Bedenk een quiz met tien meerkeuzevragen bij je eigen presentatie over een dier (stap 6).
De quiz moet gaan over de hoofdzaken die je hebt besproken.
Elke meerkeuzevraag heeft drie antwoordmogelijkheden: A, B en C.
Denk erom dat het juiste antwoord niet teveel mag opvallen - dan wordt het te gemakkelijk.
Noteer de 10 vragen en daaronder een lijst met de juiste antwoorden.
Wissel de quiz uit met een medeleerling.
Controleer bij de quiz van je klasgenoot de volgende zaken:
- Zijn de vragen goed geformuleerd en zonder spelfouten? Verbeter indien nodig.
- Valt het juiste antwoord niet teveel op? Verbeter indien nodig.
- Bespreek elkaars verbeteringen.