| Het fluitketeltje
 Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis,
 het keteltje staat op het kolenfornuis,
 de hele familie is uit,
 en het fluit en het fluit en het fluit: túúúút
 
 De pan met andijvie zegt: Foei, o, foei!
 Hou eindelijk op met dat nare geloei!
 Wees eindelijk stil asjeblief,
 je lijkt wel een locomotief.
 
 De deftige braadpan met lapjes en zjuu
 zegt: Goeie genade, wat krijgen we nu?
 Je kunt niet meer sudderen hier,
 ik sudder niet meer met plezier!
 
 Het keteltje jammert: Ik hou niet meer op!
 Het komt door m'n dop! Het komt door mijn dop!
 Ik moet fluiten, zolang als ik kook
 en ik kan het niet helpen ook!
 
 Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
 en het keteltje staat op het kolenfornuis,
 het fluit en het fluit en het fluit.
 Wij houden het echt niet meer uit... Jullie?
 
 Auteur: Annie M.G. Schmidt
   | De blikken fluit
 Er was eens een arme jongen
 Die had een blikken fluit.
 Daar blies hij de zonderlingste
 En raarste liedjes uit.
 
 De ouden schudden hun hoofden.
 De wijzen werden kwaad.
 De koning en zijn ministers
 Verjoegen hem van de straat.
 
 Maar alle jongens en meisjes
 Gingen er heimlijk op uit
 En luisterden 's nachts in het duister
 Naar het lied van de Blikken Fluit.
 
 Auteur: Daan Zonderland
 
 
   |