We hebben gezien dat iedere toonladder een eigen aantal kruizen en mollen heeft (aantel tonen waar een kruis (-is) of mollen (-es) bij komt.
Je kan dat heel gemakkelijk bepalen met de kwintencirkel.
Je krijgt een kwintencirkel door vanaf de C steeds een kwint verder te gaan tot je weer uitkomt bij de C.
Met de klok mee...
Een kwintencirkel is eigenlijk de ultieme spiekbrief. Als je met de klok mee kijkt komt er vanaf de C steeds een kruis bij. Welke dat zijn kun je ook zien in de kwintencirkel. Dat begint vanaf de fis, cis, gis, dis, etc etc.
Tegen de klok in....
Als je tegen de klok ingaat vanaf de C, komt er steeds een mol bij. Ook de volgorde van de mollen staat in de cirkel: Bes, es, as, des, ges etc.
Ook kun je achterhalen wat de paralleltoonsoort aflezen: De groene letters in het midden van de cirkel laat de natuurlijke mineur toonladders zien.
Maak opdracht 27
Je kan aan bladmuziek zien in welke toonsoort een lied staat. Je moet dan letten op de volgende kenmerken:
Dus: je ziet een mol aan de sleutel. (dat is dan de ______). De slotnoot is een d. Welke toonladder heeft het dan? D, F of Dm?
Het is Dm, want er is een mol (D heeft 2 kruizen) dus moet het de toonladder F-majeur of D mineur zijn. Omdat de slotnoot een d is is het de toonladder van Dm.
Maak opdracht 28
Maak het rijtje af:
C - G - D - - - - - - - - - - -
3 kruizen aan de sleutel, de slotnoot is een a, de gebruikte toonladder in dit stuk is ______.
2 kruizen aan de sleutel, de slotnoot is een b, de gebruikte toonladder in dit stuk is ______.
2 mollen aan de sleutel, de slotnoot is een g, de gebruikte toonladder in dit stuk is ______.
4 kruizen aan de sleutel, de slotnoot is een cis, de gebruikte toonladder in dit stuk is ______.
1 kruizen aan de sleutel, de slotnoot is een g, de gebruikte toonladder in dit stuk is ______.