Bij rijm is er sprake van herhaling van een klank. Dat kunnen hele woorden zijn (Sneek, keek), maar ook voor een deel (ik, leeuwerik).
Er zijn verschillende vormen van rijm. De bekendstevorm is volrijm (vaak rijm aan het eind van de versregel.)
voorbeeld:
Hoe ik mijn haar ook kam, bij kaars- of neonlicht
Wat er ontstaat is nooit een eigentijds gezicht
Slapen...schapen of hoop...doop of woningen...koningen
Maar het kan ook anders: dat woorden met dezelfde letter beginnen: alliteratie
de geinige geit
blaatte blij tegen de boot
Lisa vertelt in het filmpje van Klokhuis over deze manier van rijmen. Kijk het anders nog even een keer terug.
Oefen maar eens met onderstaande twee versregels.
De wolken willen weg,
de zee zinkt zacht en zoetjes neder
Het kan nog anders: dat dezelfde klinkers rijmen. (Dus de a, e, i, o, u, y) Dat noem je assonantie
Gisteren was ik van streek
Vandaag ben ik weer heel
Morgen maak ik opnieuw een troep
Doch overmorgen is alles weer goed.