Hieronder vind je alle Woorden van de Dag waar je in deze WikiWijs mee gaat werken.
Lees ze voordat je begint aan de oefeningen nog een keer door. Tijdens het oefenen kun je hier ook weer terugvinden wat een woord betekent, wanneer je er even niet meer uit komt.
De woorden zijn op alfabetische volgorde gerangschikt.
Woord | Betekenis | |
1. | de aanleiding | de gebeurtenis die iets anders tot gevolg heeft |
2. | aanzwengelen | op gang brengen, stimuleren |
3. | in acht nemen | aandacht hebben voor, iets respecteren |
4. | de adoptie | het aannemen van een persoon als kind |
5. | afschaffen | buiten gebruik stellen, tot een einde brengen, beëindigen |
6. | het alternatief | 1. de keus latend tussen twee zaken of mogelijkheden, 2. anders dan de massa |
7. | de analyse | de ontleding van iets: een situatie, tekst, toespraak, etc. |
8. | anoniem | 1. naamloos, ongetekend; 2. waaraan je geen naam kunt toekennen |
9. | associëren (met) | verbinden (met), in verband brengen (met) |
10. | de attitude | de houding, het gedrag |
11. | het attribuut, de attributen | 1. Het symbolische kenmerk (ev), 2. de benodigdheden, de gereedschappen (mv) |
12. | baat hebben bij | voordeel hebben van |
13. | begeren | sterk verlangen, sterk wensen |
14. | beheersen | 1. Je bedwingt je, je laat je gevoelens niet merken; 2. Je kent iets |
15. | beïnvloeden | op iets of iemand inwerken, invloed uitoefenen op |
16. | beleven | 1. ondervinden, ervaren; 2. getuige zijn van |
17. | bestuderen | iets nauwkeurig onderzoeken |
18. | bevatten | 1. inhouden; 2. begrijpen |
19. | de bezegeling | de bevestiging, de bekrachtiging |
20. | bovendien | behalve dat, ook nog |
21. | de commotie | de drukte, de opwinding bij een grote groep mensen |
22. | constateren | vaststellen |
23. | content | tevreden |
24. | continu | voortdurend, de hele tijd |
25. | creëren | iets nieuws maken, iets doen ontstaan |
26. | cruciaal | van groot belang, doorslaggevend, beslissend |
27. | desondanks | ondanks dat, afgezien daarvan |
28. | dicteren | 1. voorzeggen om te laten opschrijven; 2. zonder onderhandeling opleggen (je legt op wat anderen uit moeten voeren) |
29. | dientengevolge | als gevolg van |
30. | eventueel | mogelijk |
31. | de expert | de deskundige |
32. | het fenomeen | een waarneembaar (natuur)verschijnsel |
33. | formuleren | onder woorden brengen, iets verwoorden |
34. | halveren | 1. middendoor snijden, 2. iets tot de helft (laten) teruglopen |
35. | humaan | menselijk, menslievend |
36. | illustreren | 1. met afbeeldingen versieren, 2. toelichten |
37. | immers | want, namelijk |
38. | intensief | 1. krachtig; 2. diepgaand |
39. | interpreteren | uitleggen, verklaren wat de betekenis of bedoeling is |
40. | de kandidaat | 1. Iemand die in aanmerking wil komen voor een functie, baan enz.; gegadigde 2. iemand die zich aanmeldt voor een examen |
41. | de kwestie | 1. het vraagstuk, het probleem; 2. de aangelegenheid, de zaak |
42. | ludiek | speels, met het karakter van een spel |
43. | metamorfose | 1. algehele verandering van uiterlijk, 2. gedaanteverwisseling (dierkunde) |
44. | mettertijd | in de loop van de tijd |
45. | nationaal | 1. een heel volk betreffend, landelijk; 2. van alle inwoners van een bepaald land; 3. blijk gevend van liefde voor het eigen volk. |
46. | nauwelijks | 1. bijna niet, amper 2. nog maar pas |
47. | nuttig | bruikbaar, voordelig |
48. | officieel | 1. echt, wettig; 2. wat goedgekeurd is door een organisatie of de overheid |
49. | het onderscheid | het verschil |
50. | ontleden | iets in kleine stukjes verdelen om het nauwkeuriger te kunnen bestuderen |
51. | in het oog springen | opvallen |
52. | opheffen | 1. het bestaan beëindigen van, afschaffen; 2. optillen |
53. | opzienbarend | verbazingwekkend |
54. | de peiling | de meting (van wat iemand ergens van vindt) |
55. | plausibel | geloofwaardig |
56. | de poëzie | 1. de dichtkunst; 2. de gedichten, de verzen |
57. | de potentie | de kracht om iets te doen, het vermogen |
58. | de prognose | de voorspelling, de verwachting |
59. | de ravage | de vernieling, het resultaat van een verwoesting |
60. | relatief | betrekkelijk, in vergelijking met iets anders |
61. | de scepsis | de twijfel |
62. | secuur | zorgvuldig, precies |
63. | sinds | vanaf het tijdstip dat |
64. | slechts | 1. alleen maar; 2. niet meer dan |
65. | speculeren | 1. dingen bedenken die misschien waar kunnen zijn, zouden kunnen zijn gebeurd of kunnen gebeuren, 2. kopen en verkopen waarbij er winst wordt gemaakt |
66. | sporadisch | zelden, zeldzaam |
67. | tevergeefs | zonder succes |
68. | tonen | laten zien |
69. | de trend | 1. de ontwikkelingslijn, de richting; 2. de mode |
70. | verantwoord | te rechtvaardigen, eerlijk en correct |
71. | verrichten | doen, uitvoeren |
72. | vervolgens | nadien, daarna |
73. | onder vuur liggen | flinke kritiek krijgen |
74. | zodat | met het gevolg dat |
75. | iemand de zwartepiet toespelen | iemand als schuldige aanwijzen |