebben door de gematigde ligging (breedtegraden) en een aanlandige wind hebben we ook te maken met een warme zeestroom. Deze zeestroom komt vanaf de Golf van Mexico op lage breedte over de Atlantische oceaan naar West- Europa.
5. Geef met voorbeelden aan op welke gebieden in Europa deze zeestroom zeker invloed heeft. Voor welke 2 klimaatelementen zorgt deze warmere zeestroom?
Ook de bergen in Europa zijn van grote invloed op de klimaten op ons continent.
6. Noem minstens 3 grote hooggebergten in Europa.
7. Geef met bewijzen aan dat de Alpen zorgen voor een scheiding van klimaatgebieden.
8. Als je kijkt naar het Scandinavisch Hoogland dan zie je een duidelijke scheiding als het gaat om de neerslag. Geef aan wat ik hier mee bedoel.
De wind die over de zee naar het land waait, de aanlandige wind, neemt ook veel neerslag mee. De wind blaast deze regenwolken tegen de bergen aan. Hoe hoger de bewolking komt des te meer koelt hij af. De stijgende koudere lucht gaat condenseren. Lucht met waterdamp verandert zo langzaam in waterdruppels. Als de wolken vol zitten met waterdruppels dan begint het te regenen of te sneeuwen. De zijde van de berg waar tegen dit gebeurt noemen we de loefzijde dit is dus de vochtige zijde. De droge kant van de berg waar de uitgeregende lucht over heen stroomt noemen we de lijzijde van het gebergte.
9. Geef voor het Scandinavisch Hoogland aan wat de loefzijde is en welke zijde de lijzijde is.
10. Geef voor de Alpen aan welke kant meestal de loefzijde is en welke de lijzijde.
11. Aan welke zijde van de bergen ontstaan de meeste rivieren?