In deze theorie gaan wij in op vijf verschillende soorten voornaamwoorden.
Zelfstandig naamwoord
Je kunt er een lidwoord (de, het, een) voorzetten, dingen die je ziet. Bijna alle zelfstandige naamwoorden hebben een meervoudsvorm (tafel-tafels). Het is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. Ook namen (Laura, Amsterdam) zijn zelfstandige naamwoorden.
Het boek ligt op de tafel in de gang. -> boek, tafel, gang = zn
Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over zelfstandige naamwoorden.
De bruine tafel -> bruine zegt iets over het zelfstandig naamwoord ‘tafel’. Bruine is dus het bn.
Persoonlijk voornaamwoord
Hulpmiddel: verander het woord in ‘Jaap’. Deze woorden verwijzen vaak naar levende wezens.
Ik geef mijn moeder een cadeau. -> Jaap geeft mijn moeder een cadeau. -> ik = pers.vnw.
Bezittelijk voornaamwoord
Hulpmiddel: verander het woord in ‘Jaaps’. Het is iemands bezit, het is van hem.
Ik geef mijn moeder een cadeau. -> Ik geef Jaaps moeder een cadeau. -> mijn = bez.vnw
Aanwijzend voornaamwoord
Je kunt er echt naartoe wijzen.
Die jongen die daar loopt. -> DIE jongen. -> die = aanw.vnw